Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Verordening regelende het onderzoek door de raad 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening regelende het onderzoek door de raad 2002
CiteertitelVerordening regelende het onderzoek door de raad 2002
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum van publicatie is niet exact te achterhalen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2002nieuwe regeling

31-10-2002

Weekblad Bergen op Zoomse bode, 11-11-2002

Grif/10

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening regelende het onderzoek door de raad 2002

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

Gezien het voorstel van zijn voorzitter, GRIF/10;

Gelet op de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de

VERORDENING REGELENDE HET ONDERZOEK DOOR DE RAAD 2002

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • b.

    onderzoek: een onderzoek bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet;

  • c.

    commissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, lid 3, van de Gemeentewet.

  • d.

    getuigen en deskundigen: getuigen en deskundigen als bedoeld in de artikelen 155c en 155d van de Gemeentewet.

Artikel 2 Samenstelling

  • 1.

    De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2.

    De raad stelt in dezelfde vergadering waarin hij besluit tot het instellen van een onderzoek het aantal leden van de commissie vast.

  • 3.

    De leden van de commissie worden door de raad uit zijn middelen benoemd. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen.

  • 4.

    De leden van de commissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 3 Einde van het lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt, behoudens de situatie bedoeld in artikel 155a, lid 6, van de Gemeentewet op het moment waarop het betrokken lid ophoudt lid te zijn van de raad.

  • 2.

    De raad kan aan de leden der commissie, de voorzitter daarbij inbegrepen, te allen tijde ontslag verlenen, indien de motieven of omstandigheden die tot benoeming hebben geleid, niet of niet meer aanwezig zijn.

  • 3.

    Een commissielid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter van de raad.

  • 4.

    In vacatures die zijn ontstaan op grond van een van de gevallen bedoeld in het eerste tot en met het derde lid wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 5.

    Het lidmaatschap eindigt voorts op het moment dat de raad heeft besloten over de door de commissie uitgebrachte rapportage.

Artikel 4 Ambtelijke ondersteuning

  • 1.

    Het secretariaat van de commissie berust bij de griffier of een door deze aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 2.

    De griffier is eindverantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie en is (indien van toepassing) daartoe belast met het beheer van de gelden, toegestaan in de goedgekeurde begroting.

Artikel 5 Regels met betrekking tot het onderzoek

  • 1.

    Alle activiteiten van de leden en de aan de commissie toegevoegde medewerkers vallen onder de verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 2.

    Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stellen de voorzitter en de secretaris van de commissie een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

    - de uitvoering van de onderzoeksopdracht;

    - de eerste planning van de uit te voeren taken;

    - de taakverdeling;

    - de taak en rol van de voorzitter;

    - de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid;

    - de noodzaak van een informatieprotocol;

    - de archivering en classificering;

    - de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten;

    - de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;

    - de contacten met de pers. Dit plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de onderzoekscommissie besproken en, na eventuele wijzigingen, vastgesteld en ter kennisname toegezonden aan de raad.

  • 3.

    Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

Artikel 6 Nadere regels

  • 1.

    De raad kan nadere regels stellen aan de werkwijze van de commissie.

  • 2.

    De raad kan een termijn stellen waarbinnen de commissie aan hem verslag dient uit te brengen.

Artikel 7 Medewerking op vrijwillige basis

  • 1.

    De commissie kan, binnen het kader van de aan haar verstrekte opdracht, inlichtingen vragen aan andere dan de in artikel 155b, lid 1 van de Gemeentewet bedoelde personen.

  • 2.

    De commissie kan de personen genoemd in het eerste lid uitnodigen tot het bijwonen van een vergadering van de commissie voor het verstrekken van inlichtingen of adviezen.

Artikel 8 Vergaderingen

  • 1.

    De commissie vergadert zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt, of wanneer tenminste twee leden een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richten.

  • 2.

    De voorzitter stelt plaats, dag en aanvangstijdstip van de vergaderingen vast.

Artikel 9 Getuigen en deskundigen

  • 1.

    Een getuige en deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 2.

    De getuigen zijn verplicht een getuigenis af te leggen.

  • 3.

    De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 4.

    De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in artikel 155d, lid 1, van de Gemeentewet tenminste drie dagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

  • 5.

    De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op de plaats, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt.

  • 6.

    De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.

  • 7.

    De commissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve gesprekken voeren in beslotenheid.

  • 8.

    Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping behelst en door de aanwezige leden der commissie wordt ondertekend.

  • 9.

    Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van de weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend.

Artikel 10 Beroep op openbaar belang

  • 1.

    De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan de artikelen 155b, eerste en derde lid van de Gemeentewet en artikel 9, tweede lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De commissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het eerste lid op strijd met het openbaar belang kan wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 11 Geheimhouding

  • 1.

    De commissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen of van een belang, bedoeld in artikel 10, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 2.

    De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.

  • 3.

    Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de gemeenteraad. De leden bewaren omtrent de inhoud van zodanige bescheiden geheimhouding.

Artikel 12 Rapportage

  • 1.

    De commissie legt haar bevindingen neer in een rapport, waarin zij tevens conclusies en aanbevelingen opneemt.

  • 2.

    De commissie biedt de raad dit rapport aan. Een of meerdere door de commissie aangewezen leden kunnen in de vergadering van de raad het rapport van de commissie toelichten.

  • 3.

    De raad stelt een procedure vast volgens welke hij het rapport behandelt.

Artikel 13 Archivering

  • 1.

    Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de gemeenteraad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2.

    Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3.

    De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 22 december 2002.

  • 2.

    Zij kan worden aangehaald als “Verordening regelende het onderzoek door de raad 2002”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 oktober 2002.

De loco-secretaris, beoogd griffier, De voorzitter,

F.P. de Vos