Organisatie | De Wolden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke kindregelingen De Wolden |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke kindregelingen De Wolden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-10-2017 | Nieuwe regeling | 28-10-2017 Digitaal gemeenteblad | IX / 11 |
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aanvraag: een op verzoek van de ouders of verzorgers door een kindercentrum, of in het geval er sprake is van een Sociaal Medische Indicatie (SMI) of reguliere opvang bij re-integratie, door een gastouderbureau ingediende aanvraag om subsidie voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een gemeentelijke kindregeling krachtens deze verordening;
plan van aanpak: document waarin de betrokken professional zijn bevindingen ten aanzien van de gezinssituatie vastlegt en waarin de in overleg met de ouder te nemen maatregelen zijn omschreven met als doel de knelpunten en mogelijke achterstanden bij het kind of ouder op te lossen of te verminderen;
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen tot 01-01-2018 en de Wet Kinderopvang vanaf 0-01-2018.
Hoofdstuk 2 Procedure ouder en professional
Een ouder kan zich rechtstreeks tot het kindercentrum van zijn keuze wenden om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplaats. Indien een professional al betrokken is bij het gezin kan de ouder zich ook tot deze persoon wenden. De professional gaat hierover een gesprek aan met de ouder.
Het kindercentrum of de professional beoordeelt of de ouder voor een voorliggende voorziening in aanmerking komt of dat de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk in de vraag om opvang kan voorzien. Zijn hier geen mogelijkheden voor, dan beoordeelt de professional of en zo ja voor welke kindregeling het kind in aanmerking komt.
De ouder dient in ruil voor het gebruik maken van een kindplaats wederkerigheid te verrichten voor minimaal 4 uur per week gemiddeld per jaar gedurende de periode van plaatsing van het kind. De wederkerigheid heeft tot doel iedere ouder of verzorger van een kind te laten participeren in onze samenleving.
Hoofdstuk 3 Procedure subsidieverlening
De subsidieaanvraag wordt uiterlijk 1 juni ingediend voorafgaande aan het kalanderjaar waar de subsidie betrekking op heeft, met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier. Het college kan in bijzondere gevallen een andere datum vaststellen. Bij niet tijdige indiening van de aanvraag kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.
De subsidieaanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:
a. naam, adres, LRKP-registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder;
i. een overzicht van de reeds bezette kindplaatsen per 1 april van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar, uitgesplitst naar aantallen, NAW gegevens van de kinderen en het type kindregeling;
ii. een schatting van het aantal meer of minder af te nemen kindplaatsen in het subsidiejaar uitgesplitst naar type kindregeling met een onderbouwing daarvan;
iii. vermelding of de locatie voldoet aan de voorwaarden van een kindercentrum conform artikel 1 sub g of VVE-kindercentrum conform artikel 1 sub y van onderhavige verordening; en
iv. een begroting op basis van de vergoedingen conform onderhavige verordening.
Overige gegevens die het college nodig acht om een besluit te nemen op de aanvraag. Wanneer gedurende het subsidiejaar het aantal kindplaatsen meer bedraagt dan het aantal bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder b, sub ii, waarvoor reeds subsidie is verleend, dient het kindercentrum of gastouderbureau voor het extra aantal kindplaatsen een afzonderlijke subsidieaanvraag in.
De te verlenen subsidie voor het in de subsidieaanvraag vermelde aantal kindplaatsen wordt bepaald op basis van het jaarlijks per kindregeling vastgestelde maximum uurtarief, omgerekend naar een openstelling van:
a. Peuterspelen: maximaal 41 weken per kalenderjaar, waarbij gerekend wordt met het maximale uurtarief welke de belastingdienst hanteert voor het berekenen van de kinderopvangtoeslag, over maximaal 7 uur peuterspelen per week verdeeld over 2 dag delen onder aftrek van de vast te stellen ouderbijdrage zoals bedoeld in artikel 7 lid 5. (2017=€ 7,18 per uur).
1. Ouder zonder kinderopvangtoeslag: voor een kind wiens ouder geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag is de subsidie maximaal 46 weken per kalenderjaar voor minimaal 10 uur en maximaal 14 uur kinderopvang per week.
2. Ouder met kinderopvangtoeslag: voor een kind wiens ouder wel aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag is de subsidie maximaal 46 weken per kalenderjaar voor maximaal 7 uur per week. Ouders dienen hierbij de eerste 7 uur zelf te betalen en ontvangen hiervoor kinderopvangtoeslag. De tweede 3 tot 7 uur kan worden gesubsidieerd.
3. De eerste zeven uren onder aftrek van eigen bijdrage worden gesubsidieerd indien het VVE/kindcentrum voldoet aan de-kwaliteitsnorm zoals het college heeft vastgesteld in de lijn van het Inspectiekader VVE. De overige VVE uren worden volledig vergoed zonder eigen bijdrage.
4. Alle VVE uren worden gesubsidieerd op basis van het maximale uurtarief Peuterspelen met een opslag van €2,- per afgenomen uur onder aftrek van de vastgestelde ouderbijdrage.
c. SMI: maximaal 52 weken per kalenderjaar, waarbij gerekend wordt met het maximum uurtarief voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand.
d. Re-integratie: maximaal 52 weken per kalenderjaar, waarbij de eigen bijdrage van de ouders wordt vergoed conform het maximum uurtarief voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen van de ouder en wordt weergegeven in een zogenaamde kinderopvangtoeslagtabel. (VNG)
Het college sluit voor het bepalen van het subsidiebedrag op voornoemde kindregelingen aan bij de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2017. Indien de eigen bijdrage zoals neergelegd in de tabel wijzigt, verandert de subsidiëring door de gemeente evenredig mee. De ouderbijdrage wordt in mindering gebracht op het feitelijk uurtarief waarbij rekening wordt gehouden met de vastgestelde maximale tarieven.
Artikel 8 Tussentijdse melding kindplaatsen
Het kindercentrum of gastouderbureau maakt gedurende het subsidiejaar zo spoedig mogelijk melding bij het college van ieder kind waarvan de ouder voor de resterende periode van dat jaar niet langer gebruik wenst te maken van een kindplaats en van ieder nieuw kind waarvan de ouder gedurende het subsidiejaar in aanmerking wenst te komen voor een kindplaats.
Artikel 11 Subsidievoorwaarden peuterspelen
Om voor subsidie op grond van de kindregeling peuterspelen in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Artikel 12 Voorwaarden Voor- en Vroegschoolse educatie
Om voor subsidie voor een kindplaats voor een kind met een VVE-indicatie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de opvang wordt aangevraagd voor een peuter met een achterstand;
b. de opvang vindt plaats in een LRKP-geregistreerd kindercentrum, niet zijnde gastouderopvang;
c. het kindercentrum dient deel te nemen aan de VVE-monitor;
d. het kindercentrum dient structureel samen te werken met een school binnen het Primair Onderwijs in De Wolden;
e. het kindercentrum rapporteert bevindingen aan de verwijzer;
f. het kindercentrum dient samen met de ouder een plan op te stellen waarin gezamenlijk gewerkt wordt aan het verminderen van de achterstand en ziet toe op de voortgang, en
g. het kindercentrum dient melding te maken aan de GGD en VVE-Kenniscentrum zodra het kind is geplaatst;
h. het kindercentrum werkt conform het OCW inspectiekader VVE.
Een kindercentrum dat in het LRKP VVE-geregistreerd wenst te zijn dient te werken conform het OCW Inspectiekader VVE en te voldoen aan de volgende voorwaarden blijkend uit de jaarlijkse rapportage van de GGD-inspectie:
a. de locatie voldoet aan de wettelijke VVE-kwaliteit;
b. de beroepskrachten zijn in het bezit van een diploma of certificaat van een VVE-programma conform de databank effectieve jeugdinterventies zoals weergegeven op www.NJI.nl.;
c. alle beroepskrachten zijn in het bezit van een diploma of certificaat van minimaal 3F voor lees- en mondelinge vaardigheid en 2F schriftelijke vaardigheid.
Indien uit de inspectie blijkt dat locatie of medewerkers niet voldoen aan één van de bovengenoemde voorwaarden start de handhavingsprocedure zoals opgenomen in de “Beleidsregels toezicht en handhaving Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Gemeente De Wolden”. Indien blijkt dat de VVE-kwaliteit op het kindercentrum ondanks de hersteltermijn en tweede inspectie nog niet voldoet aan de in deze verordening genoemde voorwaarden wordt na ontvangst van de rapportage het maximale tarief vastgesteld zonder VVE-toeslag. Ingangsdatum is de eerste van de eerstvolgende maand na ontvangst van het eerste inspectierapport waarin melding werd gemaakt dat het VVE-kindercentrum niet voldeed aan de gestelde voorwaarden. De gewijzigde tariefstelling wordt verrekend bij de subsidievaststelling.
Indien uit de inspectie blijkt dat de locatie of medewerkers voldoen aan de VVE-kwaliteitseisen is na ontvangst van het GGD-inspectierapport met ingang van de eerste van de eerstvolgende maand het VVE-tarief van toepassing voor de geplaatste VVE-kinderen. De gewijzigde tariefstelling wordt verrekend bij de subsidievaststelling.
Artikel 13 Voorwaarden Sociaal Medische Indicatie
Om voor subsidie voor een kindplaats voor een kind met een SMI in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
er is vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie waardoor de ouder tijdelijk niet in staat is de verzorging of betaling van de opvang op zich te nemen, of de noodzaak voor kinderopvang blijkt uit andere stukken van een huisarts of andere instellingen voor zover die een sociaal of medisch oordeel kunnen vormen over de ouder of het betreffende kind, en
gezinscoach (CJG) of onafhankelijk arts beoordeelt of er een kindregeling SMI noodzakelijk is, voor welke omvang en voor welke duur en geeft hier een indicatie voor af en legt dit vast in een plan van aanpak; en uit het plan van aanpak blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen; en de opvang vindt plaats in een kindercentrum of bij een gastouder.
Hoofdstuk 5 Procedure subsidievaststelling
Artikel 15 Subsidievaststelling
1. Het kindercentrum of gastouderbureau dient uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is vermeld.
2. Bij subsidieverleningen van € 100.000,- of meer wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling een controleverklaring van de accountant overgelegd, tenzij bij de subsidievaststelling over de reguliere werkzaamheden van een bepaalde instelling al een accountsverklaring is overgelegd.
3. De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:
een overzicht van het kindercentrum dat de kinderopvang heeft verzorgd of gastouderbureau dat bemiddeld heeft bij de opvang, waarop de daadwerkelijke afname per kind inzichtelijk is. De verantwoording bevat per kind de volgende gegevens: i. het type kindregeling; ii. het aantal uren kinderopvang; iii. de kostprijs per uur; en iv. de aanvangs- en einddatum van de opvang;
4. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.
5. Het college beslist binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verdaagd
6. De subsidie voor de kindregelingen peuterspelen, VVE, SMI en reguliere opvang bij re-integratie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke aantal afgenomen uren kinderopvang in het betreffende subsidietijdvak en het daarvoor geldende tarief.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 16 Verplichting van de subsidie-ontvanger
Het kindercentrum of het gastouderbureau is verplicht met de ouder van een te plaatsen kind een plaatsingscontract te sluiten.
Artikel 17 Nieuwe feiten en omstandigheden
Het kindercentrum of het gastouderbureau doet op verzoek van het college of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van de beslissing tot subsidiëring van de kindregeling.