Organisatie | Waterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Waterland 2009 |
Citeertitel | Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Waterland 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet gemeentelijke antidisciminatievoorzieningen, art. 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-02-2010 | 01-01-2010 | Nieuwe regeling | 04-02-2010 Ons Streekblad, 18-02-2010 | Onbekend |
De raad van de gemeente Waterland
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
Gelet op artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidisciminatievoorzieningen;
Overwegende dat de raad bij verordening regels kan stellen met betrekking tot de inrichting van de antidiscriminatievoorziening en de uitvoering door die voorziening van de taak.
Vast te stellen de Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Waterland 2009
Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.
Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.
Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van het besluit regelt in ieder geval:
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 4 februari 2010
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
drs. E.G.H. Dijk mr. E.F. Jongmans
Artikel 1 van de wet legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening. In artikel 2, tweede lid, van de wet is opgenomen dat de gemeenteraad “met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vaststelt omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening, bedoeld in artikel 1, en de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.” De wet is als bijlage toegevoegd aan deze verordening.
De wet is nader ingevuld in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld op 16 september 2009, het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Het besluit is als bijlage toegevoegd aan deze verordening. Nu veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in het besluit, kan deze verordening beknopt blijven.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.
Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid met de omgang met gegevens zal worden toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en de antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.
De antidiscriminatievoorziening dient aan te geven of ze beschikt over een opleidingprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Ook moet de antidiscriminatievoorziening aangeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen. Het landelijke expertisebureau van Art.1 kan de opleidingen en cursussen verzorgen.
De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet-fysiek kan melden. De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt
zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend. Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon, brief of email om de klacht te melden of in te dienen. Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.
Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en de antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.
De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een (bestaande) regionale antidiscriminatievoorziening. Ook kan de gemeente aansluiting zoeken bij het regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar politie, openbaar ministerie en antidiscriminatievoorzieningen overleg voeren over discriminatie incidenten en deze in zaaksoverzichten opnemen. Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket. Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.
Artikel 13 betreft de verslaglegging door de gemeenten over de door de antidiscriminatievoorziening geregistreerde klachten. In het verslag wordt een onderverdeling gemaakt naar grond van onderscheid of discriminatie, maatschappelijk terrein, aard van de klacht, plaats van het voorval en wijze van behandeling. De grond van onderscheid of discriminatie betekent een verwijzing naar de wettelijke grondslag die in het geding is, zoals opgesomd in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.
Het maatschappelijk terrein kan zijn: arbeidsmarkt, collectieve voorzieningen, buurt/wijk, commerciële dienstverlening, horeca, politie, publieke of politieke opinie, publieke ruimte, onderwijs, media, privésfeer of sport en recreatie. De aard van de klacht is bijvoorbeeld: omstreden behandeling, vijandige bejegening, geweld, bedreiging, vernieling, mishandeling, gewelddadige groepsconfrontatie of overig. Plaats van het voorval betreft: gemeente of stadsdeel waar het incident heeft plaatsgevonden. Wijze van behandeling houdt in op welke manier de klacht afgehandeld is, bijvoorbeeld informatie, advies, registratie, luisterend oor, ondersteuning bij procedures, bemiddeling of onderzoek. Er wordt een formulier ontwikkeld waarop de gronden van onderscheid of discriminatie, de maatschappelijke terreinen, de aarden van de klacht, plaatsen van voorval en wijzen van behandeling worden opgesomd, zodat ze kunnen worden aangevinkt. Dit formulier zal bij ministeriële regeling op grond van artikel 2, vierde lid, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen worden vastgesteld.