Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Apeldoorn

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Apeldoorn 2017.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieApeldoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Apeldoorn 2017.
CiteertitelBeleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Apeldoorn 2017.
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2017Onbekend

12-09-2017

Officielebekendmakingen.nl d.d. 9 oktober 2017

2017-076527

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Apeldoorn 2017.

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten vast te stellen de:

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Apeldoorn 2017.

 

 

Indeling Beleidslijn

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

Begripsomschrijvingen en toepassing

 

Hoofdstuk 2 Toepassing Wet Bibob in Apeldoorn

  • 2.

    1 Inleiding

  • 2.

    2 Doelstelling Wet Bibob

  • 2.

    3 Werking Wet Bibob

  • 2.

    4 Apeldoorns Bibob beleid

Hoofdstuk 3 Uitvoering Bibob-toets

  • 3.

    1 Eigen onderzoek

  • 3.

    2 Adviesvraag Landelijke Bureau Bibob

  • 3.

    3 Niet (volledig) invullen Bibob-vragenformulieren

  • 3.

    4 Informatieplicht

  • 3.

    5 Adviestermijnen bij een beschikking

  • 3.

    6 Gevolgen van Bibob-toets

Hoofdstuk 4 Publiekrechtelijke beschikkingen

  • 4.

    1 Aanvragen om vergunning voor: Drank- en Horeca, alcoholvrij bedrijf, seksinrichting en escortbedrijf, speelautomaten(hal), vuurwerk, kamerverhuurpand

  • 4.

    2 Aanvragen om vergunning voor: melding leidinggevende Drank- en Horecavergunning, evenement, (markt)standplaats

  • 4.

    3 Aanvragen omgevingsvergunning bouwen

  • 4.

    4 Aanvragen omgevingsvergunning milieu

  • 4.

    5 Subsidies

  • 4.

    6 Bestuursorgaan altijd bevoegd tot Bibob-toets bij signalen

  • 4.

    7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Hoofdstuk 5 Privaatrechtelijke transacties

  • 5.

    1 Aanbestedingen

  • 5.

    2 Verhuur van onroerend goed

  • 5.

    3 Verkoop van vastgoed

  • 5.

    4 Gronduitgifte

  • 5.

    5 Toepassingsbereik bij reeds gesloten transacties

Hoofdstuk 6 Intrekken oude beleidslijn en datum inwerkingtreding 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Apeldoorn

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;

    • c.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een beschikking, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    • d.

      beschikking: een besluit op een aanvraag om een vergunning, een subsidie, alsmede een besluit op een aanvraag om een toekenning of ontheffing waarop de Wet Bibob kan worden toegepast.

    • e.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet Bibob door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

    • f.

      Bibob-toets: het onderzoek door het bestuursorgaan, de rechtspersoon met een overheidstaak of het Landelijk Bureau Bibob of, en zo ja in hoeverre, sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3, 4 en 9 van de Wet Bibob.

    • g.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum

    • h.

      het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob

 

Artikel 1.2 Toepassing beleidslijn

Onderhavige beleidslijn ziet uitsluitend op de toepassing van de Wet Bibob door het bestuursorgaan en de rechtspersoon met de overheidstaak. Deze beleidslijn laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wetgeving op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij besluitvorming worden betrokken.

 

Artikel 1.3 Afwijking van beleidslijn

Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Dit betekent bijvoorbeeld dat bij de uitvoering van een Bibob-toets kan worden afgeweken van het bepaalde in deze beleidslijn. Een voorbeeld is dat het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak een Bibob-toets kan uitvoeren in gevallen die niet zijn genoemd in deze beleidslijn, maar waar de Wet Bibob het bestuursorgaan en de rechtspersoon met een overheidstaak deze bevoegdheid wel geeft.

 

Hoofdstuk 2: Toepassing Wet Bibob in Apeldoorn

 

Artikel 2.1 Inleiding

In deze inleiding op de beleidslijn wordt de doelstelling en de werking van de Wet Bibob beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de Apeldoornse uitgangspunten en de vertaling hiervan in deze beleidslijn. De uitwerking van een lokale beleidslijn is noodzakelijk, omdat de gemeente een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij de toepassing van de Wet Bibob. Deze beleidslijn biedt een kader waarbinnen de Wet Bibob wordt toegepast in Apeldoorn. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor toetsing door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument, is het van belang dat de inzet van het Bibob-instrumentarium volgens een duidelijk en transparant proces verloopt.

 

Artikel 2.2 Doelstelling Wet Bibob

Het doel van de Wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De Wet Bibob heeft een preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert, door bijvoorbeeld vergunningen te verstrekken, subsidies te verstrekken of vastgoedtransacties aan te gaan. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

 

Artikel 2.3 Werking Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk diepgaand onderzoek te verrichten naar de achtergrond van een persoon of een onderneming middels eigen onderzoek en/of het vragen van advies aan het Bureau. Het Bibob-instrumentarium is van toepassing op de in de Wet Bibob aangewezen vergunningen, subsidies, bepaalde categorieën overheidsopdrachten en vastgoedtransacties.

Tot op heden heeft de gemeente Apeldoorn de Wet Bibob met name toegepast op vergunningen. Een vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (a-grond) of om strafbare feiten te plegen (b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 3, eerste lid, Wet Bibob

  • 1.

    Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven, dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

    • a.

      Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

    • b.

      Strafbare feiten te plegen.

Bij de beoordeling van de a-grond worden strafbare feiten betrokken waarmee geld kan worden verdiend, zoals witwassen, drugshandel en (belasting)fraude. Er hoeft niet te worden aangetoond dat dit vermogen daadwerkelijk in de onderneming wordt geïnvesteerd. Voor het aannemen van een ernstig gevaar is het voldoende dat het aannemelijk is dat de feiten zijn gepleegd, het voordeel groot is en dat het voordeel niet is ontnomen.

Ten aanzien van de b-grond gaat de Wet Bibob er van uit dat iemand die in het (recente) verleden vaak genoeg strafbare feiten heeft gepleegd, dit in de toekomst opnieuw kan doen. Die strafbare feiten moeten wel zijn gepleegd bij activiteiten die samenhangen of overeenkomen met de activiteiten waarop de vergunning ziet.

Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob wordt, naast de integriteit van de ondernemer, ook de integriteit van de zakelijke partners beoordeeld (zakelijk samenwerkingsverband). Dit betekent dat zowel de persoon van de aanvrager, maar ook de met hem in verband te brengen personen kunnen worden getoetst, zoals onder meer personen die direct of indirect leiding geven, zeggenschap uitoefenen, vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten of onderneming. Maar ook de organisatiestructuur of wijze van financieren kan worden onderzocht.

 

Artikel 2.4 Apeldoorns Bibob beleid

De gemeente Apeldoorn benadrukt dat het Bibob-instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvulling op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren. Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak dient nadrukkelijk eerst de mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt. Als bijvoorbeeld een vergunning kan worden geweigerd op grond van de Drank- en Horecawet, is deze wet voorliggend.

De gemeente Apeldoorn vindt het onwenselijk, disproportioneel, maar ook praktisch ondoenlijk, om het Bibob-instrumentarium in te zetten bij elke aanvraag waarop de Wet Bibob van toepassing is. Het instrument wordt vooral ingezet waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is. Door het instrumentarium gericht in te zetten worden administratieve lasten voor aanvragers beperkt en worden bonafide ondernemers zoveel mogelijk ontzien. In deze beleidslijn is dan ook de keuze gemaakt om bij bepaalde categorieën aanvragen dan wel bij signalen van een vermoeden van ‘ernstig gevaar‘ een Bibob-toets uit te voeren.

Bij het starten van een Bibob-toets wordt betrokkene verzocht om een vragenformulier in te vullen. Bij ministeriele regeling zijn Bibob-vragenformulieren vastgesteld op grond van artikel 30 van de Wet Bibob. De gemeente Apeldoorn kiest er voor om niet te werken met deze vragenformulieren vanuit het oogpunt van lastenverlichting voor de aanvragers. Het RIEC heeft de vragenformulieren ingekort en gebruiksvriendelijker opgesteld. De gemeente Apeldoorn kiest ervoor om te werken met de vragenformulieren van het RIEC, om zodoende regionaal dezelfde werkwijze toe te passen en hiermee het waterbedeffect en dus de verplaatsing van criminele activiteiten te verkleinen.

 

Hoofdstuk 3 Uitvoering Bibob-toets

 

Artikel 3.1 Eigen onderzoek

Een toetsing aan de Wet Bibob is in beginsel een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te onderzoeken en te controleren. Hierbij moet het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Dit maakt dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten.

Indien een Bibob-toets wordt uitgevoerd, dan zal betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren ook de Bibob-vragenformulieren moeten invullen en inleveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in ieder geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en zo nodig aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten. Zoals reeds aangehaald in artikel 2.4 van dit beleid, wijkt de gemeente Apeldoorn af van het landelijk model voor de vragenformulieren en is er gekozen om te werken met de regionale vragenformulieren opgesteld door het RIEC.

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning. Daarop volgt het eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Eigen onderzoek

Aan de hand van een vragenformulier wordt betrokkene verzocht om diverse gegevens en informatie aan te leveren. Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie.

Tijdens het eigen onderzoek kunnen zo nodig de volgende stappen worden gezet:

  • -

    het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan open en gesloten bronnen raadplegen zoals de Kamer van Koophandel, het Kadaster, justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens;

  • -

    het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan betrokkene uitnodigen voor een gesprek;

  • -

    het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als er nadien vragen blijven bestaan of er zijn signalen van ‘ernstig gevaar’, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, dan wordt advies gevraagd aan het Bureau.

N.B. Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan afwijken van bovenstaande werkwijze als de omstandigheden van het geval hiertoe aanleiding geven.

 

Artikel 3.2 Adviesvraag Landelijk Bureau Bibob

In vervolg op het eigen onderzoek kan advies worden gevraagd aan het Bureau.

In ieder geval kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, gegadigde of wederpartij en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden activiteiten;

  • d.

    de officier van justitie het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen;

  • e.

    het Bureau het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.

 

Artikel 3.3 Niet (volledig) invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling laten ingeval de aanvrager de Bibob-vragenformulieren niet of niet volledig invult, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om het Bibob-vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen (herstelmogelijkheid artikel 4:5 Awb).

  • 2.

    Ingeval van een (voorgenomen) privaatrechtelijke transactie kan het bestuursorgaan de onderhandelingen afbreken indien de beoogde contractpartij de Bibob-vragenformulieren niet of niet volledig invult, mits de contractpartij in de gelegenheid is gesteld om het Bibob-vragenformulier alsnog in te vullen.

  • 3.

    Indien sprake is een situatie zoals bedoeld in artikel 4 juncto artikel 30, derde lid, van de Wet Bibob, (reeds verleende beschikking) kan het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak in geval van het niet (volledig) invullen van het Bibob-vragenformulier, na mogelijkheid van herstel:

    • a.

      een verleende beschikking intrekken;

    • b.

      een privaatrechtelijke overeenkomst opschorten of ontbinden en/of;

    • c.

      een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie beëindigen.

Op grond van artikel 4 van de Wet Bibob wordt de weigering van betrokkene om een Bibob-vragenformulier volledig in te vullen in geval van een reeds verleende beschikking of een reeds gesloten overeenkomst namelijk aangemerkt als ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Artikel 3.4 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 Wet Bibob. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    Indien het advies van het Bureau leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een aanbesteding niet te gunnen dan wel de overeenkomst te ontbinden of geen vastgoedtransactie aan te gaan dan wel deze te beëindigen, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gewezen op zijn geheimhoudingsplicht met betrekking tot gegevens over een derde als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

 

Artikel 3.5 Adviestermijnen bij een beschikking

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau wordt, op grond van artikel 31 van de Wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd door het bestuursorgaan en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de Wet Bibob.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het Bureau de mogelijkheid om de termijn te verlengen conform het gestelde in artikel 15, derde lid, van de Wet Bibob.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Wet Bibob, kan leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

Artikel 3.6 Gevolgen van een Bibob-toets

  • 1.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan overgaan tot een negatief besluit op de aanvraag van een beschikking of de intrekking van een beschikking, dan wel het niet aangaan van een vastgoedtransactie of het beëindigen van een overeenkomst, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstige gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan gemotiveerd afwijken van het advies van het Bureau.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is om negatief te beschikken op een aanvraag om de beschikking, op een inschrijving op een overheidsopdracht, of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene conform artikel 33 Wet Bibob in de gelegenheid gesteld om daartegen een zienswijze in te brengen. Het voorgaande is ook van toepassing indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is een beschikking in te trekken dan wel een overeenkomst te beëindigen.

  • 4.

    het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar aan een beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar. De rechtspersoon met een overheidstaak kan bij een mindere mate van gevaar extra voorwaarden opnemen in de overeenkomst die zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar.

  • 5.

    De beslissing van het bestuursorgaan om advies te vragen aan het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een beschikking te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. Een door het bestuursorgaan op grond van Wet Bibob genomen negatief besluit op een aanvraag om een beschikking naar aanleiding van een advies van het Bureau is wel vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 6.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies conform artikel 29 van de Wet Bibob gedurende twee jaren gebruiken, ook in verband met andere beslissingen.

 

Hoofdstuk 4: Publiekrechtelijke beschikkingen

De toepassing van de Wet Bibob zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

 

Artikel 4.1 Drank- en Horeca, alcoholvrij bedrijf, seksinrichting en escortbedrijf, speelautomaten(hal), vuurwerk en kamerverhuurpand

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecavergunning);

  • b.

    artikel 2.33A van de Algemene plaatselijke verordening (vergunning alcoholvrij bedrijf);

  • c.

    artikel 3.4 van de Algemene plaatselijke verordening (seksinrichting en escortbedrijf);

  • d.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen en de artikelen 2.39A en 2.40B van de Algemene plaatselijke verordening (speelautomatenvergunning en speelautomatenhal);

  • e.

    artikel 2.72 van de Algemene plaatselijke verordening (vuurwerkverkoopvergunning);

  • f.

    artikel 5.47 van de Algemene plaatselijke verordening (omzettingsvergunning kamerverhuurpand).

Toelichting

Alle in dit artikel genoemde branches kennen een verhoogd risico op criminele inmenging. Dit betekent dat in beginsel bij elke aanvraag om een bovengenoemde vergunning de Wet Bibob wordt toegepast.

Drank- en Horecavergunning en alcoholvrij bedrijf

Ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt het beleid van de afgelopen jaren voortgezet. Bij aanvragen om bovengenoemde vergunningen wordt het Bibob-instrument standaard ingezet. Deze handelswijze heeft een sterk preventief karakter.

Deze beleidslijn ziet in beginsel niet op een paracommerciële instelling als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (zoals een kantine van een sportvereniging of een buurthuis). Indien er echter aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat bij de aanvraag sprake is van een ‘ernstige mate van gevaar’ als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, dan kan worden besloten tot een Bibob-toets. Zie hiervoor ook artikel 4.6 van dit beleid.

Conform landelijke richtlijnen worden alle aanvragen om vergunningen voor coffeeshops getoetst aan de Wet Bibob. De gemeente Apeldoorn kent echter geen exploitatievergunningstelsel voor coffeeshops. Een exploitant van een coffeeshop heeft wel in alle gevallen een vergunning alcoholvrij bedrijf nodig. Een Bibob-toets op een aanvraag om een vergunning alcoholvrij bedrijf biedt dan ook mede de mogelijkheid om coffeeshops te toetsen aan de Wet Bibob.

Seksinrichting en escortbedrijf

Seksinrichtingen en escortbedrijven vormen een kwetsbare branche gezien de risico’s op uitbuiting en mensenhandel. Om deze reden wordt een aanvraag altijd getoetst aan de Wet Bibob.

Speelautomatenvergunning en speelautomatenhal

In de Apv is vastgelegd dat een maximaal aantal vergunningen kan worden verleend voor de exploitatie van een speelautomatenhal. Speelautomatenhallen worden als potentieel criminogeen aangemerkt, gelet op de hoeveelheid cash geld die omgaat in die branche. Om deze reden vindt op elke aanvraag een Bibob-toets plaats.

Vuurwerk

De vuurwerkbranche wordt als potentieel criminogeen aangemerkt, omdat in korte tijd veel geld kan worden verdiend. Voor vuurwerkverkoop is een vergunning benodigd op grond van zowel de Apv als het Vuurwerkbesluit. Dit betekent in de praktijk een samenwerkingsverband tussen het bestuursorgaan en de Omgevingsdienst Veluwe IJssel. De regie voor het uitvoeren van een Bibob-toets ligt bij het bestuursorgaan.

Kamerverhuurpand

De uitbreiding van de Wet Bibob ten aanzien van kamerverhuurpanden is mede tot stand gekomen om de problematiek rondom fraude met vastgoed, waaronder huisjesmelkers, aan te pakken. Nu deze branche door de wetgever wordt aangemerkt als een risicobranche, is ervoor gekozen om altijd te toetsen op aanvragen om omzettingsvergunningen voor kamerverhuurpanden.

 

Artikel 4.2 Melding leidinggevende Drank- en Horecavergunning, evenement en (markt)standplaats

In geval van onderstaande aanvragen wordt een Bibob-toets in beginsel uitgevoerd als er vanuit:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of;

  • -

    het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

  • a.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 30a Drank- en Horecawet (melding wijziging leidinggevende);

  • b.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.25 van de Algemene plaatselijke verordening (evenementenvergunning);

  • c.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 5.18 van de Algemene plaatselijke verordening (standplaatsvergunning);

  • d.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 5 van de Marktverordening (marktstandplaatsvergunning),

N.B. Indien het evenement ziet op een vechtsportgala, dan wordt het Bibob-instrumentarium altijd ingezet.

Toelichting

Melding wijziging leidinggevende Drank- en Horecavergunning

Conform artikel 4.1 van dit beleid wordt op elke aanvraag om een Drank- en Horecavergunning een Bibob-toets uitgevoerd. De ervaringen in Apeldoorn geven geen aanleiding om ook elke melding tot bijschrijving dan wel wijziging van een leidinggevende te toetsen aan de Wet Bibob. Bij signalen en/of vermoedens dat een wijziging van een leidinggevende zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan een Bibob-onderzoek worden gestart.

Evenementenvergunning

In het proces van vergunningverlening zijn meerdere checks ingebouwd om te voorkomen dat de gemeente ongewild criminele activiteiten faciliteert. Bovendien geven de ervaringen tot nu toe geen aanleiding om op iedere aanvraag om een evenementenvergunning een Bibob-toets uit te voeren.

Het Bibob-instrument wordt wel standaard ingezet bij een aanvraag om een evenementenvergunning, indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportgala. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat de georganiseerde criminaliteit invloed heeft op de organisatie van dit type evenement.

Standplaatsvergunning en marktstandplaatsvergunning

Ten aanzien van standplaatsvergunningen wordt het beleid van vorige jaren aangescherpt. Eerder werden dergelijke aanvragen niet getoetst aan de Wet Bibob. Nu kiest de gemeente Apeldoorn voor het signaal gestuurd toetsen van een aanvraag om een standplaatsvergunning. Het bovenstaande geldt ook voor marktstandplaatsen.

 

Artikel 4.3 Aanvragen omgevingsvergunning bouwen

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets, indien:

    • a.

      de aanvraag valt onder de volgende risico-branches:

      • -

        Bel- en internetwinkels

      • -

        Autobranche (denk o.a. aan autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven, autodemontage)

      • -

        Bedrijven aan huis

      • -

        Woonwagen- en kermisterreinen

      • -

        Recreatieparken

      • -

        Wellnessbranche (denk o.a. aan massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s, kapsalons)

      • -

        Agrarische bedrijven (denk o.a. aan transportbewegingen en –routes)

      • -

        Kamerverhuurpanden

      • -

        Seksinrichtingen en escortbedrijven

      • -

        Horeca-inrichtingen

      • -

        Motorclubs, Outlaw Motor Gangs (OMG) en daaraan gerelateerde clubs, en/of;

    • b.

      de aanvraag ziet op een bouwplan met een bouwsom hoger dan € 1.000.000,-.

  • 2.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo, en die aanvraag niet ziet op de branches zoals genoemd in het eerste lid, zal het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets als er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • -

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip);

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    Een Bibob-toets wordt niet toegepast, indien de aanvraag afkomstig is van:

    • -

      Overheidsinstanties;

    • -

      Semi-overheidsinstanties.

 

Toelichting

Uitgangspunt is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaatsvindt en dat de toepassing beperkt blijft tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het betrokken bouwwerk op enige wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden.

Het drempelbedrag voor het uitvoeren van een Bibob-toets is gesteld op € 1.000.000,-. Hierbij wordt niet uitgegaan van de bouwkosten die aanvrager opgeeft, maar van de bouwkosten die door het bestuursorgaan in het kader van de legesverordening en bijbehorende tarieventabel zijn beoordeeld en mogelijk ambtshalve zijn verhoogd.

De genoemde risico branches zijn niet uitputtend en kunnen worden aangepast bij gewijzigde omstandigheden en nieuwe inzichten. Daarnaast is het mogelijk om signaal gestuurd te toetsen op een aanvraag die ziet op een branche die niet in deze beleidslijn is genoemd.

De aanvrager van een omgevingsvergunning bouwen is vaak slechts een schakel bij deze zaaksgebonden vergunning. Het is gebruikelijk dat anderen dan de toekomstige eigenaar of gebruiker een omgevingsvergunning aanvragen (bijvoorbeeld architect of projectontwikkelaar). Daarom is het Bibob-instrumentarium ook van toepassing op degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een aanvrager kan worden gelijkgesteld.

 

Artikel 4.4 Aanvragen omgevingsvergunning milieu

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo, die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wabo (omgevingsvergunning Wet Milieubeheer), kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets als er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • -

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo, die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets), zal het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets, indien:

    • a.

      de aanvraag valt onder de volgende risico-branches:

      • -

        Afvalbranche (denk o.a. aan metaalverwerkingsbedrijven en stortplaatsen)

      • -

        Op- en overslagbedrijven

      • -

        Autobranche (denk o.a. aan autodemontage- en autosloopbedrijven)

      • -

        Vuurwerkbranche

      • -

        Agrarische bedrijven (denk o.a. aan agrarische aannemers en grondbedrijven)

      • -

        Transportsector

    • b.

      Onverminderd de genoemde risico-branches, zal het bestuursorgaan ook uitvoering geven aan een Bibob-toets als er vanuit:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • -

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • -

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    Een Bibob-toets wordt niet toegepast, indien de aanvraag afkomstig is van:

    • -

      Overheidsinstanties;

    • -

      Semi-overheidsinstanties.

 

Toelichting

Dit artikel heeft betrekking op de aanvragen om een omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets. Voor beide vergunningen geldt dat in het geval van een risico-branche altijd wordt getoetst aan de Wet Bibob (zie lid 1 en 2). In overige gevallen kan signaal gestuurd een Bibob-toets worden uitgevoerd (zie lid 3).

In het geval dat een aanvraag om omgevingsvergunning ziet op zowel een bouwactiviteit (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo) als een milieu-activiteit (artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e of i van de Wabo), dan ligt de regie voor het uitvoeren van een Bibob-toets bij de Omgevingsdienst Veluwe IJssel.

 

Artikel 4.5 Subsidies

  • 1.

    Voor de toepassing van de Wet Bibob op subsidies wordt aangesloten bij hetgeen is bepaald in de Algemene subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn.

  • 2.

    a De Algemene subsidieverordening kent de volgende subsidiesoorten:

    • -

      incidentele subsidies

    • -

      structurele subsidies

      • b.

        De Algemene subsidieverordening kent de volgende subsidie categorieën:

    • -

      subsidies tot en met € 10.000;

    • -

      subsidies van meer dan € 10.000 tot en met € 200.000;

    • -

      subsidies van meer dan € 200.000.

  • 3.

    Ingeval van een aanvraag om een subsidie, zoals bedoeld in het tweede lid, kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets als er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • -

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

4.Indien een natuurlijk persoon (particulier) of organisatie voor de eerste keer subsidie aanvraagt bij het bestuursorgaan, en nog niet eerder subsidie heeft ontvangen, dan kan het bestuursorgaan bij deze eerste aanvraag om subsidie uitvoering geven aan een Bibob-toets.

Toelichting

Voor de toepassing van de Wet Bibob op subsidies wordt aangesloten bij hetgeen is bepaald in de Algemene subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn. Zo wordt voor bijvoorbeeld de definitie van subsidie verwezen naar de subsidieverordening. Voor eenduidigheid is ook voor het onderscheid in subsidiesoorten aansluiting gezocht bij de subsidieverordening. In de subsidieverordening is reeds een koppeling gemaakt met de Wet Bibob. Zo is in de subsidieverordening vermeld dat de mogelijkheid bestaat om op grond van de Wet Bibob subsidies te weigeren of verleende subsidies in te trekken en terug te vorderen.

Er zijn geen risicobranches en/of drempelbedragen opgenomen in deze beleidslijn. Risicobranches zijn moeilijk uitputtend te benoemen. Ook bij aanvragen om subsidie voor lagere bedragen kan er sprake zijn van ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. De ervaring heeft geleerd dat juist de risicogroepen aanvragen indienen voor relatief lage subsidiebedragen. Door de gekozen werkwijze is het mogelijk om signaal gestuurd een Bibob-toets uit te voeren.

 

Artikel 4.6 Bestuursorgaan altijd bevoegd tot Bibob-toets bij signalen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen, zal het bestuursorgaan in geval van een aanvraag om een beschikking ook overgaan tot een Bibob-toets, als er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • -

      van het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

2.Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt dat over de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

 

Toelichting

Dit artikel is een vangnetconstructie. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze beleidslijn, kan het bestuursorgaan in geval van een aanvraag om een beschikking een Bibob-toets uitvoeren als er signalen zijn dat sprake is van ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Artikel 4.7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    - vanuit eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • -

      van het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet

Bibob, en/of;

2.bekend wordt dat over betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate

van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

 

Hoofdstuk 5: Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 5.1 Aanbestedingen

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijn of de Aanbestedingswet 2012, voor zover deze vallen binnen een krachtens artikel 5 van de Wet Bibob aangewezen sector.

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • -

      informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • -

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 4.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling moeten worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst zal kunnen worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten en omstandigheden in relatie tot het bedrijf of de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

 

Toelichting

In de Aanbestedingswet 2012, maar ook in beleidstukken en regelingen hieromtrent, zijn reeds waarborgen opgenomen om te voorkomen dat de rechtspersoon met een overheidstaak ongewild criminele activiteiten faciliteert. Zo zijn in de Aanbestedingswet 2012 uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria voor gegadigden opgenomen.

In artikel 4.1 van het Inkoop- en aanbestedingsbeleid Apeldoorn 2013 is opgenomen: ‘De Gemeente contracteert enkel met integere Ondernemers. De Gemeente wil enkel zaken doen met integere Ondernemers die zich niet bezighouden met criminele of illegale praktijken. Een toetsing van de integriteit van Ondernemers is bij Inkoop (en aanbesteding) in beginsel mogelijk, bijvoorbeeld door de toepassing van uitsluitingsgronden of het hanteren van de ‘Gedragsverklaring Aanbesteden’.’

Een Bibob toets kan dan ook slechts gelden als een versterking van de criteria zoals opgenomen in de wetten, beleidstukken en regelingen omtrent aanbestedingen. Als ultimum remedium kan de Bibob-toets signaal gestuurd worden toegepast.

 

Artikel 5.2 Verhuur van onroerend goed

  • 1.

    Bij de start van elke onderhandeling over verhuur van onroerend goed zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over verhuur van onroerend goed indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • -

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • -

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

  • b.

    de wederpartij valt onder de volgende risico-branches:

    • -

      Motorclubs, Outlaw Motor Gangs (OMG) en daaraan gerelateerde clubs

    • -

      Autobranche (denk o.a. aan autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven, autodemontage)

    • -

      Woonwagen- en kermisterreinen

    • -

      Recreatieparken

    • -

      Wellnessbranche (denk o.a. aan massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s, kapsalons)

    • -

      Kamerverhuurpanden

    • -

      Horeca-inrichtingen

    • -

      Seksinrichtingen en escortbedrijven

      • 3.

        Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot verhuur van onroerend goed, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

      • 4.

        Indien wordt overgegaan tot verhuur van onroerend goed, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

      • 5.

        De rechtspersoon met een overheidstaak kan afzien van het uitvoeren van een Bibob-toets indien de verhuurtransactie wordt aangegaan met een overheidsinstantie of een semi-overheidsinstantie.

Toelichting

De verhuur van onroerend goed is door de gemeente Apeldoorn bijna geheel gedelegeerd aan De Kabath (leegstandsbeheerder) en Accres. Bij het sluiten van een verhuurovereenkomst is de gemeente Apeldoorn dan ook in de meeste gevallen geen directe partij. Dit laat echter onverlet dat het onroerend goed wel eigendom is van de gemeente Apeldoorn en dat het onwenselijk is om via de verhuur van onroerend goed criminele activiteiten te faciliteren. De gemeente Apeldoorn heeft derhalve De Kabath en Accres verzocht om signalen van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, onverwijld door te geven aan de gemeente als rechtspersoon met een overheidstaak. In de verhuurovereenkomsten wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan signaal gestuurd kan worden getoetst aan de Wet Bibob. In dezelfde clausule wordt opgenomen dat indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, wordt overgegaan tot ontbinding van de verhuurovereenkomst.

 

Artikel 5.3 Verkoop van vastgoed

  • 1.

    Bij de start van elke onderhandeling over verkoop van vastgoed zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over verkoop van vastgoed, indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • -

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • -

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

  • b.

    de wederpartij valt onder de volgende risico-branches:

    • -

      Motorclubs, Outlaw Motor Gangs (OMG) en daaraan gerelateerde clubs

    • -

      Autobranche (denk o.a. aan autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven, autodemontage)

    • -

      Woonwagen- en kermisterreinen

    • -

      Recreatieparken

    • -

      Wellnessbranche (denk o.a. aan massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s, kapsalons)

    • -

      Kamerverhuurpanden

    • -

      Horeca-inrichtingen

    • -

      Seksinrichtingen en escortbedrijven

      • 3.

        Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van verkoop van vastgoed, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

      • 4.

        Indien wordt overgegaan tot een vastgoedtransactie met als doel de verkoop van vastgoed , dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

      • 5.

        Onverminderd lid 1 tot en met 4 van dit artikel, zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verkoop van vastgoed door een rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding bestaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

  • a.

    de hoogte van de bieding of aankoopsom ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van het vastgoedobject;

  • b.

    sprake is van een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de financiële -en/of bedrijfsstructuur van de wederpartij.

  • c.

    sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

 

Toelichting

Voor de verkoop van onroerend goed zijn een aantal risico-indicatoren benoemd, waarbij wordt overgegaan tot een Bibob-toets. Ten aanzien van de criteria onder 5 b. Daarbij wordt met name gedoeld op een wederpartij waarbij onduidelijkheid is over de herkomst van de financiële middelen. In alle andere gevallen wordt de Wet Bibob signaal gestuurd toegepast.

 

Artikel 5.4 Gronduitgifte

  • 1.

    Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte, indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • -

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • -

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

  • b.

    de wederpartij valt onder de volgende risico-branches:

    • -

      Motorclubs, Outlaw Motor Gangs (OMG) en daaraan gerelateerde clubs

    • -

      Autobranche (denk o.a. aan autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven, autodemontage)

    • -

      Woonwagen- en kermisterreinen

    • -

      Recreatieparken

    • -

      Wellnessbranche (denk o.a. aan massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s, kapsalons)

    • -

      Kamerverhuurpanden

    • -

      Horeca-inrichtingen

    • -

      Seksinrichtingen en escortbedrijven

      • 3.

        Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

      • 4.

        Indien wordt overgegaan tot het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

      • 5.

        Onverminderd lid 1 tot en met 4 van dit artikel, zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte door een rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding bestaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

  • a.

    de hoogte van de bieding of aankoopsom ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van de grond;

  • b.

    sprake is van een hoge mate van financiële complexiteit bij de wederpartij;

  • c.

    sprake is van een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur van wederpartij;

  • d.

    sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

 

Toelichting

Voor gronduitgifte zijn een aantal risico-indicatoren benoemd, waarbij wordt overgegaan tot een Bibob-toets. In alle andere gevallen wordt de Wet Bibob signaal gestuurd toegepast.

Indien een wederpartij een transactie tot gronduitgifte aangaat met een rechtspersoon met een overheidstaak en vervolgens een aanvraag om omgevingsvergunning indient voor bouw- en/of gebruiksactiviteiten (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Wabo), dan ligt de regie voor het uitvoeren van een Bibob-toets bij de rechtspersoon met een overheidstaak die de grond uitgeeft (eenheid Vastgoed & Grond). Denk hierbij aan een wederpartij die een kavel koopt en hier een huis op wil bouwen.

 

Artikel 5.5 Toepassingsbereik bij reeds zijn gesloten transacties

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot een reeds gesloten overeenkomst inzake een overheidsopdracht en/of een reeds gesloten overeenkomst inzake een vastgoedtransactie indien:

    • a.

      er vanuit:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • -

        informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • -

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • -

        van het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar

als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

  • b.

    bekend wordt dat over betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en met betrokkene alhier een soortgelijke overeenkomst is gesloten.

    • 2.

      Indien gebleken is van ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob zal de rechtspersoon met een overheidstaak de overeenkomst ontbinden, opzeggen, vernietigen of opschorten.

 

Hoofdstuk 6 Intrekken oude beleidslijn en datum inwerkingtreding

 

Artikel 6.1 Intrekken oude beleidslijn

De beleidslijn Bibob Gemeente Apeldoorn, in werking getreden op 1 januari 2006, wordt ingetrokken.

 

Artikel 6.2 Datum inwerkingtreding

Deze beleidslijn is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op 12 september 2017 en treedt in werking op 1 oktober 2017.