Organisatie | Soest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels 2017 bij de verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2017 |
Citeertitel | Nadere regels 2017 bij de verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt per 16 november 2017 de nadere regels Wmo Soest 2015.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-11-2017 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 15-08-2017 | 1816261 |
HOOFDSTUK 1. Procedure aanvraag maatschappelijke ondersteuning
De hulpvraag op het gebied van opvang wordt gemeld bij een door de centrumgemeente Amersfoort aan te wijzen instelling voor onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 2: Cliëntondersteuning
Elke inwoner van Soest heeft ter ondersteuning van zijn belangen bij een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp of ondersteuning vanuit de Participatiewet, recht op kosteloze (georganiseerde) cliëntondersteuning, in de vorm van informatie, advies & algemene ondersteuning (bijvoorbeeld bij het voeren van het gesprek.
Artikel 5: Verslag & Plan van aanpak
Het “verslag & plan van aanpak” omvat het verslag dat een zorgvuldige weergave is van alle relevante feiten en omstandigheden die in de fase van (voor)onderzoek zijn verzameld. In het plan van aanpak is tevens een stappenplan voor oplossingen voor de hulpvraag opgenomen. Het plan van aanpak kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening bevatten.
HOOFDSTUK 2. Vormen van Wmo voorzieningen en afwegingskader
Artikel 7: Maatwerkvoorzieningen
Een maatwerkvoorziening is sluitsteen. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als niet voldoende ondersteuning mogelijk is door eigen kracht, gebruikelijke hulp, uit eigen netwerk, met vrijwilligers of via een algemene, een algemeen gebruikelijke of andere wettelijke voorziening en als deze maatwerkvoorziening bijdraagt aan de zelfredzaamheid en/of deelname van de cliënt in de samenleving; combinaties van maatwerkvoorzieningen zijn mogelijk.
Conform de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over en bepaling van het inzetten van de aangewezen ondersteuning. Het college heeft daartoe professionals aangesteld in het Sociaal team en in het team Wmo. Deze professionals hanteren op basis van het vooronderzoek en eventueel persoonlijk plan, het gesprek, het verslag en de eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening de volgende afwegingsfactoren, en verstrekken een onderbouwd adviesvoorstel aan het college om een andere voorziening, een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te treffen.
Daar waar van toepassing hanteren de professionals richtlijnen om de afweging zorgvuldig te maken. Deze richtlijnen kunnen in werkinstructies worden vastgelegd.
HOOFDSTUK 4. Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 12: Hoogte van een pgb
Aanvullende voorwaarden bij een pgb voor een woonvoorziening (hulpmiddel), woningaanpassing of losse woonunit): de hoogte van dit pgb – met uitzondering van de traplift – is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte, eventueel verhoogd met instandhoudingkosten bedoeld voor reparatie en onderhoud van de desbetreffende voorziening.
Artikel 15: Pgb beschermd wonen
Bij toekenning van een pgb beschermd wonen wordt getoetst of de budgethouder in aanmerking komt voor een wooninitiatieventoeslag. De Wooninitiatieventoeslag is bestemd voor kosten gemaakt voor het organiseren van de zorg van pgb-houders, de gemeenschappelijke ruimte en infrastructuur in het kader van doelmatige zorgverlening en voor zover het niet mogelijk is deze te financieren uit voorliggende voorzieningen, waaronder het pgb beschermd wonen.
HOOFDSTUK 6. Bijdrage in de kosten
Artikel 16: Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
De kosten voor het gebruik van een algemene voorziening kunnen (deels) voor rekening van de aanvrager komen en worden niet betrokken bij de berekening van een bijdrage voor een eventuele maatwerkvoorziening.
Artikel 17: Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen
Voor de bepaling van de hoogte van de bijdragen en inkomensgrenzen sluit Soest aan bij het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, Soest wijkt hiervan niet af.
Artikel 18. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Op basis van artikel 16 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest 2017, heeft het college een nadere regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder getroffen.
HOOFDSTUK 8. Waardering en ondersteuning van de mantelzorger
Artikel 19: Jaarlijkse waardering
Binnen het hiertoe in de Meerjarenbegroting geraamde uitvoeringsbudget (op basis van de (groei) van het aantal bij het Steunpunt mantelzorg ingeschreven mantelzorgers) draagt het college zorg voor een aanbod van activiteiten waaruit mantelzorgers voor de jaarlijkse blijk van waardering kunnen kiezen (anders dan voor een VVV-bon).
Artikel 20: Mantelzorgondersteuning
De mantelzorger kan zich ook zonder hulpvraag voor de zorgvrager melden bij de gemeente. In een gesprek met de mantelzorger wordt de behoefte aan ondersteuning dan onderzocht. Deze gesprekken worden gehouden door het Steunpunt mantelzorg, professionals van sociaal team of Wmo team of door professionals van andere organisaties. Voor passende ondersteuning kan de mantelzorger worden doorverwezen.
Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij beleid
Op basis van artikel 25 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest 2017 zorgt het college ervoor dat ingezetenen van de gemeente, waaronder cliënten en hun vertegenwoordigers worden betrokken bij het voorbereiden van het beleid. Daarnaast stelt het college ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen.
In 2016 is de Adviesraad sociaal domein Soest gevormd die het college vanuit burgerperspectief gevraagd en ongevraagd adviseert op het brede sociaal domein.
HOOFDSTUK 10. Uitvoering en slotbepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van wat in deze nadere regels is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Toelichting op de Nadere regels 2017 bij de verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2017
Doel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is mensen die dat nodig hebben hulp te bieden bij het herstellen van en te ondersteunen in hun zelfredzaamheid en om mensen toe te rusten om maatschappelijk te participeren. Iedereen binnen de samenleving moet mee kunnen doen aan het maatschappelijk verkeer, en daarnaast moet iedereen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.
De gemeenteraad van Soest stelt ter uitvoering van wet de Verordening maatschappelijke ondersteuning Soest vast. Als nadere uitwerking hiervan stelt het college van B&W stelt Nadere regels en het Financieel besluit vast. Voor het actualiseren van de Nadere regels is ook overlegd met de gemeenten Baarn, Bunschoten en Woudenberg. Hoewel regionale harmonisatie – zeker in BBS-verband - wenselijk is, blijft invulling van de nadere regels een lokale aangelegenheid.
Dit geldt niet voor de onderdelen Opvang en Beschermd wonen, hiervoor is het dringend gewenst dat gemeenten in de regio van centrumgemeente Amersfoort dezelfde nadere regels vast stellen.
De Nadere regels 2017 bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2017 treden in werking, na zes weken ter inzage legging, op hetzelfde moment als de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest 2017.
Deze toelichting geeft uitleg en verdieping bij onderwerpen die in de Nadere regels worden beschreven. Er heeft hier en daar een verschuiving van artikelen plaatsgehad om in de Nadere regels de hoofdstukindeling en de artikelvolgorde van de verordening te volgen.
HOOFDSTUK 1: Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Tot de procedure van melding tot besluit behoren de volgende stappen (zie Wmo artikel 2.3.2):
Op de stappen melding, indienen persoonlijk plan, cliëntondersteuning, (voor) onderzoek, gesprek, verslag, en aanvraag is ingegaan in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2017. De Nadere regels gaan verder in op melding, cliëntondersteuning, persoonlijk plan, advisering over aan de orde zijnde problematiek en in te zetten ondersteuning en het plan van aanpak dat oplossingen voor de hulpvraag beschrijft, en op de toekenning van een maatwerkvoorziening.
Artikel 2: Cliëntondersteuning
Elke inwoner krijgt de mogelijkheid zich bij een aanvraag om maatschappelijke ondersteuning gratis te laten ondersteunen door een cliëntondersteuner uit een daartoe beschikbaar gesteld georganiseerd aanbod. De gemeente biedt dit aanbod van georganiseerde cliëntondersteuning actief aan.
Cliëntondersteuning door MEE Utrecht, Gooi & Vecht heeft de gemeente geregeld. Mensen met een beperking behoren tot de oorspronkelijke doelgroepen van MEE. Landelijk worden de functies telefonische hulpdienst van Sensoor (thans 0900-0767, inmiddels Luisterend Oor), de Kindertelefoon, Vertrouwenswerk Jeugd en Doventolk aangeboden. Verder bestaan in Soest het gemeentelijke Steunpunt mantelzorg en diverse mogelijkheden via subsidierelaties.
De cliënt heeft vrije keuze uit dit georganiseerde aanbod. Voor specifieke beperkingen wordt eerst naar MEE verwezen. Indien MEE geen passend aanbod heeft (zoals bijvoorbeeld in het geval van afasie) dan overlegt MEE samen met de cliënt en de gemeente over een passend aanbod.
Artikel 3: Het persoonlijk plan (PP) verschilt van het pgb-plan
Het PP is een belangrijk document in de fase van vooronderzoek en onderzoek, omdat daarin de cliënt zelf een beeld geeft van de relevante feiten en omstandigheden, van te ondernemen acties en van resultaten die bijdragen aan zijn participatie in de samenleving. Door het opstellen van een PP geeft de cliënt blijk van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Het PP biedt de cliënt de mogelijkheid zelf optimaal vorm te geven aan het pakket van maatregelen en voorzieningen om het probleem in diens zelfredzaamheid en/ of maatschappelijke participatie op te lossen. Het geeft een goede uitgangspositie voor het inzetten van de juiste en passende acties.
Het PP moet onderscheiden worden van een plan bij een aanvraag voor een pgb voor een maatwerkvoorziening. Het PP is een plan vóóraf aan het gemeentelijke onderzoek, het pgb-plan komt in een latere fase, wanneer de toekenning van een maatwerkvoorziening aan de orde is.
Het pgb-plan geeft inzicht in de keuze van een pgb in plaats van verstrekking in natura. Op basis van de specificaties van het plan kan de hoogte van het budget op een zorgvuldige wijze worden vastgesteld.
De Wmo 2015 gaat uit van een “aantoonplicht” voor de aanvrager. Dit betekent dat het aan de cliënt is om alle relevante feiten naar voren te brengen. Vervolgens is het aan de medewerker(s) van de gemeente om de juistheid van deze feiten te verifiëren. De cliënt geeft daartoe uitdrukkelijk toestemming. Het spreekt vanzelf dat de cliënt door de medewerker(s) ondersteund wordt in het volledig en duidelijk presenteren van de relevante feiten en omstandigheden.
Gegevensverstrekking is aan de orde bij een eventueel persoonlijk plan evenals bij het onderzoek.
De Wmo 2015 kent geen limitatieve opsomming van gegevens die de aanvrager moet verstrekken. Wel is de aanvrager verplicht mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de aanvragen redelijkerwijs mag verwachten dat deze belangrijk zijn voor het vinden van een passende oplossing.
Het gesprek is het belangrijkste onderdeel van het onderzoek. Het gesprek wordt uitgevoerd naar aanleiding van een ondervonden probleem en is oplossingsgericht. Extern advies kan nodig zijn om problemen en mogelijke oplossingen volledig in beeld te krijgen. De uitkomst kan zijn, dat een maatwerkvoorziening de passende oplossing is.
Artikel 5: Verslag & Plan van Aanpak
Het Verslag & Plan van aanpak omvat het verslag - dat een weergave is van het gesprek – en het omvat, indien van toepassing, het persoonlijk plan. Tevens geeft het de mogelijkheden van de cliënt, gebruikelijke hulp, de mogelijkheden in zijn netwerk en/of vrijwilligers, de mogelijkheden van algemene voorzieningen en andere wettelijke voorzieningen weer. Indien nodig geeft het Plan van aanpak een beschrijving van de in te zetten maatwerkvoorzieningen.
Een ingediend persoonlijk plan (PP) maakt (als bijlage) onderdeel uit van het verslag.
Van het verslag kan niet verwacht worden dat het altijd een objectieve weergave van de situatie van cliënt weergeeft: het kan subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn – als onderscheid tussen feiten en meningen. De cliënt heeft vervolgens de keuze om te tekenen “voor akkoord” met de inhoud en de oplossing of “voor gezien” en dan een eigen aanvraag in te dienen.
Het risico van subjectiviteit wordt beperkt door het gemeentelijke 4-ogenbeleid (een collega leest mee), uitvoeringsdocumenten, zoals protocollen en beschikbare jurisprudentie.
HOOFDSTUK 2: Vormen van Wmo voorzieningen
Artikel 6: Algemene voorzieningen
Het begrip “algemene voorziening” in de Wmo wordt wel verward met het begrip “algemeen gebruikelijke” voorziening maar moet daarvan onderscheiden worden. In het verband van algemene voorzieningen komt ook vaak de term collectief voor. Hieronder een begripsverduidelijking.
Algemeen gebruikelijke voorziening
Een algemeen gebruikelijke voorziening is in principe voor iedereen bereikbaar en behoort dus tot wat inwoners zelf kunnen regelen en betalen (eigen kracht). Een algemeen gebruikelijke voorziening is iets “gewoons” in de markt, zoals de boodschappendienst van Albert Heijn. Een algemeen gebruikelijke voorziening is niet specifiek voor de Wmo-doelgroepen en daarom ook geen “voorziening” in de zin van de Wmo. Een algemeen gebruikelijke voorziening wordt dan ook niet als algemene voorziening aangemerkt, noch als maatwerkvoorziening verstrekt.
De Wmo 2015 definieert een algemene voorziening als een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning.
Een algemene voorziening is laagdrempelig en zonder toegangsbesluit beschikbaar. De algemene Wmo-voorziening wordt in de wet dus onderscheiden van de maatwerkvoorziening, die alleen op toegang / indicatie verstrekt kan worden/ beschikbaar komt.
Een algemene voorziening is een voorziening waar een cliënt heen kan of zich kan melden om iets ‘te halen’. Deze algemene voorzieningen zijn (mede) door vrijwilligers of de gemeente georganiseerd (maar kunnen ook door de markt worden georganiseerd). Een algemene Wmo-voorziening kan voor een kleinere of grotere Wmo-doelgroep worden opgezet. Voorbeelden zijn een Alzheimercafé, pools voor rolstoelen en scootmobielen, klussendiensten voor bijvoorbeeld kleine woningaanpassingen, het aanbod voor senioren van de SWOS of de vrijwilligers boodschappendienst van het Rode Kruis.
Als een cliënt zich direct ‘meldt’ bij de aanbieder van een algemene voorziening, dan zal deze een ‘lichte toets’ uitvoeren: daarbij wordt getoetst of iemand onder de Wmo-doelgroep valt, of de cliënt de algemene voorziening kan betalen en of niet overduidelijk is dat de algemene voorziening geen passende bijdrage zal leveren aan de zelfredzaamheid of participatie. Zodra de aanbieder constateert dat meer onderzoek nodig is of de cliënt aangeeft dat er geen passende ondersteuning wordt geleverd met de algemene voorziening, zowel qua inhoud als qua financiële haalbaarheid van de verschuldigde bijdrage, verwijst de aanbieder de cliënt door naar de gemeente.
Er ontstaan zónder en met gemeentelijke inmenging steeds meer algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene Wmo-voorzieningen, die dus voor steeds meer personen en cliënten beschikbaar komen.
Collectief aangeboden voorzieningen
Een collectieve voorziening is een voorziening die die voor meerdere personen tegelijk wordt aangeboden en die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt. Algemene voorzieningen worden vaak collectief aangeboden (denk aan het Alzheimercafé of het aanbod van de SWOS).
Overigens zijn er ook collectieve maatwerkvoorzieningen, zoals het vervoer (regiotaxi).
Artikel 7: Maatwerkvoorzieningen
Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt voor het behoud en bevorderen van zelfredzaamheid en participatie in de samenleving, en voor bescherming en omvang, oftewel voor het vergroten van het vermogen van de cliënt om zichzelf te redden op alle levensterreinen. Dat wil zeggen dat de cliënt ondersteuning heeft bij dagelijkse activiteiten en/of een dagstructuur (onderwijs, dagbesteding, werk) om zo goed mogelijk te functioneren. Een maatwerkvoorziening is toegankelijk/ beschikbaar op indicatie (een toegangsbesluit).
Maatwerkvoorzieningen worden altijd individueel verstrekt, maar kunnen voor meerdere personen tegelijk worden aangeboden en door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Een voorbeeld is collectief vraagafhankelijk vervoer (de regiotaxi).
De klantregisseur van de gemeente zoekt samen met de cliënt en diens mantelzorger(s) naar een passende oplossing voor de hulpvraag van de cliënt op het gebied van zelfredzaamheid en/ of participatie. Daarbij wordt een bepaalde volgorde gehanteerd, die recht doet aan de wens dat inwoners zoveel mogelijk hun eigen kracht benutten en in hun eigen kracht staan om mee te doen in de samenleving. Waar hulp of ondersteuning nodig is, wordt die eerst in eigen kring of op een laagdrempelig, algemeen toegankelijk niveau gezocht. Mocht meer ondersteuning of zorg nodig zijn, dan wordt nagegaan of deze vanuit de Wmo of een andere wet gegeven moet worden. Bij de noodzaak van een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo, wordt met de cliënt overlegd over de keuze. De totaal benodigde ondersteuning kan een combinatie van verschillende vormen van ondersteuning zijn, die passend is om de hulpvraag op te lossen.
HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorzieningen
Artikel 9: Toekennen maatwerkvoorziening
Lid 2: Wanneer een voorziening uit een andere wet dan de Wmo 2015 toereikend wordt geacht, maar dit feitelijk niet is, kan een Wmo-maatwerkvoorziening niet in de plaats van die voorliggende voorziening komen. Dit betekent dat als zorg of ondersteuning vanuit bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg onvoldoende blijkt, een passende oplossing gezocht moet worden binnen die wettelijke voorziening. Dit zou kunnen betekenen dat een cliënt tussen wal en schip valt. Door nadrukkelijk integraal naar het te bereiken resultaat te kijken, kan soms een toch aanvulling/ bijdrage vanuit de Wmo aan de orde zijn.
Lid 4: collectieve maatwerkvoorzieningen gaan voor op individuele omdat dit goedkoper is.
Lid 5: Voor verschillende maatwerkvoorzieningen zijn en worden interne documenten met werkinstructies opgesteld - om eenduidigheid in de werkwijze van uitvoerende medewerkers te bevorderen.
Artikel 10: Beschikbare maatwerkvoorzieningen
Lid 1: De verschillende maatwerkvoorzieningen voor vervoer en mobiliteit staan in het Financieel besluit Wmo en Jeugd Soest.
onder a, Hulpmiddelen: Een elektrische rolstoel die uitsluitend voor buitengebruik bedoeld is betreft een vervoersvoorziening die qua gebruiksdoel gelijk is aan een scootmobiel.
Een transportrolstoel geldt als meeneembare vervoersvoorziening waarvoor in principe geen resultaatsverplichting in het kader van de Wmo aanwezig is. Nadrukkelijk is het van belang naar uitleenmogelijkheden te kijken, bijvoorbeeld in het kader van de Wlz en de Zorgverzekeringswet.
Lid 2: De verschillende maatwerkvoorzieningen voor wonen staan met hun bedragen in het Financieel besluit Wmo en Jeugd Soest.
onder b, Woningaanpassingen: Een woningaanpassing is een woontechnische of bouwkundige ingreep in of aan een woonruimte. Een woontechnische woningaanpassing is een aard- en nagelvaste voorziening die de woning geschikt maakt voor specifieke beperkingen. Denk hierbij aan traplift en het wegnemen van drempels. Een bouwkundige woningaanpassing grijpt in op de constructie van de woning. Denk hierbij aan het verplaatsen van een steunmuur of veranderen van de dakconstructie.
De eerdere strikte voorwaarden dat een woningaanpassing slechts mogelijk is “in geval verhuizing 2naar een passende woning niet mogelijk is of redelijkerwijs van de cliënt niet kan worden verwacht, en er anderszins geen goedkopere adequate oplossingen beschikbaar zijn” is vervallen. Dit beleid was uitgewerkt in werkinstructies maar het onderliggende uitgangspunt van verhuisprimaat ontbreekt in de verordening. We menen dat een strikte toepassing van het verhuisprimaat de zelfredzaamheid en participatie van mensen juist kan tegenwerken. Er worden nieuw beleid en nieuwe werkinstructies voorbereid. Hierin zullen we ook ingaan op de financiering van de bouwkundige aanpassing in geval van verkoop van een bouwkundig aangepaste woning die binnen een aantal jaren met een aanzienlijke overwaarde verkocht wordt.
Lid 3: Vanuit de Wmo 2015 is hulp bij het huishouden (HH) gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en op een gestructureerd huishouden als bijdragend aan maatschappelijke participatie. Soest heeft in nieuw beleid HH (zie bijlage Beleidswijzigingen hulp bij het huishouden in Soest per 2018) een iets andere onderverdeling gemaakt en er zijn nieuwe normtijden met bandbreedtes opgesteld. De Pgb-tarieven HH staan in het Financieel besluit Wmo en Jeugd Soest.
Lid 4: Ondersteuning bij niet lijfsgebonden ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen) is niet-lijf gebonden Persoonlijke Verzorging. Dit betreft de ondersteuning bij de persoonlijke zorg van cliënten (over het algemeen mensen met een zintuigelijke, een psychische of een verstandelijke beperking) die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de wc gaan, maar daartoe vanwege hun beperking structuur en/of stimulans nodig hebben, dat wil zeggen verwezen dan wel aangespoord moeten worden.
Lid 5: Het gaat hier om ambulante begeleiding voor mensen die thuis wonen. Deze begeleiding bevordert de zelfredzaamheid van de cliënt en draagt bij aan diens maatschappelijke participatie. De begeleiding maakt langer zelfstandig wonen mogelijk en voorkomt duurdere vormen van ondersteuning en zorg in bijvoorbeeld een verpleeghuis of andere zorginstelling, of stelt de vraag hiernaar uit. De begeleiding kan individueel en groepsgewijs geleverd worden. Een belangrijke vorm van groepsgewijze begeleiding is dagbesteding. Als de doelstelling van groepsbegeleiding gelijk aan individuele begeleiding, dan gaat groepsbegeleiding voor. Ook een combinatie van beiden vormen van begeleiding is mogelijk. De ambulante begeleiding is en wordt doorontwikkeld voor flexibeler individueel maatwerk en meer laagdrempeliger groepsdienstverlening dichter bij huis in de wijk. De verschillende producten staan in het Financieel besluit Jeugd en Wmo Soest.
Lid 6: Respijtverblijf voor volwassenen betreft logeer- en vakantiemogelijkheden voor korte of langere tijd die worden ingezet om de mantelzorgers te ontlasten.
Tijdelijk verblijf is een functie die van respijtverblijf onderscheiden moet worden. Tijdelijk verblijf is een vorm van crisisopvang voor veelal alleenstaande ouderen of van ouderen van wie de mantelzorger tijdelijk is weggevallen. Deze functie wordt onder de Wlz of Zvw aangeboden en wordt niet zelden door cliënten zelf betaald.
Lid 7: Bij Opvang gaat het om voorzieningen voor dak- en thuislozen en om voorzieningen voor opvang van vrouwen in verband met hun veiligheid vanwege omstandigheden van huiselijk geweld.
Voor Opvang valt Soest onder de centrumgemeente Amersfoort. Als centrumgemeente ontvangt Amersfoort het regionale budget voor de inkoop/ contractering van instellingen die deze taak uitvoeren. Voor Opvang verloopt de toegang via door Amersfoort gemandateerde instellingen voor opvang, vanwege de snelheid die hier vaak nodig is, omdat het vaak gaat om een crisissituatie.
Lid 8: Bij Beschermd Wonen (BW) gaat het om beschermde woonvoorzieningen met 24 uurs toezicht voor mensen met nu nog louter GGZ-problemen. Voor BW valt Soest onder de centrumgemeente Amersfoort. Als centrumgemeente ontvangt Amersfoort het regionale budget voor zowel de inkoop/ contractering van instellingen die deze taak in natura uitvoeren als voor de pgb’s. De verdere nadere regels voor BW zijn afgesproken voor de gemeenten in het werkgebied van de centrumgemeente. Ze staan in een apart hoofdstuk. De verschillende BW-producten staan in het Financieel besluit Wmo en Jeugd Soest.
Artikel 11: Keuze voor een pgb
Lid 1. Een pgb wordt verstrekt als de cliënt in diens pgb-plan heeft gemotiveerd dat in zijn geval de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb de voorkeur heeft boven een verstrekking in natura. De aanvrager moet hiertoe een pgb-plan met een inhoudelijke onderbouwing en onderbouwde opgave van uitgaven indienen. De inhoudelijke onderbouwing gaat ook in op de kwaliteit van de voorziening waarop het betrekking heeft en aan welk resultaat het bijdraagt.
Het pgb wordt ook gebruikt voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura kunnen worden verstrekt. De klantregisseur vormt een oordeel over de bekwaamheid van de aanvrager om de taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb verantwoord uit te voeren. De pgb-zelftest van “Per Saldo” kan hierbij dienen als toetsingskader.
Lid 2: gemachtigde of vertegenwoordiger is geen uitvoerder van met een pgb ingekochte zorg. Achtergrond bij deze maatregel is het voorkomen van eventuele belangenverstrengeling. Dit is een landelijk veel gebruikte formule.
Artikel 12: De hoogte van een pgb
Lid 1: De maatwerkvoorziening wordt bepaald aan de hand van het onderzoek.
Als de cliënt de voorziening in de vorm van een pgb wil en de verantwoordelijkheden daarvoor aankan, dan wordt een bijpassend persoonsgebonden budget geïndiceerd, op basis van het ingediende pgb-plan, de (maximale) pgb-tarieven en de zorgovereenkomst. Het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken.
Lid 3: regelt dat de pgb-tarieven bedoeld zijn voor bekostiging van contacturen en eventuele reiskosten, niet voor een andere kosten.
Lid 4: regelt dat het pgb-bedrag voor aanpassingen aan de eigen auto rij- en gewenningslessen bekostigt, die het gebruik van de aangepaste auto ondersteunen.
Lid 5: regelt dat het pgb-bedrag voor een woonvoorziening waar relevant de bekostiging van reparaties en onderhoud mogelijk maakt.
Dit artikel biedt de mogelijkheid een toegekend pgb pas op latere termijn in te zetten.
Artikel 14: Toegang tot beschermd wonen
Voor Beschermd wonen is er nog voor gekozen de toegang lokaal te beleggen voor zover het melding, intake en vraagverheldering betreft, en in samenspraak de regionale expertisepool (advies) met centrumgemeente Amersfoort als regionale budgethouder te komen tot een beschikking. Vanuit de centrumgemeente wordt het proces beschreven en worden samenwerkingsafspraken i.c. werkinstructies voor de medewerkers van de regiogemeenten aangeleverd.
Artikel 15: Pgb beschermd wonen
Om ongewenste situaties, oneigenlijk gebruik en verder oplopen van wachtlijsten tegen te gaan, en ook vanwege de forse korting van rijkswege op het regionale budget voor beschermd wonen,
zijn in regionaal overleg van de regiogemeenten en centrumgemeente Amersfoort, in deze Nadere regels 2017 de nadere regels Wmo 2016 voor beschermd wonen aangescherpt. De nadere regels voor beschermd wonen moeten in de regiogemeenten gelijk zijn, om ongewenste afwentelings-effecten te voorkomen.
Lid 1: Hierin is duidelijker omschreven wanneer een pgb voor Beschermd wonen mogelijk is: hoe ziet een woonvorm voor beschermd wonen er uit? Een van de eisen is een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten.
Lid 2: Het uitgangspunt voor een indicatie voor beschermd wonen is onder andere specialistische zorg en 24-uurs toezicht. Dit kan niet in de thuissituatie bij ouders of wettelijke vertegenwoordigers worden geboden.
Lid 3: geeft aan dat het pgb beschermd wonen bedoeld is om zorgkosten te betalen.
Lid 4: er is de mogelijkheid van een wooninitiatieventoeslag. Dit is een toeslag bovenop het pgb voor zorgkosten om het wonen in kleinschalige beschermd wonen initiatieven mogelijk te maken.
HOOFDSTUK 6: Bijdrage in de kosten
Artikel 16: Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening
Het is wettelijk toegestaan van de gebruikers te vragen dat zij de kostprijs van de algemene voorziening geheel of ten dele betalen.
Artikel 17: Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Lid 1: Bij de vaststelling van bijdragen en inkomensgrenzen voor maatwerkvoorzieningen sluit Soest aan bij het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dat wil zeggen: Soest wijkt hiervan niet af. De bijdrage wordt inkomens- en vermogensafhankelijk geïnd door het CAK. Op grond van artikel 3.1 van dit Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt de bijdrage voor een maatwerkvoorziening vastgesteld binnen 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld dat een maatwerkvoorziening is verstrekt. De bijdrage gaat met terugwerkende kracht in. Uitgezonderd van de bijdrage zijn: het collectief vervoer (de reiziger betaalt immers al een bijdrage per zone) en rolstoelen (een bijdrage is wettelijk niet toegestaan).
Lid 2: Bij (zorg)diensten is de kostprijs en het moeten betalen van de bijdrage gekoppeld aan de duur van de verstrekking bij de cliënt.
Lid 3: Bij de woontechnische en bouwkundige woningaanpassingen, is het moeten betalen van de bijdrage gekoppeld aan de afschrijvingstermijn van de verstrekte woningaanpassing.
Artikel 18: Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Binnen de gemeente Soest is de samenhang tussen de regionale routekaart klachtenafhandeling, het vertrouwensloket, de bestaande klachtenprocedure en de meldingsregeling calamiteiten en geweld onderzocht. Op basis daarvan heeft het college een meldingsregeling calamiteiten en geweld getroffen. De GGD regio Utrecht is aangewezen als toezichthouden ambtenaar.
HOOFDSTUK 8: Waardering en ondersteuning mantelzorgers
Artikel 19: Jaarlijkse waardering
De wet vraagt om een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Om in aanmerking te komen voor deze jaarlijkse blijk van waardering, mogen de mantelzorgers buiten de gemeente Soest wonen, de cliënten van wie zij mantelzorgers zijn niet, die moeten inwoners zijn van Soest.
De mantelzorgers moeten ingeschreven staan bij het gemeentelijke Steunpunt mantelzorg als voorwaarde om de blijk van waardering te kunnen ontvangen. Alle ingeschreven mantelzorgers ontvangen jaarlijks een brief om hen te attenderen op de keuzemogelijkheden in de blijk van waardering. In Soest kent de jaarlijkse blijk van waardering namelijk meerdere vormen, binnen door de raad gestelde (budgettaire) kaders.
Artikel 20: Mantelzorgondersteuning
Mantelzorgondersteuning wordt zoveel als mogelijk verleend door voor de mantelzorger reeds bekende professionals. Ook kan ondersteuning geboden worden via het gemeentelijke Steunpunt mantelzorg. Waar nodig wordt naar passende ondersteuning elders doorverwezen. De mantelzorger kan bij (dreigende) overbelasting geholpen worden door vrijwilligers die in de thuissituatie komen helpen om de zorgtaken te verlichten. Soest heeft vrijwilligersorganisaties bijvoorbeeld vanuit het Netwerk Vrijwillige Hulp Thuis en de SWOS in beeld. Wanneer de inzet van vrijwilligers onvoldoende oplossing biedt, kan aan de verzorgde/ cliënt een maatwerkvoorziening worden toegekend voor begeleiding of respijtverblijf. Voorzieningen buitenshuis voor de verzorgde zijn bijvoorbeeld dagopvangmogelijkheden voor mensen met (beginnende) dementie en logeer-en vakantiemogelijkheden bij instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking.
De belangen en de belastbaarheid van de mantelzorger worden in het onderzoek/ gesprek meegewogen.
Artikel 21: betrekken van ingezetenen bij beleid
In plaats van de term inwoners wordt in dit artikel gesproken over ‘ingezetenen’. De term ingezetene wordt in dit kader gehanteerd in de wet en is daarom overgenomen.
In 2015 is nader onderzoek gedaan naar een vorm die het beste bij de gemeente Soest past en op basis hiervan is de integrale Adviesraad sociaal domein Soest in 2016 in werking getreden.
HOOFDSTUK 10: Inwerkingtreding en overgangsrecht
Dit biedt de mogelijkheid om van de bepalingen in de nadere regels af te wijken ten gunste van de cliënt, zodat deze niet geconfronteerd wordt met onbillijkheden van overwegende aard.
Bijlage bij Nadere regels 2017 Verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2017
Versie 21 september 2017 - Martijn Benschop, Elma Hamaker en Dagmar Schaap.
Beleidswijzigingen Maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden Soest 2018
De gemeente Soest heeft het beleid Hulp bij het huishouden (HH) gewijzigd. De wijzigingen gaan in per 1 januari 2018.
Met deze wijziging is het Protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden en gebruikelijke zorg uit 2012 vervallen.
Het beleid HH is gewijzigd in het kader van de Wmo 2015, de Keuzenota Toekomst HH in Soest uit 2016 en het normtijdenonderzoek door bureau HHM uit Enschede.
Bij de besluiten over de Keuzenota heeft de raad van Soest, gekozen voor:
onafhankelijk onderzoek naar (mogelijke aanscherping van) normtijden voor HH in Soest. Dit onderzoek is in de periode eind 2016-begin 2017, onafhankelijk van de gemeente Soest als belanghebbende partij, uitgevoerd door bureau HHM uit Enschede in samenwerking met de in die periode werkzame drie aanbieders HH in Soest, de GGD regio Utrecht en de Adviesraad Sociaal Domein Soest. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het oude protocol indicatiestelling HH uit 2012.
2. Wat is hulp bij het huishouden?
De Wmo 2015 heeft als centrale doelen: zelfredzaamheid en participatie. De Wmo 2015 geeft de gemeente de opdracht om personen met een beperking zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen.
In de Wmo 2015 valt het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden onder het begrip zelfredzaamheid. Participatie is het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, en daaronder valt het doen van boodschappen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 mei 2016 uitgesproken dat de gemeente Hulp bij het huishouden (HH) moet aanbieden voor een gestructureerd huishouden in het kader van de doelen zelfredzaamheid en participatie van de Wmo 2015. De gemeente maakt hiertoe contractafspraken met aanbieders van HH. Hiernaast bestaan andere aanbieders van HH, waaronder particulieren/zzp-ers, waarvan cliënten gebruik kunnen maken met een door de gemeente verstrekt persoonsgebonden budget.
Op basis van de Keuzenota Toekomst HH in Soest, heeft de raad van Soest in juni 2016 besloten dat HH in Soest alleen wordt aangeboden als een individuele maatwerkvoorziening die de uitkomst is van onderzoek volgens artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 bij de individuele cliënt in zijn omgeving. De cliënt ontvangt een beschikking in uren/ minuten.
De afrekening en financiering van de HH gebeurt in uren/ minuten x tarief.
Oude (tot en met 31 december 2017 bestaande) situatie
De volgende activiteiten werden in het protocol uit 2012 onderscheiden binnen HH :
Met alle aanbieders van HH in Soest staat de afspraak dat zij bij alle HH (1 t/m 3) de signaleringsfunctie vervullen. Medewerkers HH moeten in staat zijn om dit zelfstandig op te pakken. De medewerkers moeten eventuele misstanden signaleren en weten hoe zij in voorkomende situaties moeten handelen. Gesignaleerde misstanden kunnen leiden tot noodzakelijke uitbreiding van HH maar ook gaan over huiselijk geweld, kindermishandeling, sociaal isolement en (financiële) uitbuiting. Het attenderen van cliënt op doktersbezoek of het aansporen tot contacten onderhouden valt ook onder de signaleringsfunctie (preventieve werking).
Mede op basis van het normtijdenonderzoek van HHM is de maatwerkvoorziening HH in Soest enigszins gewijzigd.
Gewijzigde (vanaf 1 januari 2018, na herindicaties, ingaande nieuwe) situatie
De maatwerkvoorziening HH omvat in Soest de volgende onderdelen:
In de nieuwe situatie zijn er zes onderdelen HH, die in principe elk los van elkaar onderdeel kunnen zijn van de maatwerkvoorziening HH.
Wat betreft de dagelijkse organisatie van het huishouden. Als een ondersteuningsvraag bij problemen in de zelfredzaamheid gaat over de dagelijks organisatie van het huishouden, dan is dit gewoonlijk onderdeel van een bredere ondersteuningsvraag in het dagelijks functioneren. Wanneer de functie begeleiding breed ingezet zou kunnen worden, dus ook voor de organisatie van het huishouden, dan kan worden voorkomen dat de ondersteuning door verschillende aanbieders /diensten gedaan wordt.
Echter: de functie begeleiding kent enerzijds een hoger uurtarief en anderzijds is nog niet in de regionale inkoop van begeleiding afgesproken dat deze aanbieders ook hulp bij de dagelijkse organisatie van het huishouden moeten aanbieden. De gemeenten in de regio Eemland willen onderzoeken of er een nieuw product ontwikkeld kan worden dat qua inhoud en tarief tussen HH2 en begeleiding in zit. Hiermee zou de dagelijkse organisatie van het huishouden op termijn als onderdeel van de HH in Soest heroverwogen kunnen worden.
Met de aanbieders gaan we in overleg of het onderscheid tussen HH1 en HH2 vervangen kan worden door een modulaire opbouw binnen HH (dit heeft te maken met tariefstelling).
Niet langer onderdeel van de maatwerkvoorziening HH zijn:
advies, instructie en voorlichting. Dit was bedoeld om degene die gebruikelijke hulp biedt te leren bepaalde huishoudelijke taken te verrichten. In de praktijk blijkt dat de leervraag altijd opgelost wordt in het eigen netwerk of op aangeven door de cliënt, waardoor het niet langer nodig is dat advies, instructie en voorlichting onderdeel zijn van de maatwerkvoorziening HH.
De hulp bij het huishouden kan worden ingezet om verschillende resultaten te behalen, die nodig zijn om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Een gestructureerd huishouden voldoet aan deze resultaten.
Hieronder staat aangegeven tot hoever de HH-ondersteuning reikt:
3.1 Beoordeling en beschikking
Hulp bij het huishouden is aanvullende ondersteuning in het huishouden. Met de cliënt wordt besproken of het aanbod uit de sociale basisinfrastructuur, dat is hetgeen de cliënt zelf en/of met zijn of haar omgeving doet (eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg), dan wel wat verder laagdrempelig georganiseerd is in de sociale basisinfrastructuur, voldoende oplossing kan bieden.
De aard, omvang en duur van de maatwerkvoorziening HH worden in Soest altijd afgestemd op de individuele situatie van de cliënt (de persoon die gebruik gaat maken van de maatwerkvoorziening) en bestaat altijd uit op deze cliënt (en de eigen mogelijkheden en mogelijkheden uit de omgeving) gericht maatwerk. Dit gebeurt door medewerkers van het gemeentelijke Wmo-team of het gemeentelijke Sociaal Team Volwassenen. Zij beoordelen samen met de cliënt wat er moet gebeuren om de beoogde resultaten waaraan een gestructureerd huishouden moet voldoen, te bereiken. Dit wordt in het Plan van aanpak vastgelegd. Op basis hiervan wordt de omvang van de maatwerkvoorziening in uren/ minuten per periode bepaald. Onder verwijzing naar het Plan van aanpak ontvangt de cliënt een beschikking met de omvang en de toegekende verstrekkingsperiode van de maatwerkvoorziening HH.
3.1.1 Levenslange geldigheidsduur mogelijk vanaf 76 jaar
De duur van de beschikking bedraagt maximaal vijf jaar. Hierop wordt per 2018 een uitzondering ingevoerd. Ouderen vanaf 76 jaar met uitzicht op levenslange beperkingen en beperkte mogelijkheden tot inschakeling van het eigen netwerk, kunnen een verstrekkingsperiode HH zonder eindtijd krijgen. Voorwaarden hiervoor zijn:
De levenslange beperkingen zijn verbonden aan het levenslang niet kunnen uitvoeren van huishoudelijke taken. Iemand die doof geboren is, heeft wel een levenslange beperking, maar die vraagt niet om een levenslange indicatie voor HH. Beperkingen van tijdelijke aard om huishoudelijk werk te doen, zijn bijvoorbeeld gebroken ledematen of beperkingen voor de duur van herstel na ongeval, ziekte of een operatie.
Het toekennen van levenslange indicaties gebeurt in het kader van het brede onderzoek, waarbij wordt omschreven welke blijvende beperkingen iemand heeft bij het uitvoeren van het huishouden (huishoudelijke taken), wat iemand niet (meer) kan. Op grond van de Wmo 2015 wordt tevens nadrukkelijk in beeld gebracht wat iemand nog wel zelf kan op het gebied van huishoudelijke taken, plus wat het netwerk kan doen op dit gebied (eigen kracht plus kracht van het netwerk).
Aan een op bovenstaande wijze afgegeven maatwerkvoorziening HH met levenslange geldigheidsduur wordt bij toekomstige verdere beleidswijziging van HH niet getornd.
Overigens kan de cliënt als deze daartoe noodzaak voelt (toegenomen zorgvraag), altijd een nieuwe melding doen waaruit mogelijk een nieuwe indicatie volgt.
Bij het bepalen van de aard van de maatwerkvoorziening HH wordt bekeken wat er allemaal moet gebeuren om de beoogde resultaten waaraan een gestructureerd huishouden moet voldoen, te bereiken. Afhankelijk van de individuele cliëntsituatie zijn meer of minder activiteiten HH-ondersteuning en dit frequenter of incidenteler nodig. Afspraken hierover worden in het Plan van aanpak vastgelegd. Op basis hiervan wordt de omvang van de maatwerkvoorziening in uren/ minuten per periode bepaald.
3.2.1 Indirecte tijd en signaleringsfunctie
Een medewerker HH besteedt per bezoek tijd aan onder meer aankomst en vertrek en sociale interactie met de cliënt. Dit is indirecte tijd. Hierbij gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, niet om reistijd. Deze indirecte tijd wordt in Soest voortaan standaard meeberekend in de omvang van de maatwerkvoorziening HH.
Ook de signaleringsfunctie is in Soest standaard onderdeel van de maatwerkvoorziening HH.
De signaleringsfunctie is een belangrijke taak van de huishoudelijke hulp. Deze functie is geborgd in de indirecte tijd waarin het contact met de cliënt een plek heeft. Juist in dat contact kan de huishoudelijke hulp zijn of haar signalerende taak goed uitvoeren.
3.2.2 Normtijden en bandbreedtes
In onderzoeken elders in het land heeft Bureau HHM uit Enschede frequenties en tijdsbestedingen vastgesteld waarin activiteiten moeten worden uitgevoerd om voor een gemiddelde situatie de resultaten HH te behalen. Deze frequenties en tijdsbestedingen zijn in het onderzoek in de periode 2016-2017 voor Soest getoetst op toepasbaarheid in Soest. Op een enkel onderdeel bleek een aanpassing gewenst.
Uit de onderzochte frequenties en tijdsbestedingen zijn vervolgens normtijden afgeleid voor de HH-onderdelen Schoon en leefbaar houden van het huis, Indirecte/ signaleringstijd en Wasverzorging. Voor de HH-onderdelen Boodschappen, Maaltijden, Kinderen en Dagelijkse organisatie van het huishouden konden geen normtijden voor worden bepaald, omdat deze veel minder vaak worden verstrekt.
Omdat de gemiddelde cliënt eigenlijk niet bestaat, heeft HHM ook bandbreedtes berekend waarbinnen de toegekende omvang van de maatwerkvoorziening zich op basis van afwijkings-factoren moet bewegen. Dit is gebeurd voor de HH-onderdelen Schoon en leefbaar houden van het huis, Indirecte/signaleringstijd, Wasverzorging, en Boodschappen. Voor de HH-onderdelen Maaltijden, Kinderen en Dagelijkse organisatie van het huishouden konden geen bandbreedtes worden bepaald.
De normtijden voor het schoon en leefbaar houden van het huis en voor de signaleringsfunctie staan in tabel 1. De bijbehorende bandbreedtes staan in tabel 2. Voor wasverzorging staan normtijden en bandbreedtes in tabel 3, met tevens voor boodschappen de bandbreedtes.
Voor de uitvoerende afdeling is in samenwerking tussen de gemeente Soest en Bureau HHM, een rekentool ontwikkeld om de omvang van de maatwerkvoorziening HH te berekenen. Voor het hanteren van deze rekentool is een werkinstructie ontwikkeld.