Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels verhaal Participatiewet Weststellingwerf 2017 |
Citeertitel | Beleidsregels verhaal Participatiewet Weststellingwerf 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2017 | Nieuwe regeling | 14-06-2017 | 2017-014418/in |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid genoemd in artikel 61 van de Participatiewet tot het verhalen van de kosten van bijstand in de gevallen en overeenkomstig de regels aangeven in de artikelen 62 tot en met 62i van de Participatiewet.
Artikel 3 - Samenloop met terugvordering
Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid van verhaal op derden, heeft terugvordering voorrang. Als tot terugvordering wordt besloten, moeten de betaalde verhaalsbijdragen met betrekking tot de periode waarin de verstrekte bijstand volledig wordt teruggevorderd, terugbetaald worden aan degene op wie verhaald is. Geen terugbetaling vindt plaats als verrekening mogelijk is met de nog resterende verhaalsvordering of toekomstige verhaalstermijnen.
Artikel 4 - Verdere beperking verhaalsbevoegdheid
De wettelijke onderhoudsplicht van de ex–echtgenoot en ex–geregistreerde partner, hierna
tezamen ex-partner genoemd, wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende (beperkende)
Er is slechts sprake van een verhaalsbevoegdheid jegens de ex-partner indien er sprake is van causaal verband tussen de echtscheiding en de bijstandsbehoefte van de bijstandsgerechtigde. Bij de vaststelling van het causaal verband wordt de doelstelling van de Participatiewet– werk vóór inkomen - in acht genomen. Naast de inspanning met betrekking tot arbeidsinschakeling van de bijstandsgerechtigde, worden ook de inspanningen van de gemeente hiertoe beoordeeld.
Artikel 5 - Draagkracht van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt
Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende informatie verstrekt, en uit het onderzoek geen gegevens kunnen worden achterhaald, wordt er ambtshalve naar de volgende maatstaven een verhaalsbijdrage opgelegd:
Indien de onderhoudsplicht alleen betrekking heeft op minderjarige kinderen, wordt op basis van de ‘tabel eigen aandeel kosten van kinderen’ opgenomen in de Tremanormen (tabel 28) een bijdrage opgelegd. Hierbij wordt aangenomen dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt over het maximale netto besteedbaar maandinkomen, genoemd in die tabel beschikt.
Artikel 6 - Ingangsdatum verhaalsbijdrage
Als ingangsdatum van de eventueel op te leggen verhaalsbijdrage zal gelden de eerste van de maand, volgend op de dag waarop de eerste aanschrijving wordt verzonden.
Hoofdstuk 2. Afzien van verhaal of invordering
Artikel 8. Tijdelijk afzien verhaal
Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt al alimentatie betaalt (vrijwillig of op basis van een rechterlijke uitspraak) en het verschil tussen de berekende bijdrage en de al betaalde alimentatie bedraagt minder dan het in het tweede lid genoemde kruimelbedrag, wordt geen verhaalsbijdrage opgelegd.
Met betrekking tot het nemen van een besluit over het afzien van verdere betaling of invordering in het kader van een schuldregeling als bedoeld in het vierde lid kan het college het besluit over het afzien van betaling of invordering geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken dan wel van het nemen daarvan geheel of gedeeltelijk afzien in de volgende gevallen:
Artikel 9 - Uitstel van betaling in verband met tot stand brengen minnelijke of wettelijke Schuldregeling
Indien een onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt een overeenkomst totschuldregeling heeft ondertekend, kan op diens verzoek of op verzoek van deschuldregelende instelling, uitstel van betaling worden verleend van de door de rechter opgelegde verhaalsverplichtingen. Dit uitstel wordt verleend voor een periode van maximaal 120 dagen, gerekend vanaf de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling.
Aan een onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt, die een verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling bij de rechtbank heeft ingediend, kan op diens verzoek of op verzoek van de schuldregelende instelling, uitstel van betaling worden verleend van de door de rechter opgelegde verhaalsverplichtingen. Dit uitstel wordt verleend voor de duur van de procedure bij de rechtbank en eindigt op de dag waarop door de rechtbank op het verzoek is beslist.
Artikel 10 – Tijdelijk afzien van invordering
executoriale verhaalstitel, een minnelijke schuldregeling tot stand is gebracht, wordt, na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling en nadat alle schuldeisers het voorstel tot een minnelijke schuldregeling hebben geaccepteerd, met ingang van de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling, afgezien van invordering van de lopende verhaalsbijdrage, voor de duur van deze schuldregeling.
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels verhaal WWB Weststellingwerf 2013.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels verhaal Participatiewet Weststellingwerf 2017.
Vastgesteld bij collegebesluit van
Datum bekendmaking: 5 juli 2017
Datum inwerkingtreding: 7 juli 2017
Gedaan te Wolvega in de collegevergadering van 14 juni 2017
De burgemeester, De secretaris
Artikelsgewijze toelichting Beleidsregels verhaal Participatiewet Weststellingwerf 2017
Artikelsgewijze toelichting Beleidsregels verhaal Participatiewet Weststellingwerf 2017
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Vanaf 1 januari 2015 zijn de verhaalsbepalingen opgenomen onder paragraaf 6.5 van de Participatiewet. Het college heeft besloten om van deze bevoegdheid tot het verhaal van kosten van bijstand gebruik te blijven maken. Hierna wordt een aantal bepalingen toegelicht.
Het verhaalsbeleid is behoudens enkele kleine aanpassingen, inhoudelijk niet wezenlijk gewijzigd ten opzichte van de ingetrokken Beleidsregels verhaal WWB 2013.
In deze toelichting gaat het om gewijzigd beleid of bepalingen die een nadere uitleg behoeven.
Artikel 3 - Samenloop met terugvordering
Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van de bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid tot verhaal, is het aan het college om te kiezen. Het college geeft de voorkeur om kosten van bijstand terug te vorderen. Er kan pas verhaald worden als er recht op bijstand bestaat. Als er op grond van een besluit met terugwerkende kracht geen recht op bijstand is, dan heeft het college geen kosten van bijstand hoeven te maken. Hiervoor is de persoon die ten onrechte bijstand heeft ontvangen, primair verantwoordelijk. Daarmee is hij ook degene die als eerste voor terugbetaling aansprakelijk gesteld moet worden.
Artikel 4 - Verdere beperking verhaalsbevoegdheid
Een van de doelstellingen van de Participatiewet is werk voor inkomen. Deze doelstelling heeft tot gevolg dat zowel de gemeente als de bijstandsgerechtigde zich dient in te spannen op het gebied van de arbeidsinschakeling. Deze inspanning heeft ook gevolgen voor de uitoefening van de verhaalsbevoegdheid.
Artikel 5 - Draagkracht van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt
Bij de bepaling van de hoogte van de verhaalsbijdrage wordt gebruik gemaakt van de meest
recente draagkrachtberekeningen en toelichting, zoals die zijn vastgesteld door de werkgroep alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de zogeheten “Tremanormen”. Trema is de afkorting van Tijdschrift voor de rechterlijke macht.
Op grond van de Tremanormen heeft de onderhoudsverplichting voor kinderen voorrang boven elke andere onderhoudsverplichting. Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt, en er ook op andere wijze geen of onvoldoende gegevens kunnen worden achterhaald, wordt een ambtshalve verhaalsbijdrage opgelegd. Indien de verhaalsplicht alleen minderjarige kinderen betreft, wordt voor de hoogte van de op te leggen verhaalsbijdrage aansluiting gezocht bij de NIBUD/CBS tabel met betrekking tot het eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen. Deze tabel is opgenomen in de Tremanormen. Het verhaalsbedrag wordt dan vastgesteld op de maximale behoeftenorm voor de minderjarige kinderen.
Hierbij wordt uitgegaan van een inkomen van netto besteedbaar inkomen van € 6.000 per maand (tremanormen 2015). Met betrekking tot de vaststelling van de behoefte van het kind wordt uitgegaan van de gezinssituatie van het kind. Met betrekking tot de draagkracht wordt uitgegaan van de gezinssituatie van de onderhoudsplichtige ouder.
Indien de onderhoudsplicht (ook) de ex-partner betreft, bedraagt de ambtshalve vast te stellen verhaalsbijdrage de gehele bruto verstrekte en nog te verstrekken bijstand. Indien voor beide verplichtingen een verhaalsbijdrage wordt opgelegd, wordt zowel het totaalbedrag van de onderhoudsverplichting vermeld, als het bedrag van beide onderhoudsverplichtingen afzonderlijk.
Artikel 7 – Frequentie heronderzoek
Dit artikel is nieuw. Het is aannemelijk dat de draagkracht van een onderhoudsplichtige na verloop van tijd wijzigt in positieve of in negatieve zin. Het is immers niet wenselijk dat indien bijvoorbeeld wordt besloten om niet te verhalen vanwege het ontbreken van draagkracht, dit ook in de toekomst nooit meer gebeurt.
Een nieuw onderzoek naar wijzigingen in de draagkracht van een onderhoudsplichtige wordt eenmaal in de drie jaar uitgevoerd.
Als er aan een onderhoudsplichtige geen verhaalsbijdrage (nihil) is opgelegd en deze betaalt ook geen alimentatie, wordt eenmaal per jaar een nieuw onderzoek naar wijzigingen in de draagkracht van de onderhoudsplichtige uitgevoerd. Hierbij wordt eerst via Suwinet en BRP gecontroleerd of het inkomen of de gezinssituatie van de onderhoudsplichtige feitelijk is gewijzigd. Als er geen wijziging in inkomen of de gezinssituatie geconstateerd wordt, kan worden afgezien van het aanschrijven van de onderhoudsplichtige voor het onderzoek naar wijzigingen in de draagkracht.
Worden er wel wijzigingen in het inkomen of de gezinssituatie geconstateerd, zal de onderhoudsplichtige worden aangeschreven met het verzoek mee te werken aan een nieuw onderzoek naar zijn draagkracht.
Hoofdstuk 2. Afzien van verhaal of invordering
Artikel 8 – Tijdelijk afzien verhaal
Vanwege de in artikel 7 ingevoegde heronderzoeksfrequentie is artikel 8 enigszins aangepast. De bepaling “afzien van verhaal” betekent namelijk in beginsel dat er ook in de toekomst niet meer verhaald kan worden. Daarom is in dit artikel het woord “tijdelijk” toegevoegd, en wordt bij gebrek aan draagkracht niet gesproken over “afzien van verhaal”, maar van een verhaalsbijdrage van “nihil” (lid 2) of “geen verhaalsbijdrage” (lid 1 en lid 3).
De wetgever heeft met de wijziging van de Faillissementswet (1 januari 2008) tot uitdrukking
gebracht dat een schuldsanering in het minnelijke traject de voorkeur verdient boven een
schuldsanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Het college zal daarom zoveel mogelijk proberen mee te werken aan de totstandkoming van de minnelijke schuldregelingen. In het vierde lid worden de voorwaarden opgesomd waaronder het college akkoord kan gaan met een voorstel tot minnelijke schuldregeling.
Het college vindt het belangrijk dat bij de totstandkoming van een schuldregeling de
Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet wordt toegepast.
Deze gedragscode vormt voor het college een belangrijke waarborg voor de kwaliteit van de
schuldbemiddeling en biedt tevens een aantal concrete aanknopingspunten voor de aanvang en duur van uitstel van betaling en tijdelijk afzien van invordering. Het gaat daarbij om de
dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling en de zogenaamde 120-dagen-termijn.
Van verhaal kan tijdelijk worden afgezien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaald wordt of degene die de bijstand ontvangt, dringende redenen aanwezig zijn. In beginsel eerst 6 maanden tijdelijk afzien van verhaal en dan opnieuw bekijken.
Artikel 9 - Uitstel van betaling in verband met tot stand brengen minnelijke of wettelijke Schuldregeling
Er is aansluiting gezocht bij de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. In deze gedragscode vormt de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling het beginpunt van de periode van 120 dagen waarbinnen de minnelijke schuldregeling tot stand moet komen. Indien de wettelijke schuldregeling of de minnelijke schuldregeling niet tot stand is gekomen, vervalt het verleende uitstel van betaling. Dit betekent dat de verhaalsbijdrage over de periode waarover uitstel is verleend, alsnog als achterstand zal worden ingevorderd. Dit uitstel leidt dus niet tot afstel.
De verhaalsvordering is preferent. Gelegde beslagen blijven gehandhaafd, totdat op grond van artikel 10 van deze beleidsregels is besloten om tijdelijk af te zien van invordering. In de meeste gevallen zal het beslag een aflossing op de achterstand zijn. Het handhaven van het beslag zorgt er in elk geval voor dat de opeisbare achterstand wordt verlaagd. Het college hecht waarde aan het handhaven van een al gelegde beslag omdat het vaak de nodige inspanningen heeft gekost om het te kunnen effectueren. Daarnaast loopt het college een voor haar onaanvaardbaar risico dat bij het opheffen of opschorten van beslag, andere (nieuwe) beslagleggers alsnog beslag gaan leggen.
Artikel 10 – Tijdelijk afzien van invordering
Onder een executoriale verhaalstitel wordt hier verstaan een rechterlijke verhaalsuitspraak en een executoriaal verhaalsbesluit (dwangbevel) op grond van artikel 62b van de Participatiewet. Een executoriale verhaalstitel moet in beginsel ten uitvoer worden gelegd. Dit betekent dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt enkel via de rechter kan verzoeken om een wijziging van de opgelegde verhaals- of alimentatieverplichting. In dit artikel worden drie situaties beschreven, waarin –zonder tussenkomst van de rechter- tijdelijk wordt afgezien van invordering van de uit een executoriale verhaalstitel voortvloeiende verhaalsverplichtingen.
Om geen afbreuk te doen aan de betekenis van de rechterlijke uitspraak, wordt niet gesproken van voorlopig afzien van verhaal, maar van het tijdelijk afzien van invordering. De
verhaalsverplichting blijft bestaan, maar de vordering wordt tijdelijk bevroren en er wordt tijdelijk niet ingevorderd. Wanneer de voorwaarde waaronder tijdelijk kan worden afgezien van invordering is komen te vervallen, herleeft de invordering van de verhaalsbijdrage. De onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt of de schuldregelende instelling zal het
college op de hoogte moeten brengen van het moment waarop de schuldregeling van kracht is geworden of wanneer deze –al dan niet tussentijds- is beëindigd.
Artikel 11 - Buiten invordering stellen van verhaalsachterstand
Er is aansluiting gezocht bij de beleidsregels terugvordering uitkeringen Weststellingwerf 2017. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het vrijwillig betalen in een minnelijke regeling en “gedwongen” betaling op grond van een rechterlijke uitspraak. Bij toepassing van lid 1 of 4 mag geen sprake zijn van een lopende verhaalsbijdrage.
De belanghebbende kan als er geen sprake meer is van een lopende verhaalsbijdrage, op elk moment een voorstel doen om de achterstallige verhaalsbijdrage af te kopen.
De achterstand kan worden afgekocht met een eenmalige betaling, als deze tenminste 50% van het op dat moment openstaande saldo bedraagt. Maar van deze mogelijkheid kan niet ongelimiteerd gebruik worden gemaakt. Overwogen moet worden, of de afkoopsom in verhouding staat tot het bedrag wat anders in 36 maandelijkse termijnen zou zijn afgelost. Met andere woorden: het afkoopbedrag moet in ieder geval gelijk zijn aan of hoger zijn dan het bedrag wat in 36 maandelijkse termijnen naar verwachting zou kunnen worden afgelost.
De gemeente Weststellingwerf kan zelf ook gebruik maken van de mogelijkheid om alimentatie bij de onderhoudsplichtige in te vorderen. Ook kan ervoor worden gekozen om het LBIO de alimentatie te laten innen en op grond van een machtiging, deze aan de gemeente door te betalen.
Als de alimentatieplichtige de verschuldigde alimentatie niet meer kan voldoen, moet hij de Rechtbank vragen om de alimentatie (al dan niet tijdelijk) op een lager bedrag of op nihil vast te stellen. Slechts in dringende en zwaarwegende omstandigheden, kan van verdere invordering worden afgezien. Overwogen kan ook worden om, wanneer een alimentatieplichtige langer dan 5 jaar onvindbaar is en het niet aannemelijk is dat hij in de toekomst nog te traceren valt, of dat er nog invorderingsmogelijkheden zijn, een alimentatievordering (gedeeltelijk) buiten invordering te stellen.
Om te voorkomen dat de alimentatievordering onnodig hoog oploopt, kan in dergelijke gevallen in een eerder stadium reeds de maandelijkse opboeking van deze alimentatie (tijdelijk) worden gestopt. Hiermee wordt voorkomen dat een oninbare vordering eindeloos in de administratie blijft staan.