Organisatie | Oldambt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Taaleis 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Taaleis 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | Onbekend | 09-02-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;
Gelezen het collegevoorstel van cluster Maatschappelijke Zaken tot vaststelling van beleidsregels
gezien het advies van de WMO raad en cliëntenpanel WWB
gezien artikel 4:81, eerte lid van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat duidelijkheid is gewenst over de wijze waarop het college uitleg en uitvoering geeft aan artikel 18b
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.
Met rapporten of diploma's van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen toont belanghebbende het volgen van Nederlandstalig onderwijs aan (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn. Voorbeelden staan in de toelichting.
Voor de taaltoets wordt gebruik gemaakt van de landelijk erkende TOA-toets, die wordt afgenomen door het ROC Noorderpoort.
Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren de belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.
Is de uitkomst van de toets dat de belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:
1 Conform artikel 44a Participatiewet, in de regio ook wel Plan van Perspectief genoemd
Artikel 7 Het volgen van de voortgang van het taaltraject als onderdeel van re-integratie danwel activeringstraject
In het plan van perspectief wordt het niveau van de Nederlandse taal van betrokkene vastgelegd en de instrumenten die in gezamenlijkheid zijn vastgesteld om de Nederlandse taal te verbeteren. Indien mogelijk wordt hier een termijn aan gekoppeld. De taalafspraken in het plan van perspectief vormen de uitgangspunten voor de beoordeling van de inspanningen van belanghebbende.
Afhankelijk van het taalinstrument dat wordt ingezet dient het college de voortgang te monitoren. Indien er gebruik wordt gemaakt van instrumenten die voortkomen uit de Wet Educatie kan het college voortgangsrapportages opvragen bij ROC het Noorderpoort.
Artikel 8 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid
Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval als er:
Volledige ontheffing van de arbeidsplicht of een gedeeltelijke ontheffing is op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek.
Artikel 9 Relatie met Wet inburgering
Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als „voldoende inspanning‟ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.
Artikel 10 Relatie met Wet Educatie
Wanneer belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis begonnen is met een taaltraject in het kader van de Wet educatie en dit traject loopt nog bij het ROC Noorderpoort college, dan kandit aangemerkt worden als voldoende inspanning‟ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is
Het college kan de bepalingen van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan gelet op het belang van de aanvrager/belanghebbende leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten door het college van
burgemeester en wethouders van de
gemeente Oldambt d.d. 9 februari 2016
De secretaris De burgemeester,
H.J.J. Groothuis. P. Smit.
Toelichting op de beleidsregels Wet taaleis 2016
De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel „Wet taaleis WWB' (hierna: Wet taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.
Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is, dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:
Met de Wet taaleis krijgt de gemeente de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken, is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.
De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. In artikel 18b is de inlichtingenplicht uitgebreid met de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.
Artikel 1 Begripsbepalingen Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Awb en de wet niet afzonderlijk te definiëren in de beleidsregels. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de wet ook de beleidsregels moeten worden gewijzigd.
Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal
Belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende.
Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dat betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit basisregistratie. De Leerplichtwet was op dat moment van toepassing.
Belanghebbende toont met rapporten of diploma's van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen aan Nederlands onderwijs te hebben gevolgd. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft drie registers met erkende onderwijsinstellingen. Er is een register voor particulier voortgezet algemeen onderwijs (VAVO), een register voor beroepsopleidingen en een register voor opleidingen in het hoger onderwijs (HO). Voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zijn geen aparte registers.
Voorbeelden van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn:
Naast het diploma inburgering zijn ook de volgende documenten gelijkwaardig aan het diploma inburgering:
Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen).
Dit artikel geeft aan welke instelling de taaltoets uitvoert. In onze regio is dat het ROC Noorderpoort.
In tegenstelling tot dat wat de wetgever heeft beoogd kiezen we ervoor om niet onnodig te toetsen en bieden we in dit artikel de mogelijkheid om af te zien van een taaltoets. Bij de keuze om geen taaltoets af te nemen, is er sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegenomen en meegewogen in het besluit, zoals analfabetisme en laaggeletterdheid.
Artikel 5 Kennisgeving en (geen) bereidverklaring
Uitwerking van deze procedure is te vinden in de werkinstructie.
Het aanbod voor diverse taaltrajecten is in samenwerking met het ROC Noorderpoort in het Regionaal Educatieplan vastgesteld.
Artikel 7 Het volgen van de voortgang van het taaltraject
De te leveren voortgangsrapportages zijn vastgelegd in contractafspraken tussen het ROC Noorderpoort en de gemeente in het kader van het Regionaal Educatieplan 2016.
Artikel 8 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid
Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taaltraject. De genoemde vormen zijn niet limitatief.
In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht. Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden:
1. Bij aantoonbaar geleverde inspanning:
2. Bij aantoonbaar voldoende ingeburgerd;
3. Bij een ontheffing om medische redenen. Dit is vastgesteld door een arts en/of medische specialist.
Een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een deskundige, zoals een dyslexie-verklaring.
Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij het ROC Noorderpoort een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.
Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) elke vorm van verwijtbaarheid.
Artikel 9 Relatie met Wet inburgering
Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2). Wanneer een belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als „voldoende inspanning‟ van de kant van de belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis. Belanghebbende krijgt dus niet met twee verschillende trajecten te maken. Wel dient de gemeente te monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject.. Desgevraagd moet de aanvrager het volgen van een dergelijk traject aantonen aan de hand van documenten. Dat geldt ook voor het meten van de voortgang. Laat de aanvrager na de betreffende documenten te overleggen, dan heeft dit nog geen gevolgen voor het recht op algemene bijstand. Gevolg is wel, dat bij het niet verstrekken van een bewijs dat men een inburgeringstraject volgt of voortgang maakt, er een verplichting ontstaat om een toets af te leggen in het kader van de Wet taaleis.
Artikel 10 Relatie met de Wet educatie
Indien belanghebbenden een aanbod met als doel taalverhoging hebben aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis is actief bezig met Nederlandse taalverhoging. Zij leveren daarmee „voldoende inspanning‟. Voor deze belanghebbenden gelden dezelfde regels voor de voortgang van het traject als voor belanghebbenden die een aanbod hebben vanuit de Wet taaleis.
In de dagelijkse uitvoeringspraktijk kan de toepassing van de beleidsregel in incidentele gevallen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Het college kan in een dergelijk geval ten gunste van de belanghebbende afwijken van de beleidsregel.
Het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel