Organisatie | Veendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een eenmalig rioolaansluitrecht (2015) |
Citeertitel | Verordening eenmalig rioolaansluitrecht 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2015 | Nieuwe regeling | 29-06-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 14 juli 2015 | 2015R0020 |
De raad van de gemeente Veendam
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 17 maart 2015 met doc.nr. 201502919,
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van een eenmalig rioolaansluitrecht (2015)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
a onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;
b onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak;
c onder aansluiting van een eigendom verstaan het leggen door de gemeente van een buisleiding van het in de openbare weg aanwezige afvoerstelsel tot aan het eigendom waarvoor de aansluiting plaatsvindt, om voor dat eigendom een directe of indirecte lozing op de gemeentelijke riolering mogelijk te maken.
Onder de naam eenmalig rioolaansluitrecht wordt een recht geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering.
Het recht wordt geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene voor wie de dienst wordt verleend.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
Het recht is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en invordering van het eenmalig rioolaansluitrecht.
Bijlage Toelichting op de verordening
Een verordening eenmalig rioolaansluitrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet (Gw). In dit artikel, eerste lid aanhef en onderdeel b, staat: 1 Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
b het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
Op dit artikel is bijvoorbeeld ook de heffing van de bouw- en paspoortleges gebaseerd. Om op basis van dit wetsartikel tot een werkelijke heffing te komen, heeft uw gemeente een verordening nodig waarin zij de belasting nader uitwerkt. Daarvoor moet zij de verordening eenmalig rioolaansluitrecht vaststellen.
De voorwaarden waaraan de gemeentelijke belastingverordening moet voldoen, staan in hoofdstuk XV Gw. In artikel 217 staat dat de verordening onder meer de volgende elementen moet bevatten:
• Wie moet de belasting betalen (de belastingplichtige)?
• Waarvoor moet de belasting worden betaald (het belastbare feit)?
• Waarover moet de belasting worden betaald (de heffingsmaatstaf)?
• Het tarief van de belasting.
Voor een heffing gebaseerd op artikel 229 Gw geldt nog een extra voorwaarde. De geraamde heffingsopbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de diensten. De rechten van artikel 229 Gw zijn dus alleen bedoeld om de kosten van de betreffende dienstverlening te verhalen.
De aanhef van een raadsbesluit verwijst naar de Gemeentewet. Hier staat het artikel waarop de gemeentelijke belasting is gebaseerd. De uitdrukking ‘gezien’ wordt gebruikt bij verwijzing naar schriftelijke externe rapporten en adviezen. Dit is toegevoegd omdat in de praktijk steeds meer gemeenten extern advies inwinnen voor invoering van de belasting.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de duidelijkheid kunt u in een eerste artikel een omschrijving opnemen van de in de belasting verordening voorkomende begrippen. Maar sommige begrippen lenen zich minder voor een vastomlijnde omschrijving. Zo kan een definitie van de gemeentelijke riolering of een (verbeterd) gescheiden stelsel door nieuwe technische ontwikkelingen al snel verouderd zijn. Voor zulke begrippen kunt u beter geen definitie opnemen, maar de uitleg in de praktijk volgen. Bij de invoering van een nieuwe werkwijze voor de aanleg van riolering moet u de begripsomschrijvingen in de verordening kritisch (laten) bekijken.
Het belastbare feit is de omschrijving van de activiteit waarvoor u de belasting in rekening brengt. In dit geval dus realisatie van een aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Degene die de belasting moet betalen, is degene die uw gemeente vraagt de riolering aan te leggen. In dit geval dus de aanvrager van de dienst. Over het algemeen is dat de eigenaar van het eigendom, maar het kan ook iemand anders zijn. Daarom staat in de omschrijving dat degene voor wie de gemeente de dienst verleent, belastingplichtig kan zijn. Als de aannemer de aanvraag bijvoorbeeld voor de particulier indient, kan de particulier toch de belastingplichtige blijven. In zo’n geval hebt u de keuze tussen twee belastingplichtigen. Win dan bij de belanghebbenden nadere informatie in over wie u als belastingplichtige moet zien. Hebt u daarover geen uitsluitsel, dan kunt u de aanslag sturen naar degene die het meeste belang heeft bij de dienst. Een belangrijk element van een heffing gebaseerd op gemeentelijke dienstverlening is dat iemand daadwerkelijk om de dienst vraagt. Dat klinkt in eerste instantie problematischer dan het in de praktijk vaak is. Natuurlijk zitten veel mensen niet te wachten op een gemeentelijke belastingheffing op verzoek, maar de aansluitingsverplichting dwingt in dit geval de aanvraag af (zie paragraaf 2.3).
Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief
Op grond van artikel 219, tweede lid, Gw kan een gemeente belastingen heffen naar heffingsmaatstaven die zij in de belastingverordening bepaalt. Maar het bedrag mag niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. De gemeente mag haar belastingen namelijk niet naar draagkracht heffen. Alleen het Rijk mag inkomensbeleid voeren.
Het begrip ‘bedrag’ in artikel 219, tweede lid, duidt erop dat naast de heffingsmaatstaf het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mogen zijn van inkomen, winst of vermogen. Behalve de beperkingen in artikel 219, tweede lid, zijn gemeenten vrij om heffingsmaatstaven op te nemen in hun verordening eenmalig riool aansluitrecht. Maar de algemene rechtsbeginselen beperken deze vrijheid wel. Bij het eenmalig riool aansluitrecht speelt vooral mee dat er geen sprake is van een zuivere belastingheffing, maar van kostenverhaal van gemeentelijke dienstverlening. U moet de keuze van de heffingsmaatstaf en het tarief dus wel op een of andere manier rechtvaardigen uit de gemaakte kosten of het profijt dat de aanvrager van de rioleringsaanleg heeft. Heffingsmaatstaven op andere rechtvaardigingsgronden zijn niet bij voorbaat verboden, maar hebben wel een uitdrukkelijke objectieve rechtvaardigingsgrond nodig.
Per geval maakt de gemeente een begroting van de kosten die zij aan de potentiële belastingplichtigen in rekening brengt. Zo betaalt iedereen de kosten voor zijn eigen aansluiting. Bij deze mogelijkheid moet u de aanvrager bedenktijd geven, omdat het belastingrecht de eis stelt dat iedereen de omvang van zijn belastingschuld vooraf moet kunnen kennen. Uiteraard zijn ook andere differentiatievormen mogelijk dan in de voorbeeldverordening staan. Denk aan het verhaal van de extra kosten voor plaatsing van een pompput of een differentiatie gebaseerd op de diameter van de aansluiting. De voorbeeldverordening noemt deze mogelijkheden niet, omdat de aard van de aansluiting vooral wordt bepaald door het aanwezige hoofdriool. De vraag is of het in dat geval redelijk is de extra kosten op de aanvrager te verhalen. Bovendien kunt u via de begrotingsconstructie de kosten individueel differentiëren. Baseert u de differentiatie niet op de aard van de heffing (kostenverhaal of profijt), dan is een objectieve rechtvaardigheidsgrond in het vastgelegde gemeentebeleid nodig. Als u daarvoor kiest, is het verstandig fiscaal-juridisch advies te vragen bij het opstellen van de verordening.
Dit artikel bepaalt dat de gemeente een aanslag verstuurt. De gemeente neemt dus het initiatief voor de belastingheffing door een aanslagbiljet te sturen. Andere methoden van belastingheffing (zoals aangifte door degene die de belasting moet betalen) zijn niet geschikt.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
Dit artikel bepaalt dat de gemeente direct na indiening van de aanvraag met het kostenverhaal begint.
Artikel 7 Termijnen van betaling
Er is gekozen voor een betaling in 1 termijn. Lid 2 is opgenomen om een aantal uitzonderingen over onder meer feestdagen in de algemene termijnenwet niet van toepassing te verklaren. Dit is voor gemeentelijke belastingen gebruikelijk.
In principe is kwijtschelding van deze belasting mogelijk. Maar eigenlijk is dit niet redelijk. Het gaat tenslotte om het verhaal van kosten voor dienstverlening op verzoek. Bovendien leidt deze belasting meestal tot waardevermeerdering van het eigendom van de aanvrager.
Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Dit artikel bepaalt dat het College van Burgemeester en Wethouders uitvoeringstechnische zaken kan regelen.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
Naast een tijdstip van inwerkingtreding moet een belastingverordening bepalen vanaf wanneer u de heffing toepast (de ingangsdatum van de heffing). Deze tijdstippen kunnen samenvallen. Meestal is het tijdstip van inwerkingtreding afhankelijk van de datum waarop de gemeente de belastingverordening bekendmaakt. Zonder bekendmaking is de verordening niet bindend (artikel 139 Gw).
De datum van inwerkingtreding ligt ná die van de bekendmaking. De ingangsdatum van de heffing moet ná de datum van vaststelling van de verordening door de raad liggen, anders is sprake van terugwerkende kracht. Bij invoering van een nieuwe heffing is terugwerkende kracht niet mogelijk, tenzij de heffing was te voorzien. De citeertitel vergemakkelijkt de verwijzing naar de verordening.