Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent re-integratie Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Delft 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Delft 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2016 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 07-06-2017 | . |
Hoofdstuk 2. Werknemersvoorzieningen
Artikel 2.2. Werken met behoud van uitkering
Het college kan een uitkeringsgerechtigde toestaan met behoud van uitkering activiteiten te verrichten bij een werkgever voor maximaal 24 uur per week gedurende maximaal 6 maanden. Deze activiteiten moeten gericht zijn op arbeidsinschakeling, zo mogelijk bij de werkgever die de werkplek of het toeleidings-arrangement aanbiedt. Alle overige verplichtingen blijven op de uitkeringsgerechtigde van toepassing.
Het college beoordeelt in het individuele geval of jobcoaching nodig is, welk begeleidingsregime daarbij past en stemt met de werkgever en werknemer de wijze van jobcoaching af. Hierin wordt onderscheid gemaakt in een jobcoach die het college toekent aan de werknemer of een subsidieverstrekking in de vorm van een jobcoach-cheque waarmee de werkgever zelf een jobcoach regelt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Delft dd. 7 juni 2016, en bekendgemaakt in de Stadskrant dd. 20 juli 2016.
Mr. drs. G.A.A. Verkerk, burgemeester
Mr. J. Krul secretaris
Ter aanvulling op de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Delft 2015 stelt het college nadere regels stelt, in de vorm van beleidsregels, voor een concretere invulling van een aantal voorzieningen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De proefplaatsing verschilt in zoverre van het werken met behoud van uitkering, dat de proefplaatsing plaatsvindt bij een werkgever, die daadwerkelijk de intentie heeft de belang-hebbende een dienstverband aan te bieden. Het uitgangspunt is dat de proefplaatsing niet langer duurt dan strikt noodzakelijk. Indien de belanghebbende op grond van artikel 2.2, eerste lid gewerkt heeft met behoud van uitkering bij dezelfde werkgever als waar hij het dienstverband aangaat, is een proef-plaatsing niet mogelijk.
Artikel 2.2. Werken met behoud van uitkering
Dit artikel biedt de kaders waarbinnen het college een uitkeringsgerechtigde met behoud van uitkering werkactiviteiten kan laten doen.
De werkplek is gericht op arbeidsinschakeling, waar mogelijk bij de werkgever die de werkplek aanbiedt. Het college dient er daarnaast zorg voor te dragen dat er geen sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt.
Ook mag de inzet van dit instrument de concurrentiepositie van de betreffende werkgever niet onverantwoord beïnvloeden of reguliere arbeid verdringen. Omdat de instrumenten in de arbeidsmarktregio Haaglanden op elkaar zijn afgestemd (zie artikel 3.) wordt hiervoor door de gezamenlijke gemeenten een regionaal meldpunt ‘verdringing werken zonder loon’ ingericht.
Het kan voorkomen dat tijdens de periode van werken met behoud van uitkering aan de orde komt dat voor belanghebbende een baan volgens de baanafspraak wordt ingezet. Dan moet een loonwaardenmeting worden gedaan. Belangrijk is dan te weten dat de proefplaatsing (die voor een loonwaarden-meting wordt gebruikt) en het instrument werken met behoud van uitkering niet stapelbaar zijn. In een dergelijk geval dient een loonwaardenmeting plaats te vinden binnen de maximale periode waarin het college een uitkeringsgerechtigde toestaat met behoud van uitkering bij de betreffende werkgever te werken.
Artikel 2.3. Vervoersvoorzieningen.
Als een belanghebbende door een structurele, functionele beperking niet zelfstandig kan reizen, kan het college voor het woon/werk-verkeer een vervoersvoorziening verstrekken. Voorbeelden zijn een aangepaste fiets, een bruikleenauto, kilometervergoedingen, de regiotaxi en/of begeleidingskosten.
Aan een vervoersvoorziening is een aantal voorwaarden verbonden. Zo dienen de kosten van de vervoersvoorziening proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in verhouding staat tot de duur en omvang van de arbeidsovereenkomst en de opbrengst in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten, bijvoorbeeld in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
De vervoersvoorziening in de Participatiewet wordt in Delft afgestemd met de uitgangs-punten en vervoersvoorzieningen die het college vanuit de Wmo verstrekt. In die gevallen waarin het Delftse Wmo beleid niet voorziet, kan het college de normbedragen en voorzieningen die het UWV voor dat kalender-jaar heeft vastgesteld als referentiekader gebruiken.
Een jobcoach biedt (intensieve) begeleiding aan een werknemer op de werkplek. De jobcoach kan ingezet worden voor een belanghebbende met een structurele functionele beperking of van wie is vastgesteld dat hij/zij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. De inzet van de jobcoach is voor de werkgever kosteloos.
Bij het inzetten van een jobcoach wordt onderscheid gemaakt tussen:
De jobcoach wordt toegekend aan de belanghebbende. Grotere werkgevers huren echter vaak voor meerdere werknemers zelf een jobcoach in of hebben deze in dienst. Dit om te voorkomen dat er meerdere jobcoaches op de werkvloer rond lopen. In dergelijke situaties kan, mits de belanghebbende hiermee instemt, gekozen worden voor het verstrekken van een financiële vergoeding aan de werkgever (de jobcoachcheque).
De vaste bedragen genoemd in artikel 4. worden door de gemeente vast- en bijgesteld en bedragen in 2016, bij het begeleidings-niveau ‘licht’, 2.700 euro in het eerste jaar en 1.400 euro in het tweede en derde jaar, op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer.
De bedragen bij het begeleidingsniveau ‘midden’ zijn voor 2016 vastgesteld op 4.500 euro in het eerste jaar, 2.700 euro in het tweede jaar en 1.400 euro in het derde jaar, op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer.
In 2014 is door de G4 (Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam) intensief overleg gepleegd met het UWV om werkgevers een eenduidig basisaanbod te kunnen bieden. In navolging van de in de G4 gemaakte afspraken is ook regionaal (binnen arbeidsmarktregio Haaglanden en Zuid-Holland-Centraal)
besloten zoveel mogelijk het bestaande beleid van het UWV inzake de jobcoach te volgen, behoudens de intensiteit van de inzet van de jobcoach die door het UWV wordt ingezet. Reden hiervoor is dat deze intensiteit voor de gemeente wegens de hoge kosten onbetaal-baar is. In dit artikel zijn de voorwaarden vastgelegd waartegen de jobcoach kan worden ingezet.
Artikel 2.5. Persoonsgebonden budget.
Het college kan een persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) geven aan een belang-hebbende. Met een PRB bepaalt iemand zelf hoe hij/zij (weer) aan het werk gaat. De persoon krijgt hiermee dus meer eigen verantwoordelijkheid. Het college maakt wel regels over het gebruik van een PRB. Zo moet de deelnemer werkzoekende binnen de gemeente Delft zijn (met of zonder uitkering), (nog) geen re-integratietraject volgen en geen onderneming willen starten.
Als de gemeente het plan goedkeurt, krijgt de deelnemer eenmalig een vast geldbedrag om de opgegeven dienstenverlening te betalen. Dit bedrag blijft in beheer van de gemeente. Dit bedrag wordt door de gemeente vastgesteld en bedraagt voor 2016 maximaal 5.000 euro inclusief btw.
De deelnemer verplicht zich het hele traject af te maken.
Artikel 2.6. Participatieplaats.
Binnen het re-integratie instrumentarium van de gemeente Delft kennen we een diverse soorten werkervaringstrajecten. Al deze trajecten kenmerken zich door het feit dat een deelnemer met behoud van uitkering werkzaamheden verricht en zijn gericht op ontwikkeling van de deelnemer. Een belangrijk onderscheid tussen de participatieplaats (art. 10a van de Participatiewet) en de overige trajecten is dat deelnemers een premie kunnen ontvangen.
Het verstrekken van een dergelijke premie is in een instrumentenpalet waarin uitkerings-gerechtigden met steeds meer verplichtingen te maken krijgen met een strak handhavings-beleid, niet meer aan de orde. Temeer omdat de participatieplaats als instrument steeds meer wordt ingezet om deelnemers meer dwingend te verplichten een vorm van tegenprestatie te verrichten. Het inzetten van een participatieplaats kan nl. bij onwilligheid een uitkomst bieden.
Daarom wordt de participatieplaats binnen het re-integratie instrumentarium van de gemeente Delft behouden maar wordt de premie vastgesteld op nul euro.
De participatieplaats kent een minimale omvang van 12 uur per week. Er zal echter zoveel mogelijk gestreefd worden naar participatieplaatsen met een omvang van 20 tot 24 uur.
Met de voorziening beschut werk kan de gemeente mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt toch in een dienstbetrekking laten werken. Deze groep komt in dienst van de gemeente of bij een reguliere werkgever die de begeleiding en aanpassingen kan aanbieden.
De wet laat het aan gemeenten over welke aanstellingsvorm en rechtspositie er voor Beschut werk gekozen wordt.
Als een deelnemer in dienst komt van een reguliere werkgever valt de belanghebbende onder de arbeidsvoorwaarden van deze werkgever. Indien een deelnemer in dienst wordt genomen door de gemeente dan zal het college de rechtspositie bepalen.
Er zijn een beperkt aantal beschutte werk-plekken beschikbaar. Om hier optimaal gebruik van te maken wordt doorstroom van Beschut Werk naar een baan op basis van de banenafspraak zo veel mogelijk gestimuleerd.
In artikel 6b van de wet wordt geregeld dat het UWV de indicatie van de medische urenbeperking uitvoert. Wanneer sprake is van een medische urenbeperking kan het college een beschutte werkplek aanbieden die kleiner van omvang is dan het aantal werkuren waarmee iemand uit de uitkering komt. Een beschutte werkplek van dergelijke omvang moet wel beschikbaar zijn.
Artikel 3. Regionale regelingen en/of subsidie.
De participatiewet bevorderd en regelt regionale samenwerking. De arbeidsmarkt-regio’s Haaglanden en Zuid Holland Centraal (ZHC) hebben daarbij afgesproken dat zij hun werk-geversbenadering en werkgeversdienst-verlening zoveel mogelijk afstemmen. Belangrijk onderdeel daarvan is de inzet van instrumenten om waar nodig de afstand tussen vraag en aanbod te overbruggen. Deze instrumenten zijn opgenomen in de ‘Regionale Toolbox’.
Deze Toolbox bestaat uit instrumenten die bij werkgevers ingezet kunnen worden om plaatsingen te bevorderen. Hierbij worden de instrumenten steeds beoordeeld op effectiviteit en efficiency. De ervaring leert dat de inhoud op details af en toe wijzigt, indien de uitvoeringspraktijk in de regio daarom vraagt. Deze wijzigingen worden regionaal afgestemd en geaccordeerd in het bovenregionale hoofdenoverleg van het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Haaglanden (RPA). Door vast te leggen dat bij de inzet van voorzieningen, de voorwaarden gelden zoals deze zijn vastgelegd in de meest recente en regionaal vastgestelde Toolbox, blijft het beleid ten aanzien van de inzet van deze instrumenten actueel en regionaal gelijk.
De meest recente versie van de regionale Toolbox is in te zien op www.wsphaaglanden-zhc.nl.
Op dit moment staan de o.a. volgende instrumenten in de Toolbox beschreven: