Organisatie | Veendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2016 |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-01-2017 | 28-12-2017 | Nieuwe regeling | 12-12-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 27 december 2016 | 2016R0127 |
HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING
Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Artikel 9. Over te leggen stukken
Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging
De tijd van begraven en het bezorgen van as op de gemeentelijke begraafplaatsen is: op werkdagen van 09:00 uur tot 15:00 uur; op zaterdag van 09:00 uur tot 12:00 uur; voor de Joodse begraafplaats geldt het volgende, op werkdagen van 09:00 uur tot 15:00 uur; op zaterdag en zondag van 09:00 uur tot 12:00 uur;
HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN
Artikel 11. Indeling graven en asbezorging
Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.
Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven
In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Artikel 15. Termijnen particuliere (urnen) graven en urnennissen
Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig, veertig jaar of eeuwigdurend het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.
Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, vijftien of twintig jaar, het recht op een urnennis. De termijn begint te lopen op de datum waarop de urnennis is uitgegeven.
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen twaalf maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 18. Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding of restitutie kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.
Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf, welke in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN
Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
HOOFDSTUK 7. GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP
Artikel 25. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.
Artikel 28. Intrekking oude regeling
De verordening voor het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Veendam, vastgesteld op 27 februari 2006, nummer 177 / SB, wordt ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening voor het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Veendam vastgesteld op 27 februari 2006 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
“Beheersverordening Gemeentelijke Begraafplaatsen gemeente Veendam 2016”
In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.
b en c. Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Dezeconstructies kunnen ook
bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.
Wanneer één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een
grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.
d.Als verruiming van het VNG model, is binnen Veendam de mogelijkheid opgenomen om
as van een overledene in een aszak te bergen.
e.Binnen Veendam bestaat de mogelijkheid om as van een overledene te bergen in een
waterurn. Het as wordt daarmee in de urn geborgen.
f.Een particulier graf werd in het oude model aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het
algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. Het nieuwe
model volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.
g.In het oude model was bij de definitie van algemene graven en algemene urnengraven
opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van
lijken en het doen bijzetten van asbussen. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en
daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het
aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt
i.Binnen Veendam is het niet mogelijk om een algemeen urnengraf te houden, derhalve is
o.en p. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.
Voor een particulier graf, particulier urnengraf, urnennis en gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde
Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te
sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.
Het model bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het
belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De
politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de
mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid
samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag
na het overlijden te geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben
van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de
burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde
APV-bepalingen, zoals artikel 2.1 van de model-APV.
Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van één of meer graven
alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt
De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan
wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.
Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om
redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats
nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen
eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht.
Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de
handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware
lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter
stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van
het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.
Het gebruik van gebouwen en muziekinstallatie is binnen Veendam niet van toepassing. Dit is
artikel is derhalve “gereserveerd”.
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer
een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12).
Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te
worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer
dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het
hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Sommige gemeenten slaan één
stap over: de ambtenaar van de burgerlijke stand is tevens de beheerder van de begraafplaats.
Een digitalisering van de genoemde processen en voorgeschreven formulieren zal aanzienlijk
bijdragen aan de reductie van administratieve lasten. Volgens de memorie van antwoord aan de
Eerste Kamer, ontvangen op 15 mei 2009 bij de behandeling van de Wijziging van de Wet op de
lijkbezorging, werkt de minister van Justitie aan een wetsvoorstel elektronische burgerlijke stand
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het
particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit
geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.
De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste
begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere
graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn
plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan
plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan
een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan
de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.
De beheersverordening begraafplaatsen Veendam geeft aan dat het recht op een graf zodanig
dient te worden verlengd, dat het recht pas afloopt nadat de wettelijke grafrusttermijn is verlopen.
In Veendam kan een rechthebbende maximaal twee jaar voor het verstrijken van de graftermijn
worden aangeschreven voor het verlengen van de rechten. Dit in verband met artikel 28 uit de Wet
op Lijkbezorging. Wanneer de rechthebbende afstand doet van een graf binnen de termijn van de
wettelijk verplichte grafrust, zal de gemeente Veendam de regels omtrent de wettelijk verplichte
grafrusttermijn naleven. Wel is zij bevoegd om een eventueel monument te verwijderen.
Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag
gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en
feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag
wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het
Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op
zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast
zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op
een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is
het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.
Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een
lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen deze toestemming om
godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen
op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of
als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is
Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten
hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.
In het eerste lid is opgenomen dat particuliere graven alleen voor directe begraving worden
uitgegeven en tevens in volgorde van ligging.
Het tweede lid luidt volgens het VNG model als volgt:
“Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de
volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is”
Binnen Veendam is gekozen om de passage “en buiten de volgorde van uitgifte”, niet op te nemen
en daarmee af te wijken van het VNG model. In artikel 13a wordt de mogelijk om ‘buiten volgorde
van uitgifte’ opgenomen ten aanzien van veld 7.
Het tweede lid in de Veendammer situatie houdt derhalve in dat een particulier graf anders dan
voor directe begraving, dat wil zeggen de mogelijkheid tot het reserveren van een particulier graf,
kan worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan
worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.
Dit artikel is niet conform het VNG model, maar specifiek voor de Veendammer situatie
In het eerste lid is mogelijkheid tot het reserveren van particuliere graven opgenomen. Echter, een
reservering is alleen mogelijk op begraafplaats “Buitenwoelhof” en in volgorde van ligging.
In het vierde lid is bepaald dat indien een rechthebbende een grafkelder wenst, deze binnen 4
weken na de reservering geplaatst dient te worden. De reden daartoe is dat ten tijde van begraving
of bijzetten om technische redenen het niet meer mogelijk is een grafkelder te plaatsen. Hierbij kan
gedacht worden dat de plaats niet meer (goed) toegankelijk is voor machines of ander materiaal.
Het doen aanbrengen van een grafkelder ten tijde van begraven of bijzetten is om die reden niet
Het vijfde lid sluit aan bij artikel 13, lid 2 VNG model (zie de toelicht bij artikel 13), waarin de
mogelijkheid wordt geboden om buiten volgorde van ligging te reserveren op veld 7 van de
begraafplaats “Buitenwoelhof”. Dit geldt zowel voor particuliere- als voor familiegraven.
Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de
grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de
Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten
minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de
begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan
twintig jaar. Daarom is in het model voor de uitgiftetermijn de mogelijkheid gegeven te kiezen voor
een periode gelegen tussen tien en dertig jaar, en wel in een veelvoud van 5. Voor de verlenging is
de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen vijf en twintig jaar, in een
Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te
lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste
lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.
De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de
lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin
van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de
rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel
diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder
van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of
redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de
vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het
juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats
wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens
ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet
binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te
worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de
periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.
Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23.
Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven
bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten
aanzien van die graven zullen worden genomen.
Binnen Veendam is gekozen om de termijnen van 20, 40 en eeuwigdurend jaar aan te houden.
Daarmee worden de termijnen zoals deze in de oude verordening waren opgenomen,
In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen dat het college op een daartoe bij hen schriftelijk in
te dienen verzoek, het recht op een particulier graf dat voor een bepaalde termijn is verleend als
bedoelt in lid 1 van dit artikel, kan omzetten in eeuwigdurend recht. Het omzetten geschiedt tegen
het op moment van aanvraag geldend tarief zoals bepaald in de dan geldende Verordening
Lijkbezorgingsrechten gemeente Veendam.
Dit artikel spreekt voor zich.
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt
aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In
juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de
openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de
standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als
'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet
verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een
In het vorige model was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op
naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van
een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige
redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat
deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt.
Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven
op naam van een rechtspersoon.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt
aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op
zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld
op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn
Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet
dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na
een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen.
Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van
de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan
Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen
chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere
uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden
legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid;
het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en
materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven,
en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.
De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor de
grafbedekking, zoals was opgenomen in art. 19 van het oude model, is overbodig. De bevoegdheid
van het college om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels
strookt, is immers discretionair.
Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand
begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij
het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.
In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente
worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de
begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende de
gedenktekens eenmaal per jaar te reinigen. Op de graven kunnen winterharde beplantingen
worden aangebracht, zoals vaste planten. De zorg voor deze blijvende beplantingen kan omvatten
het snoeien, het verwijderen van onkruid en het aanbrengen van nieuwe planten. Het verdient
aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren
mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of
bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.
In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene
graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is
sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een
algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term
‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in
verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).
De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt,
volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake
zolang het graf niet geruimd mag worden.
Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor
algemene graven. Hier wordt nogmaals gesteld dat het beleid dat burgemeester en wethouders
ten aanzien van het onderhoud voeren duidelijk dient te worden bekend gemaakt. De aard en de
afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze
graven met het recht om deze termijn steeds te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen
zeker niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente.
Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de
begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van
herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het
vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering
en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening
gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige
planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de
rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter
veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde
planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid
ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het
hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de
begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld
mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste
een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit
feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig
de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college
opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te
ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan
Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens
artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de
termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten
hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende
bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de
mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie
ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid.
De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op
te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft
verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is
aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model), of omdat het onderhoud van het graf is
verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens
het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het
graf gedurende minstens een jaar.
In het vorige model was voor de recht- of belanghebbende de mogelijkheid opgenomen een
aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking
te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid in het
nieuwe model niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende
zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.
Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen
geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter
vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet
tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model). Ook kan het
recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op
De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de
rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn
begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.
Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische
betekenis is (zie artikel 26).
Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de stoffelijke overblijfselen te
doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde
begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid
gegeven om de stoffelijke overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde
schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de stoffelijke overblijfselen worden
onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere
overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.
Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de
stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is
Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht van de gemeente, als
beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de
stoffelijke overblijfselen welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde
respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat
bezoekers van de begraafplaats niet met de stoffelijke overblijfselen worden geconfronteerd. Hoe
dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak
met de branche wordt opgesteld.
Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats
valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente.
Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het
college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het
kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de
grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 20).
Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele
onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het
overige gedeelte van de begraafplaats.
Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen
als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer
graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende of de
gebruiker verplicht is volgens artikel 21 van dit model. Soms waakt een kerkgenootschap over de
graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.
Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om steeds als zich de noodzaak van
onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek
moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan beraden hoe te handelen.
Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een
graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege
het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn
geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als
voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen
van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al
daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende
overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat
zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het
gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.
Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in het model, aangezien artikel 10 van het
Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register
In de modelverordening is bepaald dat de begraafplaatsadministratie wordt bijgehouden door de
gegevensbeheerder onder verantwoordelijkheid van de concernmanager eenheid Dienstverlening.
Het beheer van de begraafplaatsen valt onder verantwoordelijkheid van de concernmanager
eenheid Fysiek die hiervan hun administratie zal bijhouden.
In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook
niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening
Dit artikel spreekt voor zich.
De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding
waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle
overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie
artikel 139 van de Gemeentewet).
Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement
waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.
Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste
dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de