Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent taaleis Beleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent taaleis Beleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet)
CiteertitelBeleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 18b Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201601-01-2016nieuwe regeling

08-03-2016

Gemeenteblad 2016, 39135

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

 

gelet op artikel 18b van de Participatiewet en de wens om een beleidsregel vast te stellen voor de Wet Taaleis,

 

besluit op basis hiervan:

 

  • -

    Beleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet) vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen en toepassingsbereik

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft.

    • b.

      Taaltoets: toets die het college bij de belanghebbende afneemt om te beoordelen of hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst.

    • c.

      Referentieniveau 1F: Het niveau 1F van het Referentiekader taal, zoals bedoeld in het besluit van 17 juni 2010, houdende vaststelling van referentieniveaus Nederlandse taal en referentieniveaus rekenen (Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen).

    • d.

      Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Participatiewet teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis Participatiewet).

    • e.

      Inburgering: de Wet inburgering.

    • f.

      Belanghebbenden: Personen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 en artikel 8 lid 1 van deze beleidsregel.

  • 3.

    Het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 7 is van toepassing op personen die een bijstandsuitkering levensonderhoud aanvragen vanaf 1 januari 2016.

Artikel 2 Aantonen beheersing Nederlandse taal

De belanghebbende die een bijstandsaanvraag levensonderhoud indient, overlegt bij de bijstandsaanvraag één van de documenten, zoals bedoeld hieronder a, b of c aan het college, waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst:

  • a.

    een eigen verklaring waaruit blijkt dat belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar), gedurende ten minste acht jaren, in Nederland woonde, zoals bedoeld in artikel 10 van boek I van het Burgerlijk Wetboek of;

  • b.

    een document uit Nederland, de Nederlandse Antillen, Suriname of Vlaanderen. Zoals rapporten van het laatste jaar basisonderwijs, diploma’s van een MBO-, HBO- of universitaire opleiding, een diploma Nederlands in het buitenland, een certificaat naar aanleiding van een taaltoets bij een andere gemeente waaruit blijkt dat Nederlands op 1F wordt beheerst of;

  • c.

    een succesvol afgelegd examen, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a van de Wet Inburgering.

Artikel 3 Taaltoets

Als de belanghebbende geen document of verklaring kan overleggen, zoals bedoeld in artikel 2, onderdelen a t/m c, neemt het college een taaltoets af.

Artikel 4 Geen taaltoets

Als belanghebbende inburgeringsplichtig is, vindt er geen toetsing op referentieniveau 1F plaats, maar vindt in plaats daarvan een toetsing plaats om de inburgeringsplicht vast te stellen.

Artikel 5 Kennisgeving

Het college stelt belanghebbende binnen acht weken na uitkomst van de toets schriftelijk in kennis van de uitkomst, zijnde:

  • a.

    een redelijk vermoeden, dat belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheerst, of;

  • b.

    de vaststelling dat belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende beheerst.

Artikel 6 Niet kunnen aantonen van inspanningen

  • 1.

    Indien belanghebbende, zich niet binnen één kalendermaand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, bereid verklaart om aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, legt het college hem een maatregel op als bedoeld in artikel 18b eerste lid Participatiewet.

  • 2.

    Indien belanghebbende, die zich bereid heeft verklaard aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, in een volgend contactmoment niet kan aantonen dat hij hiertoe voldoende inspanningen heeft verricht, legt het college hem een maatregel op als bedoeld in artikel 18 vierde lid onderdeel f en h van de Participatiewet en de Maatregelen Verordening Participatiewet 2015 van Delft.

Artikel 7 Ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Het college ziet af van een maatregel, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 en 2, bij het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wanneer:

  • a.

    er een ontheffing is in het kader van de Wet Inburgering;

  • b.

    er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

  • c.

    diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de onderwijsinstelling dat, door in de persoon gelegen factoren, belanghebbende, niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • d.

    er een algemene ontheffing is op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Artikel 8 Overgangsbepaling

  • 1.

    Artikel 8 heeft betrekking op personen die recht op een bijstandsuitkering levensonderhoud hebben op 31 december 2015 en op personen van wie op 31 december 2015 een aanvraag in behandeling is op basis waarvan vervolgens door het college een bijstandsuitkering levensonderhoud is toegekend.

  • 2.

    Het college kan aan bijstandsgerechtigden als bedoeld in lid 1 van dit artikel, vanaf 1 januari 2016, vragen om één van de documenten, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a tot en met c, van deze beleidsregel, aan het college te overleggen waaruit blijkt dat zij de Nederlandse taal in voldoende mate beheersen.

  • 3.

    Het college neemt, vanaf 1 juli 2016, een taaltoets af bij de bijstandsgerechtigde die niet binnen acht weken na een verzoek hiertoe van het college, één van de documenten, als bedoeld in lid 2 van dit artikel aan het college overlegt.

  • 4.

    Artikel 4 tot en met 7 van deze beleidsregel is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    in gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet beslist het college.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2016.

  • 3.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet)

Deze beleidsregel is vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Delft op 8 maart 2016.

Mr. drs. G.A.A. Verkerk , burgemeester

Mr. J. Krul , secretaris

Toelichting - Beleidsregel Wet taaleis 2016 (Participatiewet)

 

Algemeen

Op 1 januari 2016 is de Wet taaleis Participatiewet in gegaan voor iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt. In deze wet staat dat bijstandsgerechtigden voldoende Nederlands (referentieniveau 1F) moeten beheersen. Bijstandsgerechtigden tonen via documenten of een taaltoets aan dat hun Nederlands voldoende is. Als blijkt dat hun Nederlands onvoldoende is, verlangt de Wet taaleis dat zij Nederlands gaan leren. De gedachte is dat je met goed Nederlands beter kan meedoen aan de Nederlandse samenleving en dat je meer kans hebt op het vinden van werk.

 

In de Sociale Visie 2014-2018 van Delft staat dat we bewegen van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. Onder het motto ‘Keerpunt, verder met elkaar’ werkt de gemeente Delft samen met maatschappelijke partners, burgers en ondernemers in de stad (en de regio) aan de vormgeving van de participatiesamenleving. Het doel van de Wet taaleis past goed in de Sociale Visie 2014-2018, omdat het beheersen van de Nederlandse taal cruciaal is binnen de participatiesamenleving.

 

Het streven is met deze beleidsregels adequaat en effectief uitvoering te geven aan de Wet taaleis als aanvulling op het bestaande Delftse taalbeleid en de Sociale Visie 2014-2018 van Delft. Hiermee beogen we een hogere participatiegraad van bijstandsgerechtigden binnen de Delftse samenleving. Enkele wettelijke omissies zijn zodanig vertaald in de beleidsregel dat de geest van de Wet taaleis overeind blijft, namelijk het stimuleren van de taalontwikkeling om meer te kunnen participeren in de Nederlandse en

Delftse samenleving.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregel van toepassing zijn.

 

Artikel 2 Aantonen beheersing Nederlandse taal

De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende.

 

  • a.

    Wanneer de belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dat betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd.

  • b.

    Naast de Nederlandse documenten, dat wil zeggen rapporten van het laatste jaar basisonderwijs, diploma’s van een MBO-, HBO-, of universitaire opleiding, een diploma inburgering, kan met de volgende documenten aangetoond worden dat het Nederlands voldoende beheerst wordt:

     

    • -

      een Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

    • -

      een Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

    • -

      een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

    • -

      een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

    • -

      een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II;

    • -

      een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor onderdeel Maatschappij Oriëntatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2);

    • -

      een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

    • -

      een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

    • -

      een document waaruit blijkt dat er bij een andere gemeente succesvol een taaltoets is afgelegd;

    • -

      een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

       

 

Artikel 3 Taaltoets

In de Participatiewet staat dat wanneer een belanghebbende niet via documenten kan aantonen dat het Nederlands wordt beheerst, er een toets moet worden afgenomen.

 

Artikel 4 Geen taaltoets

Van inburgeringsplichtigen veronderstelt de Gemeente Delft in alle redelijkheid dat zij niet voldoen aan de Wet taaleis. Daarom vindt bij hen alleen toetsing plaats op de inburgeringsplicht.

 

Artikel 5 Kennisgeving

In artikel 18b lid 4 van de Participatiewet is opgenomen dat het college binnen een bepaalde termijn van ten hoogste acht weken, de belanghebbende in kennis stelt van het redelijke vermoeden dat hij de Nederlandse taal niet in voldoende mate beheerst.

 

In de beleidsregel is gekozen voor de maximale termijn: ten hoogste acht weken na de uitkomst van de taaltoets, stelt het college de belanghebbende schriftelijk in kennis van die uitslag. Dit gebeurt niet alleen als de uitslag blijkt dat de belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook als blijkt dat hij deze voldoende beheerst.

 

Artikel 6 Niet kunnen aantonen van inspanningen

  • 1.

    Als belanghebbende zich niet binnen één maand na de kennisgeving bereid verklaart om de Nederlandse taal te leren, volgt een maatregel conform artikel 18b lid 1 van de Participatiewet.

  • 2.

    Als belanghebbende zich wel bereid heeft verklaard om de Nederlandse taal te leren, maar er geen blijk van geeft zich voldoende te hebben ingespannen hiertoe, legt het college een maatregel op grond van het niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen van de Participatiewet, te weten artikel 18 lid 4 f (verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid) of artikel 18 lid 4 h (het niet gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen, sociale Activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zij of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling).

     

Artikel 7 Ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taaltraject. De genoemde vormen zijn niet limitatief.

 

  • a.

    In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht. Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden:

    • i.

      Voldoende ingespannen.:

      • o

        Belanghebbende heeft minimaal 600 uur een inburgerings- of alfabetiseringscursus gevolg bij een school met het ‘Blik op Werk’ keurmerk, en

      • o

        Minimaal 4x examen gedaan en niet geslaagd, of

      • o

        Via een toets bij DUO is vastgesteld dat Nederlands lezen en schrijven onvoldoende is om te kunnen inburgeren.

    • ii.

      Voldoende ingeburgerd.

    • iii.

      Door een arts vastgestelde sociaal medische redenen.

  • b.

    Een leerprobleem dat objectief is vastgesteld.

  • c.

    Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.

  • d.

    Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen) elke vorm van verwijtbaarheid.

 

Artikel 8 Overgangsbepaling

  • 1.

    Geen toelichting nodig.

  • 2.

    In het overgangsrecht van de Wet taaleis is geregeld dat de taaltoets bij degenen die op 31 december 2015 bijstandsgerechtigd zijn, niet voor 1 juli 2016 wordt afgenomen, (artikel II Wet taaleis). Niet geregeld is wanneer het college aan deze bijstandsgerechtigden vraagt of zij de Nederlandse taal beheersten. In de beleidsregel is er voor gekozen om de mogelijkheid te hebben, vanaf 1 januari 2016, te beginnen met het opvragen van een document, zoals bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, van deze beleidsregel.

  • 3.

    De taaltoets wordt afgenomen bij bijstandsgerechtigden die niet binnen acht weken, na een verzoek hiertoe van het college, één van de documenten overleggen aan het college als bedoeld in artikel 8, lid 2. Niet is in de wet geregeld wanneer de taaltoets moet worden afgenomen. De taaltoets wordt alleen afgenomen bij bijstandsgerechtigden die niet één van de documenten overleggen aan het college als bedoeld in artikel 8, lid 2.

  • 4.

    Geen toelichting nodig.

     

Artikel 9 Slotbepalingen

Geen toelichting nodig