Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob beleidsregel Venlo |
Citeertitel | Bibob beleidsregel Venlo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Dit besluit is genomen door zowel het college als de burgemeester ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2017 | Nieuwe regeling | 19-09-2017 | crm 1210510 |
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) stelt het openbaar bestuur in staat zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies, het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen en het aangaan van vastgoedtransacties. De Wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken dan wel een overeenkomst niet aan te gaan. De wet maakt het mogelijk de integriteit van de aanvrager en de bij de aanvraag betrokken (rechts)personen dan wel de beoogde contractspartij te beoordelen.
In de Wet Bibob is limitatief bepaald op welke beschikkingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen de wet toegepast kan worden.
De overheid kan op grond van de Wet Bibob toetsen of er risico bestaat dat:
Het doel dat het gemeentebestuur van Venlo voor ogen staat bij de inzet van het Bibob-instrumentarium is:
Met betrekking tot de aan de burgemeester of burgemeester en wethouders toekomende of onder hun verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid ingevolge de Wet Bibob hebben zij een algemene regel omtrent de afweging van belangen en de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van die bevoegdheid vastgesteld. De bestuursorganen zijn van mening dat, onder andere vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob, het vaststellen van een beleidsregel gewenst is. Dit schept duidelijkheid voor de burgers en ondernemers die met een Bibob-onderzoek kunnen worden geconfronteerd. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing door de democratische controleorganen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.
Het instrument wordt dan ook vooral daar ingezet waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is. De focus ligt daarbij enerzijds op (bedrijfsmatige) activiteiten in branches waarvan uit onderzoeken, evaluaties en ervaringen is gebleken dat zij kwetsbaar voor criminogene invloeden. Anderzijds blijft de toepassing bij de omgevingsvergunning bouwactiviteit en ook deels bij vastgoedtransacties eveneens beperkt tot die gevallen waarin sprake is van een financiële investering en/of belang van enige omvang en risico.
De benoemde risicocategorieën en het benoemde risicogebied zijn niet uitputtend en kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, door het bestuursorgaan worden aangepast.
Daarnaast geldt een trapsgewijze toepassing van de wet in die zin dat in beginsel eerst een beperkt Bibob-onderzoek plaatsvindt en pas een uitgebreid onderzoek als het beperkte onderzoek daartoe aanleiding geeft. Als laatste stap kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd.
Door het Bibob-instrumentarium op deze wijze risicogericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers en burgers beperkt en worden bonafide partijen zoveel mogelijk ontzien. Ondernemers en burgers die te maken kunnen krijgen met een Bibob-onderzoek worden hier in een zo vroeg mogelijk stadium over geïnformeerd.
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen – bijzondere wetten, gemeentelijke verordeningen
Artikel 2.1 Vergunningen en ontheffingen
Een Bibob-onderzoek vindt plaats bij de volgende aanvragen:
Een Bibob-onderzoek vindt voorts plaats indien sprake is van interne ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (tipfunctie) en/of het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, bij:
Paragraaf 3: Publiekrechtelijke beschikkingen – Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 3.1 Omgevingsvergunning bouwactiviteit
Een Bibob-onderzoek vindt plaats bij de volgende aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo:
bouwactiviteiten met de functie “wonen” indien een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een bouwsom van meer dan € 50.000,- maar minder dan € 500.000,- (exclusief BTW), bij de vierde aanvraag;
bouwactiviteiten met de functie “bedrijf” met een bouwsom van minder dan € 50.000,- (exclusief BTW), indien sprake is van een of meer van de hiervoor aangewezen risicocategorieën, in het geval een aanvrager, in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag, vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning voor een bouwwerk, bij de vierde aanvraag;
Als risicogebied wordt aangewezen de wijk Q4. Dit is het gedeelte van de binnenstad, begrensd door Maaskade, St. Urbanusweg, Noord Buitensingel, Parkstraat, Mgr. Nolensplein, Bolwaterstraat, Kwietheuvel en Helschriksel met inbegrip van de aan die straten gelegen percelen.
Artikel 3.3 Omgevingsvergunning milieuactiviteit
Een Bibob-onderzoek vindt plaats bij de aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e of i van de Wabo, die betrekking hebben op een inrichting of een activiteit als bedoeld in de wet (omgevingsvergunning activiteit milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets), indien sprake is van een of meer van de navolgende risicocategorieën:
Indien een aanvrager in het tijdvak van een jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen voor een omgevingsvergunning activiteit milieu indient, zal bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) en indien er sprake is van een positieve uitkomst van het Bibob-onderzoek op de eerdere aanvraag, bij volgende aanvragen een nieuw Bibob-onderzoek achterwege blijven.
Een Bibob-onderzoek vindt voorts plaats bij alle vergunningaanvragen, alsmede bij alle reeds verleende vergunningen, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (omgevingsvergunning bouwactiviteit), alsmede artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e of i van de Wabo, die betrekking hebben op een inrichting of een activiteit als bedoeld in de wet (omgevingsvergunning activiteit milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets), indien sprake is van interne ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (tipfunctie) en/of het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Paragraaf 4: Publiekrechtelijke beschikkingen – subsidies
Een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, indien sprake is van interne ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (tipfunctie) en/of het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Paragraaf 5: Privaatrechtelijke transacties – vastgoed
Artikel 5.1 Vastgoedtransacties
Bij alle overige vastgoedtransacties waarbij de gemeente als partij optreedt, uitgezonderd het hierna in artikel 5.2 bepaalde, vindt een Bibob-onderzoek slechts dan plaats indien daar een financiële tegenprestatie tegenover staat van € 15.000,-- of meer. Indien binnen een periode van 1 jaar met 1 partij meerdere transacties plaatsvinden met een tegenprestatie van minder dan € 15.000,-- per transactie, zal een Bibob-onderzoek plaatsvinden bij die transactie, die het cumulatieve bedrag van deze transacties € 15.000,-- of meer doet bedragen.
Als onderdeel van dit onderzoek zal in ieder geval ook het “goed huisvaderschap” van betrokkene ten aanzien van overige in zijn eigendom toebehorend vastgoed of andere beperkt zakelijke rechten met betrekking tot dat vastgoed, waartoe hij gerechtigd is, worden bezien. Daarbij kan worden gekeken naar de kwaliteit van het beheer van dit vastgoed en in welke mate daarbij aan geldende wet- en regelgeving is of wordt voldaan. Indien er sprake is van “slecht huisvaderschap”, en dit is uitdrukkelijk ter beoordeling aan het bestuursorgaan, zullen de onderhandelingen worden afgebroken en zal er geen overeenkomst worden gesloten.
Indien betrokkene niet meewerkt aan het onderzoek in het kader van de Wet Bibob, door bijvoorbeeld geen, onvoldoende of niet naar waarheid antwoord te geven op de aan hem gestelde vragen op basis van de artikelen 30 en 12 van de Wet Bibob, leidt dit onherroepelijk tot het afbreken van de onderhandelingen, dan wel het ontbinden van een reeds aangegane vastgoedovereenkomst, zonder dat de gemeente daarbij gehouden is tot inachtneming van enige termijn dan wel vergoeding van enige schade.
In elke nieuw te sluiten, dan wel bij gelegenheid van verlenging of tussentijdse wijziging opgestelde (nieuwe) overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst indien het Bibob-onderzoek daartoe aanleiding geeft.
Bij alle vastgoedtransacties waarbij de gemeente onroerend goed aankoopt, zal een Bibob-onderzoek plaatsvinden indien het college daartoe besluit.
Een Bibob-onderzoek vindt voorts plaats bij alle vastgoedtransacties, alsmede alle reeds afgesloten vastgoedtransacties, indien sprake is van interne ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (tipfunctie) en/of het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Paragraaf 6: Privaatrechtelijke transacties - aanbestedingen
Een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd bij overheidsopdrachten die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die openbaar moeten worden aanbesteed, zowel voorafgaand als na het verlenen van de opdracht, indien sprake is van interne ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (tipfunctie) en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
In elke overeenkomst naar aanleiding van een openbare aanbesteding voor overheidsopdrachten die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw wordt een clausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst indien het Bibob-onderzoek daartoe aanleiding geeft.
De Wet Bibob wordt niet toegepast, indien de aanvraag afkomstig is van of de transactie wordt aangegaan met:
Semioverheidsinstanties 3 ;
Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).
In de in deze beleidsregel genoemde gevallen zal betrokkene, naast het gebruikelijke (aanvraag)formulier (voor zover van toepassing), het Bibob-vragenformulier dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in dit vragenformulier zijn vermeld en/of bij de uitreiking van het formulier zijn genoemd.
Het bestuursorgaan toetst de informatie verkregen uit het vragenformulier aan de informatiebronnen waartoe zij in het kader van het Bibob-onderzoek toegang heeft. Het bestuursorgaan zal uiteraard ook de bestaande weigeringsgronden die te maken hebben met de integriteit van betrokkene onderzoeken en toepassen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toets ‘slecht levensgedrag’ in het kader van de Drank- en Horecawet en Apv of ‘slecht huisvaderschap’ als hiervoor beschreven.
Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet.
8.Indien een Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de intrekking van een beschikking, de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie, wordt het niet of niet volledig beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de wet ook aangemerkt als een als een ‘ernstig gevaar’.
Artikel 7.3 Landelijk Bureau Bibob
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.
Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
4.Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
5.In geval aan betrokkene op grond van de Wet een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet. Een ieder die krachtens de Wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.