Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Oisterwijk 2016 |
Citeertitel | Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Oisterwijk 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-09-2017 | Onbekend | 18-09-2017 | Onbekend |
GEDRAGSCODE POLITIEKE AMBTSDRAGERS gemeente Oisterwijk 2016
Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger.
Deze code wil duidelijkheid geven over wat de wet vraagt van politici, commissieleden en bestuurders. Daarmee beoogt de code politici, commissieleden en bestuur in eerste instantie te beschermen tegen onnodige misstappen.
De tekst van de artikelen in de code volgt vrijwel letterlijk de wet. ‘Vrijwel’, want op
enkele plekken is de code strenger dan de wet:
• deze code draagt de politieke ambtsdrager op zelfs de schijn van belangenverstrengeling en corruptie te voorkomen (2.1 en 4.1);
• deze code draagt de politieke ambtsdrager op zijn/haar financiële belangen bekend te maken (zie artikel 2.14)
• deze code hanteert een zogenaamd ‘Nee, tenzij’ beleid ten aanzien van het
aannemen van geschenken (zie hoofdstuk 4).
Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar betreft ook de onderlinge omgangsvormen. Van groot belang is een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl.
Het juridisch kader is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat (aanvullende) gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van de normen en de naleving ervan vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en -leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen, behoudens de wettelijke bepalingen. De aanscherpingen zijn in zoverre niet bindend; dat maakt de gedragscode echter niet vrijblijvend. De raadsleden, commissieleden, wethouders en de burgemeester kunnen elkaar daarop aanspreken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel politieke gevolgen hebben.
Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat”. De wetgeving (en de gedragscoderegeling in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op integriteit.
Die voorschriften hebben betrekking op openbaarbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de code zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor haar/zijn integriteit en zij/hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.
Het bestuur geeft in zijn gedrag het goede voorbeeld, zowel binnen de organisatie als daarbuiten.
De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.
De gedragscode heeft een aantal algemene functies. De code:
• ontlast de morele oordeelsvorming van individuen;
• definieert specifieke handelingen als schendingen;
• maakt zorgvuldig optreden tegen schendingen mogelijk;
• geeft richting aan de morele oordeelsvorming van individuen.
De gedragscode beschermt daarnaast specifiek de zuiverheid van de politieke en
bestuurlijke besluitvorming. Het gaat dan om het voorkomen van corruptie en
belangenverstrengeling. Die vervalsen immers de besluitvorming en resulteren per
definitie in machtsmisbruik. Politici worden zelfs opgeroepen actief de schijn van
belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan.
1 Wettelijke grondslag inzake integer handelen
In de Gemeentewet staan in de artikelen 12,13 en 15 vermeld wat een raadslid expliciet niet tevens mag zijn en welke handelingen voor het raadslid verboden zijn.
In de Kieswet staan in de artikelen V4 en X1, X2 en X8 nog specifieke formele sancties (zie bijlage 2). Artikel 28 van de Gemeentewet is de wettelijke basis voor hoofdstuk 2.
In de artikelen 36a en 36b van de Gemeentewet is bepaald welke functie een wethouder niet tevens mag uitoefenen. De artikelen 41b en 41c van de Gemeentewet geven nadere invulling voor de wethouders inzake nevenfuncties en te verrichten handelingen (zie bijlage 1).
Voor de burgemeester zijn hierop de artikelen 67, 68, 69 van de Gemeentewet van toepassing.
Artikel 170 lid 2 van de Gemeentewet regelt dat de burgemeester de integriteit van de politieke ambtsdragers bevordert.
2 Voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling
Alvorens een raadslid tot de raad wordt toegelaten, of een commissielid tot een commissie wordt toegelaten, of een wethouder door de raad wordt benoemd, of een burgemeester wordt geïnstalleerd, wordt de Eed of Belofte afgelegd (artikelen 14, 41a en 65 Gemeentewet). Hiermee verklaart de politieke ambtsdrager zij/hij zich aan de wettelijke grondslag houdt.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad / commissie / de wethouders, de burgemeester in de vergadering, in handen van de voorzitter cq de Commissaris van de Koning, de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer /verklaar dat ik, om tot lid van de raad / commissie/ wethouder/ burgemeester benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer / verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer / beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raadscommissie naar eer en geweten zal vervullen."
Door het uitspreken van de woorden: “ZO WAARLIJK HELPE MIJ GOD ALMACHTIG”
Door het uitspreken van de woorden: "DAT VERKLAAR EN BELOOF IK"
Voorkomen (van schijn) van belangenverstrengeling bij private aangelegenheden
van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een
belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.
2.3 De politieke ambtsdrager onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling
dreigt, niet alleen van stemming (zie art. 2.2) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces.
2.4 Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een politieke ambtsdrager over een
onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in
hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.
2.5 De politieke ambtsdrager die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins
persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de
gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.
Toelichting: onthouden van persoonlijke betrokkenheid bij een persoonlijk belang geldt ook voor je partner of familielid. Je kunt in fractieverband of in presidiumverband met elkaar hierover in debat gaan.
Voorkomen van schijn van belangenverstrengeling van raadsleden is bijvoorbeeld ook: niet in een bestuur gaan zitten van een belangengroep. Lid zijn van een algemene vereniging is (meestal) geen probleem, lid zijn van een bestuur of Raad van Toezicht van een vereniging of instelling kan dat wel zijn. Bijvoorbeeld als de vereniging / instelling subsidie ontvangt. Ga er met elkaar over in gesprek. Bij twijfel raadpleegt u de griffier of de voorzitter van de raad. Betreft het een wethouder dan raadpleegt zij/hij de gemeentesecretaris dan wel de voorzitter van het college.
Toelichting (schijn van) belangenverstrengeling: persoonlijk belang gaat ook over bevoordeling van familierelaties of uw vereniging. U moet niet alleen de daadwerkelijk belangenverstrengeling voorkomen, maar ook de schijn van! Ook als het wel volgens de wet zou kunnen, moet u u zelf afvragen hoe een ander er tegenaan kijkt. Belangenverstrengeling voorkomt u niet alleen door niet mee te stemmen, maar ook door u niet met de casus te bemoeien. Bemoeien met de casus is bijvoorbeeld tijdens de fractiebehandeling, maar ook op het gemeentehuis als u wilt lobbyen bij ambtenaren.
Voorkomen (van schijn) van belangenverstrengeling bij zakelijke aangelegenheden
2.6 De politieke ambtsdrager die op private en/of commerciële basis als adviseur ten behoeve
van burgers of lokale organisaties optreedt, dient daarbij belangenverstrengeling en zelfs de schijn daarvan te vermijden, wanneer de gemeente op enigerlei wijze in die relatie betrokken is.
ambtstermijn geen betaalde werkzaamheden voor de gemeente.
Voorkomen (van schijn) van belangenverstrengeling bij nevenfuncties:
register. De gemeentesecretaris legt voor de burgemeester en de wethouders hiervoor
een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via de gemeentelijke
2.12 De politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico
vormen voor een integere invulling van de politieke functie.
bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente
zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn
openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel
financieel belang dient op gegeven te worden.
2.15 De politieke ambtsdrager meldt haar / zijn nevenfunctie of betrokkenheid bij haar/zijn
fractie dan wel het college; betreft het de burgemeester dan raadpleegt zij/hij de griffier
of de gemeentesecretaris. Bij wet is geregeld dat de Commissaris van de koning als
adviseur voor de burgemeester op treedt.
De Wettelijke grondslag is artikel 169 van de Gemeentewet en art 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Hierin wordt bepaald dat het college de raad alle informatie moet geven die hij nodig heeft om zijn taak goed te kunnen doen. (zie ook bijlage 4)
gegevens veilig (digitaal) worden bewaard.
3.3 De politieke ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in
de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.
3.4 De politieke ambtsdrager maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door zonder
instemming van de afzender. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert hij
4 Omgaan met geschenken, faciliteiten, diensten, excursies en evenementen.
Afspraken rondom de schijn van corruptie.
Geschenken zijn een sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruik worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Uitgegaan wordt van een NEE, TENZIJ. Indien er goede redenen zijn om hiervan af te wijken wordt dit gemeld bij de griffier (raadsleden) cq secretaris (burgemeester en wethouders).
4.1 De politieke ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten die
haar/hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:
a.het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder
in verlegenheid zou brengen, bijvoorbeeld omdat het wordt aangeboden ter
gelegenheid van een openingshandeling;
commissieleden melden dit bij de griffier. Burgemeester en wethouders melden dit bij de
secretaris. De geschenken worden alsnog teruggestuurd of worden eigendom van de
gemeente. De griffier en de secretaris leggen een register met vermelding van de
gemeentelijke bestemming aan. Het register is openbaar en via de gemeentelijke website
4.3 Als de politieke ambtsdrager deelneemt aan excursies en evenementen die voor rekening
4. van anderen dan de gemeente (of gemeenschappelijke regeling) komen, dan wordt hier
4. melding van gemeld aan de griffier die deze plaatst op de lijst ingekomen stukken van de
4. raad cq via een melding aan de gemeentesecretaris op de lijst van uitnodigingen van het
4. college. Kosten van deelname politieke partij bijeenkomsten komen ten laste van de
Toelichting: vraag je altijd af waarom een derde aan jou bijvoorbeeld een etentje aanbiedt
5 Omgaan met gebruik van voorzieningen van de gemeente
5.1. Het stelsel van voorzieningen voor de politieke ambtsdragers moet transparant zijn en
een heldere verantwoording van het gebruik van de voorzieningen mogelijk maken. De financiële en administratieve organisatie is zodanig ingericht dat er een getrouw beeld is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of worden gedeclareerd. De politieke ambtsdrager houdt zich aan de regels en procedures die met het oog hierop ter zake gelden.
5.2 De politieke ambtsdrager maakt de buitenlandse dienstreizen die zij/hij aflegt openbaar.
Zij/hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente. De informatie is openbaar en via internet beschikbaar. Onder buitenlandse dienstreis wordt niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland.
5.3. De politieke ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden
wordt gehanteerd dat collega politieke ambtsdragers respectvol worden benaderd in woord, gebaar en in geschrift, inclusief elektronische berichten en sociale media.
6.2 De voorzitter van de vergaderingen van zowel de raad als de commissies als het college
ziet er op toe dat men zich houdt aan het reglement van orde / verordening op de commissies.
in hun gremium wordt nageleefd. De griffier cq de secretaris ondersteunen daar de raad cq het college bij. Bij twijfel over de schijn van belangenverstrengeling of het aannemen van geschenken legt de politieke ambtsdrager de casus voor in het presidium dan wel het college.
7.4.De afspraken als bedoeld onder 7.3c worden vastgelegd in een bijlage die onderdeel
Bijlage 1 bij de gedragscoderegeling politieke ambtsdrager Gemeente Oisterwijk
Een lid van de raad is niet tevens:
d lid van de Algemene Rekenkamer;
f substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
i secretaris van de provincie;
n ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;
p lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
q ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:
a aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of
b aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:
a ambtenaar van de burgerlijke stand;
b vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;
c ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.
a als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;
b als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;
c als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:
1e overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;
2e overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;
d rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:
1e het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;
2e het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;
3e het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;
4e het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;
5e het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;
6e het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;
7e het onderhands huren of pachten van de gemeente.
Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.
Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:
Een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
De vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor “de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad” gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.
De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.
Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn.
36b.1 Een wethouder is niet tevens:
d lid van de Algemene Rekenkamer;
f substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
i secretaris van de provincie;
k lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen;
l lid van de raad van een gemeente;
o ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;
q lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
r ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;
s ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;
t functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat:
a aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of
b aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder r, kan een wethouder tevens zijn:
a ambtenaar van de burgerlijke stand;
b vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;
c ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.
Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.
Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:
a zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en
b zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Voor de burgemeester zijn de soortgelijke artikelen 67, 68 en 69 van de Gemeentewet van toepassing.
Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.
Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.
Bijlage 2 bij de gedragscoderegeling politieke ambtsdrager Gemeente Oisterwijk
Bijbehorende artikelen V en X van de Kieswet
Artikel V4 Geloofsbrieven onderzoek
Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde voor de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden. De wijze waarop het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de Tweede, onderscheidenlijk van de Eerste Kamer geschiedt, wordt geregeld in het reglement van orde van de desbetreffende kamer.
Bepalingen inzake beëindiging lidmaatschap
1.Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid van de
Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.
2.De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te
verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.
3.De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid van de
Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.
4.Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan
de belanghebbende mededeling gedaan.
De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.
Bijlage 3 bij de gedragscoderegeling politieke ambtsdrager Gemeente Oisterwijk
Bijbehorende artikelen Gemeentewet
Hoofdstuk 2. Voorkomen van (schijn van) belangenverstrengeling
Oefening 1: Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging.
Mag het raadslid zijn raadslidmaatschap combineren met dit voorzitterschap?
Antwoord: De Gemeentewet artikel 13 verbiedt de combinatie van deze functies niet.
De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 2.14 code) en de griffier moet
zorg dragen voor bekendmaking van deze nevenactiviteit (artikel 2.15 code).
Let op: een raadslid moet al zijn functies melden.
Variant 1: De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?
Antwoord: Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sport
betreffen. Er treedt dus a priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid
mee doet aan de besluitvorming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van
groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de stad. Het is
dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.
Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern
van de taak van een politicus om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt
aantal – in de wet genoemde gevallen - niet meestemmen. Meestemmen mag niet als
het belang van een raadslid ('of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke
betrokkenheid bij heeft') wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere
gevallen, is het devies om te stemmen. Er kan een schijn van belangenverstrengeling
ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen.
Natuurlijk dient het raadslid de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Maar
vaak zijn er in specifieke situaties nog andere mogelijkheden om actief de schijn van
belangenverstrengeling te voorkomen anders dan niet meestemmen.
Variant 2: De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club
waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?
Antwoord: Nee, artikel 2.2. van de gedragscode verbiedt het raadslid mee te
stemmen. De club is een van de (duidelijke) belanghebbenden in dit besluit dus een
verstrengeling van belangen is aan de orde: het belang van de club dat hij geacht
wordt te dienen als voorzitter enerzijds en het belang van de stad voor de uitbreiding
Variant 3: Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit
Antwoord: Dat mag. Maar het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te
beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit
dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 2.3
van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de
uitbreiding van de voetbalvelden. Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook
daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden er op toezien dat ook
in de interne oordeels- en besluitvorming de activiteiten van dit raadslid gescheiden
blijven; dus de collega geen oordeel vragen / de andere fractieleden en oordeel geven over deze kwestie.
Variant 4: Als het raadslid/de voorzitter tegen de uitbreiding van velden van zijn eigen club zou stemmen, dan is toch voor de burger te zien dat hij zijn raadswerk en zijn voetbalwerk scheidt? Dan kan hij toch meestemmen?
Antwoord: Nee, ook dan mag hij op grond van artikel 2.2. niet meestemmen. Wellicht
komt het de voetbalclub om redenen die niet bekend zijn, veel beter uit als de
uitbreiding bij een andere club geschiedt. Dan zou het weliswaar lijken alsof hij in het
belang van de stad (en niet van de club) zou stemmen, maar hij doet dat feitelijk niet.
Stemgedrag is dus niet relevant in deze situatie.
Variant 5: De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Voetbalclub X
wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van
de voetbalclub) zit op voetclub X. Mag het raadslid meestemmen?
Antwoord: Ja, het raadslid moet gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid
en de voetbalclub is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een
onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook
de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.
Oefening 2: Een raadslid is tevens zzp-er. Hij verzorgt als trainer onder meer
trainingen 'De klant is koning'. De afdeling Burgerzaken van de gemeente Oisterwijk
vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkersdienstverlening. Mag hij de
Antwoord: Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt
raadsleden in artikel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde
handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15, lid d/1e van
toepassing. Dat betekent dat het aannemen van de klus een overtreding van de
gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode zou zijn.
Variant 1: En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat
namens zijn eenmansbedrijf doet?
Antwoord: Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van gemeenteartikel 15,
lid 1, d/1e. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat
dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de
gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.
Variant 2: En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te
Antwoord: Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit
artikel om het aangaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt
doet niet ter zake. Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de
burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van
belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding
van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.
Variant 3: Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de
training 'De klant is koning' te verzorgen voor de medewerkers van Dienstverlening. Dit
bureau vraagt het raadslid/tevens zzp-er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de
Antwoord: Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks
aangegaan, maar via het trainingsbureau. 'Middellijk' verricht het raadslid dus wel
betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van
Oefening 3: Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet
om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit
Antwoord: Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich
afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van
functies slechts zelden uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt
van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt
Hoofdstuk 3 Omgaan met informatie
Oefening 4: De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te
wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende
commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor
gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college
heeft besloten het dossier geheim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er
wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar
weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat
wordt met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van
deze kwestie niet langer opportuun is. 'Alles ligt toch al op straat'. Mag hij ingaan op
het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?
Antwoord: Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van
artikel 272 van het wetboek van strafrecht (lekken van geheime informatie) en van
artikel 3.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding
heeft opgelegd (in dit geval het college) ), of het orgaan dat de geheimhouding heeft
bekrachtigd (de raad) kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat
niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken
over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht wat zelfs strafbaar kan
Oefening 5: (twitterbericht) ‘@toneelgroepdeblauwemaandag Ik zit hier in een
besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend.
Antwoord: Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk
besproken. Een twitterbericht als dit is dus een overtreding van artikel 3.2 van de
Oefening 6: Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe
huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met
een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer
zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus
waarschuwen niet in die periode op zomervakantie te gaan, zodat zij als eerste kan
Antwoord: Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 3.3. Deze
inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft.
Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem
een informatievoorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus in
overtreding met artikel 3.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van
Oefening 7: Een raadslid stelt in de commissie keer op keer vragen over het
opheffen van parkeerplaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende
dossierstukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere
raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt deze
politicus geen genoegen mee. ‘Je maakt je er van af!’, zegt hij geërgerd tegen de
wethouder. Waarna hij opnieuw aanvullende verzoeken doet voor het verkrijgen van
achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is deze
politicus in overtreding met artikel 3?
Antwoord: Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het
college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat
het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de
ambtelijke organisatie beperkt capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt
verwacht dat zij het werk van ambtenaren en college opnieuw doen. Wanneer het
college aan zijn informatieplicht heeft voldaan en het raadslid is niet tevreden, dan kan
hij het verschil van mening voorleggen aan een commissie uit de raad.
Hoofdstuk 4 Omgaan met geschenken, faciliteiten, diensten, excursies en
evenementen. Voorkom corruptie.
Oefening 8: Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na
afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?
Antwoord: Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit
hartelijkheid wordt gegeven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment
ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de
Let op: Oefening 4 komt regelmatig voor. Politici staan veel op podia en krijgen vaak
als dank bloemen, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, koffiemokken en andere typen geschenken uit de categorie 'bagatelgiften'. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zonder de gever in verlegenheid te brengen.
Oefening 9: De gemeenteraad krijgt van het 'goede doelen programma' van Siemens,
met veel korting een videoconferencing-systeem aangeboden. Met dit systeem
kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelnemen aan een beraadslaging.
Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen
ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?
Antwoord: Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 4.1 van
Oefening 10: Raadsleden en Collegeleden krijgen van de organisatie van Intents festival
een dagkaart voor het festival aangeboden. Mag deze kaart geaccepteerd worden?
Antwoord: Nee, het aannemen van de kaart, is een overtreding van artikel 4.1 van de
gedragscode. Een dergelijke kaart is een gericht geschenk voor de politici van
Oisterwijk. Een uitzondering kan zijn als het college als geheel één kaart krijgt aangeboden om de relatie met de organisatie te onderhouden.
Oefening 11: Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten
aanzien van het herinrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de
straat zal een half jaar open liggen, en de winkeliers zijn boos. ‘Wat u zegt klopt
helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van
ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat
wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons onze klanten. We pikken
het niet!’. In de zaal zitten ook twee raadsleden.
Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt
verontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit
soort ambtenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de Wethouder P&O met
spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren.
Antwoord: Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het
openbaar ambtenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in
overtreding met artikel 6.3. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft
ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk kunnen bespreken. Daartoe kan
hij zich het beste wenden tot de griffier of de wethouder.
In de raad kan hij overigens wel melden dat hij zorgen heeft geuit bij de wethouder
over het functioneren van sommige betrokken ambtenaren.
Hoofdstuk 7 Uitvoering gedragscode
Oefening 12: Een raadslid houdt een blog bij op internet. Hij is bekend in de stad en
zijn blog wordt veel gelezen. Het raadslid geeft zijn ongezouten mening over allerlei
onderwerpen. Ook over onderwerpen die in de raad besproken worden en ook over
collega raadsleden uit andere fracties. Op zijn laatste blog suggereert hij dat een
collega raadslid mogelijk via de raad geld regelt voor een stichting waar hij zelf bij
betrokken is. Is dit in overeenstemming met artikel 7.2?
Antwoord: Nee, dit is niet de manier waarop je een vermoeden van een schending
van de gedragscode meldt en daarmee niet in overeenstemming met artikel 7.2. Ten
eerste is deze manier van communiceren in tegenspraak met artikel 6.3 van de
code. Daarnaast geldt dat een raadslid dat vermoedt dat een ander raadslid zich
mogelijk schuldig maakt of zal maken aan overtreding van de code, hierover advies
vraagt aan bijvoorbeeld de griffier. Als ook de griffier meent dat er mogelijk sprake is
van een schending dan kan de burgemeester worden ingelicht. De Raad kan in een
gentle agreement afspraken maken over welke procedure er in dat geval gevolgd zal
In het algemeen: partijbelang speelt geen rol bij het toezien op de naleving van de
code. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt.
Politici van alle partijen moeten dus de discipline opbrengen om bij vermoedens van
integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.
Verder moeten alle betrokkenen bij een vermoeden van een schending van de
gedragscode de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in
een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit om te voorkomen dat er door
media-aandacht al een veroordeling plaatsvindt van een politicus nog voor er
onderzoek naar het vermoeden van de schending heeft plaatsgevonden; een wellicht
onschuldige politicus heeft dan ten onrechte schade opgelopen en daarnaast kan de
geloofwaardigheid van de politiek hiermee onterecht worden aangetast.
Tot slot geldt dat als het rechtvaardig is om te sanctioneren, de maatregel passend