Organisatie | Mook en Middelaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels tegenprestatie Gemeente Mook en Middelaar 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels tegenprestatie Gemeente Mook en Middelaar 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-08-2016 | nieuwe regeling | 16-08-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar,
artikel 7 lid 1 sub c Participatiewet;
artikel 34 lid 1 sub b Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
artikel 34 lid 1 sub b Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Artikel 1 Lange afstand tot de arbeidsmarkt
Het college legt alleen een tegenprestatie op aan personen die een lange afstand tot de arbeidsmarkt hebben. In artikel 1 van de verordening is dat als volgt gedefinieerd:
“arbeidsinschakeling heeft in de afgelopen periode van zes maanden of langer niet plaatsgevonden en/of kan redelijkerwijs binnen een periode van zes maanden niet worden verwacht” .
Het college beoordeelt op basis van informatie die al over de persoon bekend is, of hij een lange afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Daarbij houdt het college rekening met de uitkomst van de methode Metas zoals die wordt gebruikt door het Werkbedrijf Rijk van Nijmegen.
Het college betrekt bij de beoordeling het advies van de werkconsulent van het Werkbedrijf.
Het college legt geen tegenprestatie op als de persoon mantelzorg verricht. De verordening verwijst naar het begrip mantelzorg in de Wmo. Daarin is het begrip mantelzorg als volgt gedefinieerd:
“ hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep ” .
Het verlenen van mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken. Het gaat om hulp die verder gaat dan gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Bij mantelzorg, verleend door personen uit de directe omgeving van de zorgvrager en rechtstreeks voortvloeiend uit de sociale relatie, wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit overschreden. Het college zal bij de beoordeling met het voorgaande rekening houden.
De persoon moet zelf aannemelijk maken dat hij mantelzorger is. Als een persoon meedeelt dat hij mantelzorger is, dan neemt het college daarover pas een besluit, nadat een consulent Wmo daarover heeft geadviseerd. Van een persoon die in aanmerking komt voor de waardering mantelzorgers zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Mook en Middelaar 2015 wordt aangenomen dat hij mantelzorger is.
Artikel 3 Aard van de tegenprestatie
De verordening bevat een beschrijving van de aard van de tegenprestatie. In deze beleidsregel geeft het college daar een nadere invulling aan.
De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. Werkzaamheden die worden verricht in het kader van een re-integratie diagnose (leerwerkplek of proefperiode) kunnen daarom niet als tegenprestatie worden aangemerkt. Ook werkzaamheden in het kader van een opleiding (stage) vormen geen tegenprestatie en dat geldt ook voor werkzaamheden binnen een re-integratietraject dat gericht is op het verwerven van werknemersvaardigheden.
De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De werkzaamheden moeten additioneel zijn en niet in plaats komen van reguliere arbeid. Daarbij wordt het volgende overwogen:
In de verordening is vrijwilligerswerk als volgt gedefinieerd:
“ werk dat in enig georganiseerd verband onbetaald en onverplicht verricht wordt ten behoeve van anderen of ten behoeve van de samenleving in het algemeen.”
De regering verwijst voor voorbeelden van maatschappelijke nuttige werkzaamheden naar het onderzoeksrapport "Voor wat hoort wat" van de Inspectie SZW. Het college is van mening dat een deel van de genoemde werkzaamheden zouden kunnen leiden tot verdringing van reguliere arbeid. De lijst is daarom niet integraal overgenomen. De onbetaalde werkzaamheden die naar de mening van het college in ieder geval als vrijwilligerswerk kunnen worden aangemerkt zijn hierna opgesomd.
Als een persoon vrijwilligerswerk verricht dat hiervoor is vermeld en dat gemiddeld 4 uur per week of 16 uur per maand omvat, dan legt het college geen tegenprestatie op. De persoon moet zelf aannemelijk maken dat hij het vrijwilligerswerk verricht.
Als een persoon vrijwilligerswerk verricht dat niet hierboven is vermeld, dan stelt het college een onderzoek in om te bepalen of dat voldoet aan de eisen en voorwaarden die de verordening stelt.
In artikel 3 lid 5 van de verordening is de zoekperiode opgenomen. Bij de beoordeling of de persoon zich voldoende heeft ingespannen om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verkrijgen en te aanvaarden overweegt het college het volgende:
In artikel 3 lid 6 van de verordening is de ondersteuning vermeld die het college aan de persoon biedt bij het verkrijgen en aanvaarden van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Deze ondersteuning kan bestaan uit: