Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent voorschoolse educatie Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent voorschoolse educatie Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018
CiteertitelBeleidsregel Voorschoolse educatie 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
  2. Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
  3. Wet op het primair onderwijs
  4. Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs
  5. Algemene wet bestuursrecht
  6. Algemene subsidieverordening 2015
  7. Subsidieregeling uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-09-2017nieuwe regeling

05-09-2017

Gemeenteblad 2017, 160836

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018

Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;

Overwegende dat:

 

  • 1.

    het gewenst is Subsidie te verstrekken voor het aanbieden van Voorschoolse educatie door Kindcentra;

  • 2.

    het gewenst is Aanvragen voor VVE-subsidie transparant en eenduidig te beoordelen;

     

Gelet op :

 

de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Wet op het primair onderwijs en het “Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs”;

 

de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening 2015 en de Subsidieregeling uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort;

 

Besluiten vast te stellen

 

Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

Op deze Beleidsregel zijn de begripsbepalingen uit van de Algemene Subsidie Verordening en de Subsidieregeling Uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort van overeenkomstige toepassing.

In aanvulling daarop wordt in deze Beleidsregel en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

 

  • -

    Aanvrager: een rechtspersoon die een Aanvraag indient op grond van de Subsidieregeling;

  • -

    Activiteit: een Activiteit als bedoeld in artikel 4:21 van de Wet ten behoeve van inwoners van de gemeente Amersfoort, die bijdraagt aan één of meer van de acht doelen zoals beschreven in het UPJO;

  • -

    Adviescommissie: commissie als bedoeld in artikel 8 van de Subsidieregeling. Deze commissie brengt aan het College advies uit over een Aanvraag voor VVE-subsidie;

  • -

    Amersfoortse VVE-monitor: een schriftelijke rapportage over de wijze waarop Aanvrager de Voorschoolse educatie uitvoert. De rapportage wordt in opdracht van het College door een externe onafhankelijke deskundige partij opgesteld. In de rapportage geeft die externe partij aan hoe de subsidiabele Activiteit en het door de Aanvrager ingediende Plan van aanpak, worden uitgevoerd;

  • -

    Beleidsregel: deze Beleidsregel;

  • -

    Beleidsverslag: een door de Aanvrager op te stellen verslag waarin wordt aangeven welke Activiteiten overeenkomstig het Plan van aanpak zijn uitgevoerd en voor welke Activiteiten de uitvoering anders is geweest dan in het Plan van aanpak was voorzien. Voor deze laatstgenoemde Activiteiten wordt de andere uitvoering gemotiveerd en toegelicht, zodat toetsing aan de vereisten mogelijk is;

  • -

    College: het College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Amersfoort;

  • -

    Hbo’er: een medewerker met een opleiding op HBO of WO niveau op pedagogisch / didactisch gebied;

  • -

    Kindcentrum: een voorziening waar Kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of een peuterspeelzaal;

  • -

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • -

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet kinderopvang en de andere daaraan verbonden wettelijke bepalingen;

  • -

    Kindplaats: een plaats voor een kind in een Kindcentrum. Eén Kindplaats kan voor een heel kalenderjaar door één kind worden bezet of door meerdere kinderen voor evenredige delen van dat jaar. Indien een Kindplaats voor een deel van een jaar bezet wordt door een kind, wordt voor die Kindplaats een evenredig deel van de VVE-subsidie beschikbaar gesteld;

  • -

    Kindvolgsysteem: een gestandaardiseerde observatie methode als bedoeld in het Waarderingskader;

  • -

    Niet VVE-geïndiceerd kind: kind in de leeftijdscategorie van 2½ tot 4 jaar die van de GGD geen VVE-indicatie heeft gekregen;

  • -

    Onderzoekskader: het “Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs” van 1 juni 2017 van de Inspectie voor het Onderwijs;

  • -

    Ouder: de persoon als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet kinderopvang;

  • -

    Plan van aanpak: een door de Aanvrager op te stellen plan waarin wordt beschreven op welke wijze de Aanvrager de gesubsidieerde Activiteit gaat verrichten;

  • -

    Subsidieregeling: de Subsidieregeling Uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort;

  • -

    Voorschool: een Kindcentrum waarvoor VVE-subsidie is aangevraagd voor uitvoering van Voorschoolse educatie;

  • -

    Voorschoolse educatie: de uitvoering van een door het College gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten. Daarbij wordt voldaan aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskader;

  • -

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie;

  • -

    VVE-geïndiceerd kind: kind in de leeftijdscategorie van 2½ tot 4 jaar dat van de GGD een VVE-indicatie heeft gekregen;

  • -

    VVE-groep: groep van maximaal 16 kinderen van 2½ tot 4 jaar waaraan Voorschoolse educatie wordt aangeboden. De groep bestaat uit VVE-geïndiceerde kinderen én uit kinderen zonder VVE-indicatie, dus een gemengde groep;

  • -

    VVE-programma: een erkend integraal programma dat in het kader van VVE-beleid wordt uitgevoerd en is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

  • -

    VVE-subsidie: de subsidie die is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort;

  • -

    Waarderingskader: bijlage 5 van het Onderzoekskader, namelijk het “waarderingskader voorschoolse educatie”, inclusief de “eigen aspecten van kwaliteit”;

  • -

    Wet kinderopvang: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het gaat om de vigerende Wet kinderopvang zoals die van kracht op moment van aanvragen maar ook na het van kracht worden van de wijziging op 1 januari 2018;

  • -

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doel van de Beleidsregel

Deze Beleidsregel heeft tot doel de Voorschoolse educatie te bevorderen door aanvragen voor VVE-subsidie transparant en eenduidig te toetsen aan criteria voor kwalitatief hoogwaardige en veilige Voorschoolse educatie.

Artikel 3 Subsidiabele Activiteiten

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor VVE-subsidie moet een Voorschool (zie ook artikel 5 van deze Beleidsregel):

    • a.

      voldoen aan de Wet kinderopvang;

    • b.

      voldoen aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • c.

      voldoen aan de ASV;

    • d.

      voldoen aan de Subsidieregeling;

    • e.

      gericht zijn op het zo veel mogelijk voldoen aan de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskader;

    • f.

      gebruik maken van een Kindvolgsysteem met toepassing van de instructies die bij dat systeem horen;

    • g.

      gebruik maken van een erkend VVE-programma met toepassing van de instructies die bij dat programma horen;

    • h.

      op elke VVE-groep een Hbo-er inzetten voor ten minste 4 uur per week;

    • i.

      Voorschoolse educatie kunnen verzorgen voor tenminste 10 Kindplaatsen voor VVE-geïndiceerde kinderen.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend per Kindplaats in de gemeente Amersfoort, die wordt bezet door:

    • a.

      een VVE-geïndiceerd kind;

    • b.

      een niet VVE-geïndiceerd kind waarvan de Ouders niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor VVE-subsidie per Kindplaats als bedoeld in lid 2 onder a. moet die Kindplaats voor ten minste 40 weken per jaar beschikbaar zijn. Per week gaat het om een aanbod van tenminste 10 uur verdeeld over tenminste 2 dagen.

  • 4.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie per Kindplaats als bedoeld in lid 2 onder b moet die Kindplaats voor ten minste 40 weken per jaar beschikbaar zijn in een VVE-groep. Per week gaat het dan om een aanbod van tenminste 5 uur.

Artikel 4 Subsidiebedragen

  • 1.

    Per Kindplaats stelt het College de volgende bedragen beschikbaar:

    • a.

      € 1.700,- per jaar voor een Kindplaats voor VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de Ouders in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag;

    • b.

      € 4.500,- per jaar voor een Kindplaats voor VVE-geïndiceerde kinderen waarvan Ouders niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag;

    • c.

      € 1.100,- per jaar voor een Kindplaats voor niet VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de Ouders niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, met een maximum van € 302.500,- (maximaal 275 Kindplaatsen).

  • 2.

    Voor alle Aanvragen tezamen geldt een subsidieplafond van € 2.200.000. Dat is 60% van het beschikbare budget voor maatschappelijk doel 8 uit het UPJO, namelijk het maatschappelijk doel: “de basisvaardigheden van de jeugd zijn toereikend om zich maatschappelijk te kunnen redden”.

  • 3.

    Indien uit de prognose overeenkomstig artikel 9 lid 1 blijkt dat het subsidieplafond uit het voorgaande lid zal worden overschreden kan het College voor nog komende kwartalen een maximum stellen aan het aantal Kindplaatsen per categorie. In dat geval verdeelt het College de beschikbare Kindplaatsen naar rato van de gerealiseerde Kindplaatsen in de voorafgaande kwartalen als bedoeld in artikel 9 lid 2.

Artikel 5 Beoordelingscriteria en verdeelregels

  • 1.

    Aanvragen worden op basis van het Plan van aanpak beoordeeld.

  • 2.

    In het Plan van aanpak verklaart de Aanvrager te voldoen aan de criteria genoemd in artikel 3 lid 1 onder a. Voor wat betreft de artikel 3, lid 1 sub d en e geeft de Aanvrager aan met welk Kindvolgsysteem respectievelijk met welk VVE-programma gewerkt wordt.

  • 3.

    In het Plan van aanpak dient de Aanvrager uit te werken op welke wijze vorm wordt gegeven aan de eigen aspecten van kwaliteit uit het Waarderingskader, te weten:

    • a.

      Aanbod. Het aanbod bereidt de kinderen voor op de basisschool.

    • b.

      Zicht op ontwikkeling. De Voorschool volgt de ontwikkeling van haar kinderen zodanig dat zij een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen.

    • c.

      Pedagogisch - educatief handelen. Het pedagogisch-educatief handelen van de pedagogisch medewerkers stelt kinderen in staat tot spelend leren en ontwikkelen.

    • d.

      (Extra) ondersteuning. Kinderen die dat nodig hebben ontvangen extra aanbod, ondersteuning en begeleiding.

    • e.

      Samenwerking. De Voorschool werkt samen met relevante partners, waaronder de vroegscholen.

    • f.

      Ontwikkelingsresultaten. De Voorschool behaalt met haar kinderen resultaten voor taal en rekenen die ten minste in overeenstemming zijn met de gestelde doelen. De Voorschool gaat na of de kinderen goed zijn toegerust voor de basisschool. De kinderen behalen daarnaast sociale competenties en motorische vaardigheden op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de gestelde doelen.

    • g.

      Kwaliteitszorg. De Voorschool heeft vanuit haar maatschappelijke opdracht doelen geformuleerd. Zij evalueert regelmatig en systematisch de realisatie van de doelen en verbetert op basis daarvan de Voorschoolse educatie.

    • h.

      Kwaliteitscultuur. De Voorschool heeft een heldere structuur, kent een professionele kwaliteitscultuur en functioneert transparant en integer.

    • i.

      Verantwoording en dialoog. De Voorschool legt intern en extern toegankelijk en betrouwbaar verantwoording af over ambities, doelen en resultaten en voert daarover actief een dialoog.

  • 4.

    De Adviescommissie beoordeelt het Plan van aanpak aan de hand van de kwaliteitsgebieden a t/m i uit het voorgaande lid.

  • 5.

    Ieder kwaliteitsgebied waardeert de Adviescommissie met een cijfer:

    • a.

      voldoet niet = 0

    • b.

      voldoet gedeeltelijk, maar niet geheel = 5

    • c.

      voldoet = 10.

  • 6.

    Aanvragers die eerder subsidie voor Voorschoolse educatie hebben ontvangen beschrijven in hun Plan van aanpak hun bestaande werkwijze en geven daarbij aan op welke locaties die werkwijze wordt toegepast.

  • 7.

    Aanvragers die voor het eerst subsidie voor Voorschoolse educatie aanvragen beschrijven in hun Plan van aanpak welke ontwikkeling op welke locaties voor het komende jaar zijn voorzien. Beoordeling van het Plan van aanpak van deze Aanvragers vindt plaats alsof de geschetste ontwikkelingen al hebben plaatsgevonden.

  • 8.

    De beoordelingscijfers worden per aanvraag opgeteld.

  • 9.

    Het College wijst aanvragen af die volgens dit artikel lager scoren dan 60 punten;

Artikel 6 Adviescommissie

Voor uitvoering van deze Beleidsregel stelt het College een Adviescommissie in, zoals beschreven in artikel 8 van de Regeling.

Artikel 7 Indieningtermijn Aanvraag en gegevens Aanvraag

  • 1.

    De Aanvraag wordt uiterlijk op 15 oktober 2017 ingediend met gebruikmaking van het formulier "Aanvraag subsidie voorschoolse educatie 2018". Op het formulier wordt de prognose ingevuld voor de verwachte bezetting van Kindplaatsen over heel 2018, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4. Deze prognose wordt uitgesplitst per kwartaal.

  • 2.

    Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende stukken:

    • a.

      het volledig ingevulde aanvraagformulier zoals bedoeld in het lid 1 van dit artikel;

    • b.

      een Plan van aanpak als bedoeld in artikel 5, dat niet meer dan 10 pagina’s bevat (A4 – enkelzijdig).

  • 3.

    Het College kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de Aanvrager om nadere informatie verzoeken.

  • 4.

    De Aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het College redelijkerwijs tot een besluit kan komen.

  • 5.

    Een onvolledige of niet tijdig ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen, met inachtneming van de hersteltermijn zoals bedoeld in artikel 4:5 van de Wet.

Artikel 8 Procedure aanvraag

  • 1.

    De Adviescommissie adviseert met inachtneming van het bepaalde in deze Beleidsregel.

  • 2.

    Het College besluit over de aanvragen na kennisneming van het advies van de Adviescommissie.

  • 3.

    Uiterlijk op 31 december 2017 stelt het College de Aanvrager schriftelijk van zijn besluit in kennis. Het advies van de Adviescommissie wordt met de subsidiebeschikking meegezonden. Wanneer het College afwijkt van het advies van de Adviescommissie, wordt dit in het besluit gemotiveerd.

  • 4.

    Tijdens de behandeling van een aanvraag wordt over de voortgang daarvan geen inhoudelijke informatie verstrekt.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1.

    Voorafgaand aan ieder kwartaal van 2018 – voor de eerste keer in de aanvraag voor 2018 – geeft iedere Aanvrager een prognose van de verwachte bezetting van Kindplaatsen, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4.

  • 2.

    Aan het eind van ieder kwartaal - voor de eerste keer eind maart 2018 - levert iedere Aanvrager een overzicht van de gerealiseerde bezetting van Kindplaatsen, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4;

  • 3.

    Een Aanvrager wisselt gegevens uit met de GGD over de vraag hoeveel en welke kinderen met een VVE indicatie ook daadwerkelijk worden bereikt.

  • 4.

    Een Aanvrager gebruikt voor de gegevens uitwisseling met de GGD de formulieren en procedures die de GGD heeft ontwikkeld ter waarborging van de privacy van kinderen en hun Ouders.

  • 5.

    Een Aanvrager werkt mee aan de Amersfoortse VVE-monitor door:

    • a.

      de noodzakelijke gegevens daarvoor aan te leveren aan de externe deskundigen die in opdracht van het College de monitor uitvoeren;

    • b.

      de externe deskundigen, die in opdracht van het College de monitor uitvoeren, toegang te verschaffen tot alle locaties waar, onder verantwoordelijkheid van de Aanvrager, Voorschoolse educatie wordt aangeboden;

    • c.

      door de externe deskundigen, die in opdracht van het College de monitor uitvoeren, in staat te stellen gesprekken te voeren met de pedagogische medewerkers en HBO-ers die de Vooschoolse educatie verzorgen.

  • 6.

    De eigen bijdragen die een Aanvrager bij de Ouders in rekening brengt is niet hoger dan de bedragen genoemd in artikel 12.

  • 7.

    Het College kan bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 10 Subsidieverlening en voorschotten

  • 1.

    De subsidie wordt aan een Kindcentrum per bezette Kindplaats verleend.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend voor het kalenderjaar 2018.

  • 3.

    In het eerste kwartaal 2018 wordt een voorschot betaald op basis van de prognose voor dat kwartaal.

  • 4.

    In de volgende kwartalen van 2018 wordt per kwartaal een voorschot betaald uitgaande van de prognose voor dat kwartaal en gecorrigeerd met de gerealiseerde Kindplaatsen in het kwartaal daarvoor.

  • 5.

    Het College kan met de Aanvrager een andere wijze van bevoorschotting overeen komen.

Artikel 11 Verantwoording en subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt achteraf voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld door met elkaar te vermenigvuldigen:

    • a.

      het aantal bezette Kindplaatsen, onderscheiden naar de drie categorieën bedoeld in artikel 4, lid 3, sub a, b en c; Kindplaatsen die gedurende 2018 voor een deel bezet zijn geweest, worden alleen voor dat deel in de berekening meegenomen;

    • b.

      het in artikel 4, lid 3, per onderscheidenlijke categorie genoemde bedrag per Kindplaats.

  • 3.

    Vóór 1 juli 2019 dient de Aanvrager een aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag gaat vergezeld van een Beleidsverslag en een jaarrekening over 2018.

  • 4.

    Het beleidsverslag bevat in ieder geval een overzicht van de Activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten. De indeling van het verslag komt overeen met de indeling van het Plan van aanpak als bedoeld in artikel 5, lid 3.

Artikel 12 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage die de Aanvrager bij Ouders in rekening mag brengen voor een Kindplaats is ten hoogste:

  • 1.

    voor de Ouders van een VVE-geïndiceerd kind die in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag: nihil;

  • 2.

    voor de Ouders van een VVE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag: een bijdrage die overeenkomt met de eigen bijdrage die Ouders betalen voor de opvang van kinderen in de zin van hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang, op het moment dat een maximale Kinderopvangtoeslag op grond van een algemene maatregel van bestuur in kosten kinderopvang wordt ontvangen;

  • 3.

    voor de Ouders van een niet VVE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag: een bijdrage overeenkomstig de in Bijlage bij deze subsidieregeling is opgenomen tabel.

Artikel 13 Weigeringsgronden

De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikelen 4:25 en 4:35 van de Wet en artikel 10 en 13 van de ASV – geweigerd, indien:

  • 1.

    de score op één van de in artikel 5 lid 1 genoemde kwaliteitsgebieden nul punten bedraagt, tenzij het een Aanvrager betreft die voor het eerst Subsidie voor Voorschoolse educatie aanvraagt;

  • 2.

    één van de weigeringsgronden van toepassing als genoemd in artikel 8 van de Subsidieregeling;

  • 3.

    de aanvraag alleen betrekking heeft op niet VVE-geïndiceerde kinderen.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het College kan van de bepalingen in deze Beleidsregel afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze Beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De subsidieregeling ‘Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort 2017’ wordt ingetrokken.

Artikel 16. Citeertitel

Deze Beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018, van de gemeente Amersfoort.

 

Bijlage bij de Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018 van de gemeente Amersfoort.

 

Hieronder is schematisch weergegeven welke aspecten de gemeente wil faciliteren voor een goede begeleiding van jonge kinderen met een risico op een ontwikkelingsachterstand. Onderstaand schema is toegespitst op de Voorscholen, dus de leeftijdscategorie van 2 tot 6 jaar, omdat de gemeente daarvoor een specifieke verantwoordelijkheid heeft.

Het schema is bedoeld om de samenhang weer te geven tussen observatie- en interventiemethoden en de essentiële rol die kennis en vaardigheden van de PM-er daarbij vervult.

 

Voor toepassing van zowel de observatie instrumenten als de VVE-programma’s is training en (doorgaande) coaching van de PM-ers essentieel. Dat wordt algemeen erkend. Sommige programma’s zijn zelfs niet “los verkrijgbaar”. Om maar één voorbeeld te geven: het de materialen van het VVE-programma Speelplezier worden uitsluitend geleverd in combinatie met een VVE-Speelpleziertraining.

 

Soms zijn observatie- en interventie methoden ondergebracht in één pakket. Voor de vereisten uit het onderzoekskader en de toepassing van deze subsidieregeling is het onderscheid van belang.

Voorwaarde voor het verkrijgen van VVE-subsidie in Amersfoort is dat gebruik wordt gemaakt van een interventiemethode die door het Nederlands Jeugd Instituut is erkend als een effectieve methode. Voor de observatie methoden bestaat zo’n goedkeuringsprocedure niet. Toch i het voor vormgeving van de doorgaande lijn én voor de vergelijkbaarheid is het van groot belang voor dat zowel voorscholen als vroegscholen zo veel mogelijk gebruik maken van dezelfde observatie methode. Gelet op de al bestaande praktijk in Amersfoort komt de observatie methode KIJK daarvoor het meest in aanmerking. Dit wordt een punt van overleg tussen alle (Amersfoortse) betrokkenen, mede gekoppeld aan de vraag op welke manier zo’n keus vanuit de gemeente kan worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

 

Bijlage bij de Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018 van de gemeente Amersfoort.

 

Ouders van een niet VVE-geïndiceerd kind, die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, betalen een bijdrage voor kinderopvang overeenkomstig deze Bijlage.

 

Inkomen 

Maximale bijdrage per uur

<

€ 18.000,00

€ 1,20

€ 18.001,00

€ 30.000,00

€ 1,60

€ 30.001,00

€ 50.000,00

€ 2,65

€ 50.001,00

€ 75.000,00

€ 3,95

€ 75.001,00

>

€ 6,40

Toelichting bij de Beleidsregel voorschoolse educatie gemeente Amersfoort

 

Algemene toelichting.

 

- relatie bestuursafspraken, Amersfoortse VVE monitor en Waarderingskader -

De wettelijke vereisten voor kinderopvang zijn te onderscheiden in bepalingen waaraan een gemeente moet voldoen en bepalingen waaraan een kindcentrum moet voldoen. De rol van de gemeente is beschreven in paragraaf 11.4 van het Onderzoekskader. Deze Beleidsregel gaat over de vereisten waaraan een Kindcentrum moet voldoen om subsidie te krijgen van de gemeente Amersfoort.

 

Alle Kindcentra moeten altijd voldoen aan de basiskwaliteit die is geregeld in de Wet kinderopvang (artikel 1.50). Het toezicht op de naleving daarvan is opgedragen aan de GGD. Kindcentra die ook Voorschoolse educatie aanbieden moeten naast bovenstaande basiskwaliteit ook voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (artikel 1.50b Wet kinderopvang). Daarnaast zijn er een reeks andere wettelijke regelingen waaraan een Aanvrager moet voldoen, zoals de regels voor toepassing het hebben van een Meldcode huiselijk geweld, de regels voor bescherming van privacy enzovoorts. Voor wat betreft de gemeentelijke kaders moet een Aanvrager voldoen aan de bepalingen uit de ASV en aan de regels uit de Subsidieregeling.

 

De bestuurafspraken tussen de G37 en de rijksoverheid over Voorschoolse educatie zijn niet meer van kracht. Voor de beoordeling van de bestuurafspraken hanteerde de inspectie een specifiek daarvoor ontwikkeld toetsingkader. Het einde van de bestuursafspraken betekent ook dat we geen (onafhankelijke) rapportages meer krijgen over effecten van het de inzet van VVE-subsidie.

Nu door het niet langer van kracht zijn van de bestuursafspraken de toetsende rol van de Inspectie in principe beperkt wordt tot de wettelijke criteria is het van belang de kwaliteit van Voorschoolse educatie op een andere manier te volgen en te faciliteren. Dat heeft er toe geleid dat de Amersfoortse VVE monitor in deze Beleidsregel wordt gekoppeld aan het (zo goed mogelijk) voldoen aan Waarderingskader en dat deelname aan de monitor aan striktere voorwaarden wordt verbonden.

 

Sinds 2013 wordt bij uitvoering van de Amersfoortse VVE monitor gebruik gemaakt van CITO gegevens van zowel voor- als vroegscholen. Volgens afspraken met voor- en vroegscholen is de gezamenlijke doelstelling van het Amersfoortse VVE beleid een meer dan gemiddelde ontwikkelingsgroei bij VVE-geïndiceerde kinderen. Dat is gelukt: zie daarvoor de informatie die op 29 november met de Raad is gedeeld (stukken bijeenkomst Vermeerzaal; 21.30).

Intussen komt meer en meer de vraag naar boven of CITO nu nog de meest voor de hand liggende methode is om de ontwikkeling van kinderen te volgen. Andere Kindvolgsystemen geven inzicht in meer kwaliteitsgebieden en geven meer houvast voor juiste toepassing van interventiemethoden. Dit wordt een punt van overleg tussen alle (Amersfoortse) betrokkenen. Zie voor een verduidelijking van dit punt de aparte bijlage bij deze toelichting.

 

Voor de wijze waarop de uitvoering van Voorschoolse educatie ná afloop van de bestuursafspraken kan worden beoordeeld heeft de Inspectie voor het Onderwijs een Waarderingskader opgesteld. Dat Waarderingskader bevat bovenwettelijke “eigen aspecten van kwaliteit”. Dat Waarderingskader is als bijlage 5 (blz. 92) opgenomen in het Onderzoekskader.

 

Amersfoort heeft er voor gekozen bij de beoordeling van aanvragen voor VVE-subsidie uit te gaan van de mate waarin een Aanvrager aan het Waarderingskader voorschoolse educatie voldoet. Het Waarderingskader komt daarmee in de praktijk in de plaats van het toetsingskader van de Inspectie voor beoordeling van de bestuursafspraken. Vandaar dat het Waarderingskader een essentiële rol speelt in deze Beleidsregel.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • ·

    Plan van aanpak. Het Plan van aanpak geeft uitvoering aan artikel 4:61, lid 1, sub a van de Wet, waarin is geregeld dat een aanvraag vergezeld moet gaan van een Activiteitenplan. Gekozen is voor de benaming Plan van aanpak omdat het om meer gaat dan alleen een opsomming van Activiteiten. Het gaat ook om de wijze waarop die Activiteiten door de instellingen worden uitgevoerd en om het scholings- en vaardigheidsniveau van de medewerkers die met de uitvoering belast worden.

  • ·

    Beleidsverslag. Het Beleidsverslag maakt onderdeel uit van een verzoek om subsidievaststelling en geeft daarmee ook uitvoering aan artikel 4:75 van de Wet. Het Beleidsverslag kan beperkt blijven tot het aangeven waar het P{lan van aanpak volgens opzet is uitgevoerd en waar van het Plan van aanpak is afgeweken. Dat betreft zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens uit het Plan van aanpak. Afwijkingen van de beoogde uitvoering worden gemotiveerd en toegelicht.

  • ·

    Kinderopvangtoeslag. De definitie van de Kinderopvangtoeslag wordt staat in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, maar de uitvoeringsregels vallen onder meer onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

  • ·

    Kindplaats. Het aantal Kindplaatsen zal in de praktijk altijd lager zijn dat het aantal kinderen dat (in een kalenderjaar) VVE krijgt aangeboden. Dat komt omdat een Kindplaats door het jaar heen voor meer dan één kind kan worden ingezet. Als een Kindplaats voor een deel van een jaar niet wordt bezet, is er voor het onbezette deel geen recht op subsidie.

  • ·

    Onderzoekskader. Het “Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs” van 1 juni 2017 van de Inspectie voor het Onderwijs is hier te vinden.

  • ·

    VVE-programma. De databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut is hier te vinden.

  • ·

    VVE-subsidie. Subsidie die is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort. Deze subsidieregeling is op de internet pagina van de gemeente Amersfoort te vinden.

  • ·

    Wet kinderopvang. De wet zoals die nu luidt wordt op 1 januari 2018 gewijzigd. De wijzigingen leiden tot hogere kwaliteitseisen, zie hier voor een overzicht daarvan.

     

Artikel 3 Vereisten subsidiabele Activiteiten.

Dit zijn voor een deel algemene en wettelijke bepalingen. Zo regelt de Wet kinderopvang onder meer de vereisten voor VOG verklaringen voor álle medewerkers van Kindcentra. Voor een deel gaat het over kwaliteit- en kwantiteitsvereisten die het gevolg zijn van gemeentelijk beleid. Deze vereisten zijn dus niet op basis van de Wet kinderopvang af te dwingen, maar zijn wel vereist voor het krijgen van subsidie. Dat geldt bijvoorbeeld voor het vereiste -gericht zijn op het zo veel mogelijk voldoen aan de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskader-.

 

De vereisten voor gebruik van observatie en interventie methoden (VVE-programma’s) zijn in deze Beleidsregel nadrukkelijker verwoord dan in voorgaande regelingen. Het onderscheid tussen observeren en interveniëren wordt toegelicht in een aparte bijlage bij deze toelichting. Het gebruik van gestandaardiseerde methoden houdt ook in dat ze in de praktijk worden toegepast zoals door de opstellers / bedenkers is voorgeschreven.

 

Het gericht zijn op het zo veel mogelijk voldoen aan de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskaderis zo geformuleerd omdat een Aanvrager niet altijd aan de eisen van alle kwaliteitsgebieden volledig hoeft te voldoen. Zie daarvoor ook de beoordeling in artikel 5. Anderzijds gaat het er wel om dat een Aanvrager gericht is op verdere ontwikkeling van kwaliteit voor die kwaliteitsgebieden waar nog verbetering mogelijk is.

 

Anders dan in voorgaande jaren wordt nu de eis gesteld dat voorscholen die VVE-subsidie aanvragen aantonen dat ze qua voorzieningen en bemensing ten minste 10 kinderen met een VVE-indicatie kunnen aanbieden. Het gaat dus om de mogelijkheid van aanbieden, niet meer om de vraag of er ook daadwerkelijk 10 kinderen zijn.

 

Artikel 4 Subsidiebedragen.

De subsidiebedragen per categorie zijn voor 2018 niet anders dan voor 2017. Nu is het nog zo dat de kosten van bijvoorbeeld scholing, coaching en toepassing van observatie- en interventiemethoden ook moet worden gedekt uit de bedragen per Kindplaats per jaar. In de toekomst kan worden overwogen die kosten niet langer te verwerken in de bedragen per Kindplaats per jaar, maar daarvoor via een aparte Beleidsregel middelen beschikbaar te stellen. Zo’n aparte Beleidsregel zou dan van toepassing kunnen zijn op zowel voor- als vroegscholen, in het belang van versterking van de doorgaande lijn.

 

Lid 3 geeft het College de mogelijkheid het aantal Kindplaatsen aan te passen indien uit de prognoses zou blijken dat het subsidieplafond zou worden overschreden. Uitgangspunt doorvoor is de prognose voor álle Kindplaatsen bij álle Aanvragers tezamen en over het gehele jaar gezien.

 

Artikel 5 Beoordelingscriteria en verdeelregels

Van Aanvragers wordt gevraagd expliciet te verklaren dat ze voldoen aan de criteria uit artikel 3, lid 1 onder a. Deze criteria zijn grotendeels onveranderd gebleven ten opzichte van de subsidieregeling voorschoolse educatie 2017. Alleen de vereisten ten opzichte van observeren en interveniëren zijn explicieter gemaakt, zie daarvoor ook de toelichting bij artikel 3 en de bijlage bij deze toelichting, waarin de relatie tussen observeren en interveniëren in een schema wordt weergegeven.

Indien een Aanvrager op verschillende locaties verschillende Kindvolgsystemen of VVE-programma’s gebruikt, dan geeft hij op welke locatie welk Kindvolgsysteem of VVE-programma wordt toegepast.

In de leden lid 6 en 7 wordt geregeld dat Aanvragers, die al eerder subsidie hebben gekregen, op het moment van de aanvraag moeten voldoen aan de beoordelingscriteria. Dat geldt voor alle criteria – zie daarvoor artikel 13 lid 1. Aanvragers die voor het eerst subsidie aanvragen kunnen anders worden beoordeeld. Voor het voldoen aan de kwaliteitscriteria is veelal een kwaliteitsslag noodzakelijk, inclusief investering in kwaliteit en kwantiteit van het benodigde personeel. Om die kwaliteitsslag mogelijk te maken wordt bij beoordeling van een eerste aanvraag die aanvraag beoordeelt alsof de beschreven ontwikkelingen al zijn uitgevoerd.

 

Artikel 9 Verplichtingen

De leden 3 en 4 geeft aan dat de GGD verantwoordelijk is voor het juist toepassen van de privicy wetgeving. Om die verantwoordelijkheid vorm te geven moeten de Kindcentra de gevraagde kindgegevens aanleveren op de manier zoals de GGD dat vraagt.

De lid 5 geeft aan wat er van de Kindcentra verwacht wordt nu het belang van de Amersfoortse VVE monitor wordt vergrooot.

Het 7e lid regelt de mogelijkheid die het College heeft, onder andere op basis van artikel 4:30, 2 van de Wet, om de gevraagde Activiteiten nader uit te werken. Dat zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen komen indien gekozen wordt voor één bepaald Kindvolgsysteem.

 

Artikel 10 Subsidieverlening en voorschotten.

Dit artikel omvat de mogelijkheid de uit te betalen bedragen per kwartaal aan te passen aan het daadwerkelijke aantal bezette Kindplaatsen. Dat heeft als voordeel dat de Aanvrager niet het risico loopt een omvangrijk bedrag terug te moeten betalen als pas bij vaststelling blijkt dat de subsidie te hoog was ingeschat.

 

Artikel 11 Verantwoording en subsidievaststelling.

Een verzoek om vaststelling van subsidie moet voldoen aan de daarop van toepassing zijnde bepalingen uit de ASV. Dat geldt ook voor de regels over een accountantsverklaring. Zie daarvoor ondermeer artikel 23 van de ASV. Indien een accountantsverklaring vereist is moet gebruik worden gemaakt van het “controle protocol subsidies gemeente Amersfoort”. Dat protocol staat (hier).

Daarnaast kan het College ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie, zie hiervoor artikel 10 lid 5 van de Subsidieregeling.

 

Artikel 12 Eigen bijdrage .

De subsidiebedragen aan de Kindcentra voor kinderen zonder VVE-indicatie, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, worden niet gewijzigd. Dat is de reden dat ook de eigen bijdragen die Kindcentra aan deze ouders mogen vragen, niet anders worden dan in 2017.