Organisatie | Sint Eustatius |
---|---|
Organisatietype | Caribisch openbaar lichaam |
Officiële naam regeling | Eilandsverordening houdende voorschriften ter bevordering van de orde en veiligheid op het Franklin D. Roosevelt Vliegveld te Sint Eustatius (Luchthavenreglement Sint Eustatius 1993) |
Citeertitel | Luchthavenreglement Sint Eustatius 1993 |
Vastgesteld door | Eilandsraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer |
Deze regeling is vastgesteld en in werking getreden vóór 10-10-2010, maar op grond van artikel 7 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Positieve lijst regelgeving Eilandsraad Sint Eustatius (AB 2010, no. 19) tevens vastgesteld voor het openbaar lichaam Sint Eustatius en derhalve met ingang van 10-10-2010 in het openbaar lichaam Sint Eustatius van toepassing.
De oorspronkelijke grondslag(en) kan men vinden door de regeling te zoeken op 09-10-2010.
Verzamelverordening regelingenbestand Sint Eustatius
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | Bestendiging eilandsregeling in het openbaar lichaam | 08-10-2010 A.B. 2010, no. 19 | Onbekend | ||
08-06-1993 | 10-10-2010 | Nieuwe regeling | 07-06-1993 A.B. 1993, no. 7 | Onbekend |
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
de luchthavenmeester: de functionaris, die door het Bestuurscollege is belast met de commerciële- en luchtvaarttechnische exploitatie van, en de zorg voor de orde, rust en veiligheid op, de luchthaven een en ander zoals bedoeld in artikel 3 van de Overdrachtslandsverordening X, en die belast is met het toezicht op de naleving van internationale en nationale luchtvaartreglementen;
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN
Het is verboden te roken op het verkeers- of parkeerplatform, in de open lucht op een afstand van negentig meter van stilstaande vliegtuigen en opslagplaatsen van brandstoffen en voorts op alle plaatsen waar zulks door of vanwege de luchthavenmeester door middel van een bord of op andere wijze is aangegeven. Onder het roken wordt mede verstaan:
De luchtvaartmaatschappijen, danwel haar vertegenwoordigers op de luchthaven zijn verplicht de luchthavendienst tijdig op de hoogte te stellen van de schema’s der aankomst- en vertrektijden van haar vliegtuigen op het Franklin D. Roosevelt Vliegveld. Indien een vliegtuig uitsluitend vracht vervoert dient dit tijdig te worden gemeld aan de luchthavendienst.
Aan de luchthavenmeester dient tijdig tevoren en zoveel mogelijk schriftelijk, mededeling te worden gedaan van de aankomst of vertrek van passagiers, waarvoor bijzondere belangstelling wordt verwacht of kan worden verwacht en/of waarvoor maatregelen dienen te worden getroffen, afwijkend van de normale afhandeling.
HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET NIET VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEDEELTE VAN DE LUCHTHAVEN
De toegang tot het landingsterrein is, behoudend het bepaalde in de artikelen 11 en 13 van dit reglement, voor een ieder verboden.
Voor het landen, opstijgen en taxiën van vliegtuigen is het landingsterrein opengesteld gedurende de uren zoals is aangegeven in de Aeronautical Information Publication (A.I.P.) of zoals bekend gemaakt per NOTAM of AIRAC, behoudens de bevoegdheid van de luchthavenmeester om het landingsterrein wegens ongeschiktheid daarvan tijdelijk, geheel of gedeeltelijk voor het gebruik door vliegtuigen te sluiten.
HOOFDSTUK 4 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET VERKEER OP HET VERKEERSPLATFORM
De bestuurders van vliegtuigen en bestuurders van voertuigen dienen, indien zij zich op het verkeersplatform bevinden, in het bijzonder het bepaalde in de hoofdstukken 5 en 7 in acht te nemen.
De toegang tot het verkeersplatform voor voertuigen is verboden, tenzij deze behoren tot de volgende categorieën:
Op het verkeersplatform hebben de hieronder genoemde categorieën platform gebruikers ten opzicht van elkaar voorrang in de daarbij vermelde volgorde:
Alle voertuigen en ander materieel, betrokken bij de afhandeling van een vliegtuig, dienen onmiddellijk na het vertrek van het vliegtuig van het verkeersplatform te worden verwijderd of te worden geplaatst op de daartoe door de luchthavendienst aangewezen opstelplaatsen.
Het vervoer op het verkeersplatform van passagiers met een voertuig door of namens luchtvaart- en afhandelingmaatschappijen is verboden, tenzij daartoe in bijzondere gevallen door de luchthavendienst toestemming is verleend.
In het geval dat passagiers zich te voet over het verkeersplatform moeten begeven dient de maatschappij, die met de afhandeling van deze passagiers is belast, erop toe te zien, dat deze passagiers zich slechts in aaneengesloten groepen en voor elke groep onder begeleiding van tenminste 1 employee, die met de voorschriften van dit reglement en meer speciaal van dit hoofdstuk op de hoogte is, veilig over het verkeersplatform begeven.
Het in- en uitstappen van passagiers in of uit een vliegtuig, waarvan een of meer vliegtuigmotoren in werking zijn, is verboden, tenzij de in werking zijnde motor of motoren zich geheel bevinden aan die zijde van het vliegtuig, waar het in- en uitstappen niet plaatsvindt en de passagiers de in werking zijnde motor of motoren niet behoeven te passeren.
HOOFDSTUK 5 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT VLIEGTUIGEN
Het taxiën met vliegtuigen op de luchthaven is slechts toegestaan op de daarvoor bestemde verharde rijbanen volgens de door de luchthavenmeester vastgestelde rijroute, behouden in voorkomend geval andersluidende aanwijzingen gegeven door de luchthavendienst of door het plaatselijke informatiestation.
Een vliegtuig dat zich op eigen kracht over de luchthaven beweegt dient te allen tijde te worden bestuurd door een daartoe wettig bevoegd persoon.
Het slepen van een vliegtuig op de luchthaven mag slechts plaats vinden indien in de stuurhut een terzake kundige persoon aanwezig is ter bediening van de remmen.
Alvorens een vliegtuigmotor in bedrijf wordt gesteld:
dient in de onmiddellijke nabijheid van het vliegtuig een brandblusapparaat van voldoende kwaliteit en capaciteit, dit ter beoordeling van de luchthavenmeester, aanwezig te zijn, hetwelk is voorzien van een slang en een mondstuk van zodanige lengte, dat hiermede de motorgondels gemakkelijk kunnen worden bereikt;
Bij het in beweging stellen van een vliegtuig met in werking zijnde motor, dient zulks zodanig te geschieden, dat redelijkerwijs geen schade op de luchthaven kan worden veroorzaakt en dat redelijkerwijs de veiligheid van personen niet in gevaar kan worden gebracht.
Het is verboden vliegtuigmotoren in bedrijf te stellen en/of te houden in vliegtuigloodsen.
HOOFDSTUK 6 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT VERONGELUKTE OF ONKLAAR GERAAKTE VLIEGTUIGEN
Ingeval aan het gestelde in het voorgaande artikel niet wordt voldaan, wordt het verongelukte vliegtuig of de overblijfselen daarvan door of vanwege de luchthavenmeester onverwijld overgebracht naar een door hem aan te wijzen plaats, waar het toestel en de overblijfselen voor rekening en risico van de eigenaar of houder daarvan worden bewaard.
HOOFDSTUK 7 BEPALINGEN MET BETREKKING VOERTUIGEN
Het verkeer met voertuigen op de luchthaven dient te geschieden overeenkomstig de door de luchthavenmeester gegeven aanwijzingen en overigens met inachtneming van de regels, die gelden voor het verkeer op de openbare weg, voorzover daarvan in dit reglement of in de aanwijzingen van de luchthavenmeester niet uitdrukkelijk is afgeweken.
Het is verboden zich op de wegen van het luchtvaartterrein zodanig te gedragen, dat de vrijheid van het verkeer aldaar zonder noodzaak wordt belemmerd of de veiligheid op het luchtvaartterrein in gevaar wordt gebracht of redelijkerwijs is aan te nemen, dat de veiligheid op het luchtvaartterrein in gevaar kan worden gebracht.
De eigenaar of houder van een voertuig is op gelijke wijze aansprakelijk voor een door de bestuurder van bedoeld voertuig gepleegde overtreding, tenzij bekend is wie de bestuurder is of wel deze op eerste aanmaning van de luchthavenmeester binnen een daarbij te stellen termijn door de eigenaar of houder is bekend gemaakt.
Het parkeren van voertuigen op de luchthaven is slechts toegestaan na verkregen toestemming van de luchthavenmeester en op door hem aangewezen plaatsen.
HOOFDSTUK 8 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT STARTWAGENS
Een startwagen mag slechts worden opgesteld op een afstand van drie meter voor of terzijde van de neus van het vliegtuig, of indien dit in verband met de plaats van de aansluitpunten van het vliegtuig niet mogelijk is, op dezelfde afstand voor of achter de linker of rechter vleugeltip.
Een startwagen moet zodanig bij een vliegtuig worden opgesteld, dat deze te allen tijde onbelemmerd van het vliegtuig kan worden weggereden.
Het is verboden een in bedrijf zijnde startwagen met verbrandingsmotor bij te vullen met brandstoffen.
Startwagens die een aggregaat voeren met verbrandingsmotor, dienen te zijn uitgerust met een vonkvrije uitlaat, die bovendien moet zijn voorzien van een goedwerkende geluiddemper.
HOOFDSTUK 10 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET TANKEN EN HET VERVOER VAN VLIEGTUIGBRANDSTOFFEN
Gedurende het tanken van vliegtuigbrandstof mogen zich binnen een afstand van 20 meter van de tankopeningen en ontluchtingspunten geen voorwerpen bevinden, die een vonk zouden kunnen veroorzaken.
Het is degene, die zich bezighoudt met het tanken van vliegtuigbrandstof, verboden enig van gespijkerd zoolwerk voorzien of met ijzer beslagen schoeisel te dragen.
Een tankwagen dient zodanig bij het vliegtuig te worden opgesteld, dat deze te allen tijde onbelemmerd van het vliegtuig kan worden weggereden.
De luchthavenmeester kan bepalen dat gedurende het tanken in de onmiddellijke nabijheid daarvan, naast de op de tankwagen aanwezige blusmiddelen, een brandblusapparaat van voldoende kwaliteit en capaciteit - zulks ter beoordeling van de luchthavenmeester - aanwezig moet zijn.
Bij het tanken dient het personeel in het algemeen elke handeling te vermijden, welke brandgevaar kan opleveren of vergroten. Het tanken dient zodanig te geschieden, dat geen brandstof wordt gemorst, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 23. Het tanken mag niet onderbroken worden, tenzij dit uit veiligheidsoogpunt noodzakelijk mocht zijn.
Gedurende een onweer boven of in de onmiddellijke omgeving van de luchthaven kan door de luchthavendienst een verbod tot tanken worden uitgevaardigd.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 56 tot en met 64 mag het tanken van vliegtuigen tijdens het instappen en/of uitstappen van passagiers of terwijl passagiers zich aan boord bevinden, slechts plaatsvinden met toestemming van de luchthavenmeester.
Bij het tanken als bedoeld in artikel 65, dienen de volgende bijzondere veiligheidsmaatregelen in acht te worden genomen:
Alle passagiersuitgangen van het vliegtuig dienen tijdens het tanken open te staan. Bij elke uitgang dient op de juiste wijze een veilige trap te zijn geplaatst. De door-, in- en uitgangen, alsmede de trappen moeten worden vrijgehouden van alle belemmeringen. De loop van en naar de trappen mag niet door tankslangen en/of kabels worden gekruist.
Het is verboden vliegtuigbrandstof in vaten te vervoeren, tenzij de belading zodanig is, dat een veilig transport is gewaarborgd.
Op ieder voertuig waarmee brandstof voor vliegtuigen wordt aangevoerd, dient tenminste 1 brandstofapparaat van - naar het oordeel van de luchthavenmeester - voldoende capaciteit en geschiktheid voor de bestrijding van vloeistofbranden voor onmiddellijk gebruik aanwezig te zijn.
HOOFDSTUK 12 STRAF EN AANVERWANTE BEPALINGEN
Het dagelijks toezicht op de naleving van het bij dit reglement bepaalde, is opgedragen aan de beveiligingsdienst.
De feiten bij deze eilandsverordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarde door de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht voor de Nederlandse Antillen gesteld, kan hechtenis of geldboete tot het dubbele van het in het vorige lid voor elk gestelde maximum worden opgelegd.
Bij veroordeling wegens overtreding van enige bepaling van deze eilandsverordening in het geval van het tweede lid kunnen de voorwerpen in de desbetreffende bepaling genoemd, waarmede de overtreding is gepleegd of door middel van overtreding verkregen, verbeurd worden verklaard voorzover zij aan de veroordeelde toebehoren, met uitzondering evenwel van dieren en vervoermiddelen.
Het eilandgebied Sint Eustatius is niet aansprakelijk voor enige schade, die het gevolg is van beschadiging of letsel, door of tijdens het verblijf op het terrein van de luchthaven of in de daarbij behorende vliegtuigloodsen en andere gebouwen aangebracht aan een vliegtuig of zijn uitrusting, lading, bemanning of passagiers. Het eilangebied is evenmin aansprakelijk voor ontvreemdingen die op het terrein of in de gebouwen van de luchthaven mochten plaatsvinden.
Het eilandgebied Sint Eustatius is niet aansprakelijk voor schade, die het gevolg is van beschadiging of letsel aan goederen of personen op de luchthaven overkomen. Het eilandgebied is evenmin aansprakelijk voor ontvreemdingen, die op de luchthaven mochten plaatsvinden.
Het eilandgebied Sint Eustatius in niet aansprakelijk voor schade, die mocht ontstaan doordat de luchthaven, gedeelte of accomodatie daarvan, naar het oordeel van de luchthavenmeester of enige andere bevoegde autoriteit tijdelijk niet ter beschikking kan worden gesteld.
De eigenaar of houder van een vliegtuig is tegenover het eilandgebied Sint Eustatius aansprakelijk voor alle schade, die het gevolg is van door zijn vliegtuig aangebrachte beschadigingen aan eigendommen van het eilandgebied. Hij vrijwaart het eilandgebied voor aanspraken op vergoeding van schade, die is ontstaan ten gevolge van door zijn vliegtuig op of nabij de luchthaven toegebrachte beschadiging van goederen van derden en letsel aan personen.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, kunnen door het bestuurscollege nadere voorschriften worden vastgesteld.