Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bodemsanering gemeente Heerlen 2006 |
Citeertitel | Verordening bodemsanering gemeente Heerlen 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet bodembescherming, art. 28, 29, 39, 39c, 39d, 40, 52, 88 en9 6 en de Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-07-2006 | Nieuwe regeling (tevens intrekking van de Verordening bodemsanering gemeente Heerlen 2006) | 05-07-2006 De Uitkijk | 2006/14453 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Op de voorbereiding van een besluit op een melding is, met uitzondering van de voorbereiding van het besluit op de melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De publicatietekst wordt voorafgaand aan de publicatie eveneens verzonden aan de eigenaren en gebruikers van de percelen, grenzend aan het perceel waar de verontreiniging zich op bevindt. Indien de aard of de omvang van de sanering hiertoe aanleiding geven zullen belanghebbenden tijdens een informatiebijeenkomst geïnformeerd worden over de sanering.
Titel 3 Indiening van bescheiden
Titel 5 Wijziging saneringsplan
Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming dienen alle gegevens te worden verstrekt die afwijken van de eerder overeenkomstig artikel 4 van deze verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming verstrekte gegevens alsmede de reden om van het goedgekeurde sanering af te wijken.
Titel 8 Betrokkenheid bij de uitvoering door de gemeente
Indien het college overeenkomstig artikel 48 van de Wet bodembescherming het voornemen heeft om een opdracht te geven om een nader onderzoek, een saneringsonderzoek of een sanering uit te voeren, informeert het de belanghebbenden over dit voornemen, over de voortgang van het onderzoek of de sanering en over de resultaten van het onderzoek of de sanering.
Titel 9 Toezicht en Handhaving
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen dan wel aan te wijzen ambtenaren.
Artikel 12 Overgangsbepalingen
Op een sanering of een fase van een sanering als bedoeld in artikel 38, derde lid van de Wet bodembescherming die is uitgevoerd voor het tijdstip van inwerkingtreding zijn de artikelen 6 en 7 niet van toepassing. Op deze gevallen blijft met betrekking tot deze onderwerpen die in genoemde artikelen zijn geregeld de verordening van toepassing zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Verordening bodemsanering gemeente Heerlen 2006.
Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding
Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 5 juli 2006
Toelichting op de Verordening bodemsanering gemeente Heerlen 2006
Ingevolge het Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten Wet bodembescherming (Staatsblad 2000, 591) van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu is per 1 juni 2001 de gemeente Heerlen gelijkgesteld met een provincie voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34, 37, artikel 38, vierde en vijfde lid, 39, 40, 42, 43 tot en met 52, 55, 74 tot en met 78, 81, 83 tot en met 86 van de Wet bodembescherming.
Bij raadsbesluit van 3 april 2001 is derhalve de Bodemverordening gemeente Heerlen vastgesteld. Deze verordening is gebaseerd op de Wet bodembescherming en op 1 juni 2001 in werking getreden.
De Wet bodembescherming is met ingang van 1 januari 2006 gewijzigd. De wetswijziging beoogt de aanpak van de bodemsanering te versnellen. Door de wetswijziging krijgt het nieuwe landelijke bodemsaneringsbeleid, bekend als BEVER (Beleidsvernieuwing Bodemsanering), een wettelijke grondslag. Niet langer is multifunctioneel saneren de hoofdregel.
De gewijzigde Wet bodembescherming maakt onderscheid tussen de sanering van immobiele en van mobiele verontreinigingen.
Bepaald is dat de sanering van immobiele verontreiniging er op gericht is de bodem minimaal geschikt te maken voor de functie die deze na de sanering zal krijgen. Daarbij moet de blootstelling van mens, plant en dier aan de verontreiniging zoveel mogelijk worden beperkt.
Bij mobiele verontreiniging kan de saneringsdoelstelling niet worden verbonden aan het gebruik van een bepaalde locatie. Bij dergelijke verontreinigingen is bepaald dat de saneringsaanpak erop gericht dient te zijn het risico van verspreiding van de verontreinigende stoffen zoveel mogelijk te beperken.
Voor alle saneringen geldt, of ze nu betrekking hebben op mobiele of op immobiele verontreiniging, dat de nazorg zoveel mogelijk moet worden beperkt.
De aanpassingen in de Wet bodembescherming heeft gevolgen voor de (oude) Bodemverordening gemeente Heerlen, zodat wijziging hiervan noodzakelijk is.
In deze bepaling worden de in de verordening gehanteerde begrippen omschreven. Aangesloten is bij de begrippen uit de Wet bodembescherming en de Algemene wet bestuursrecht. In tegenstelling tot de oude verordening zijn diverse begripsomschrijvingen die reeds in de Wet bodembescherming of Algemene wet bestuursrecht zijn beschreven, niet herhaald. De hogere regelgeving gaat immers reeds voor op de onderhavige gemeentelijke verordening.
Ten aanzien van de omschrijving van het begrip “melding” wordt nog het volgende opgemerkt. Een melding als bedoeld in artikel 28, zijnde een aanvraag om de ernst van een geval van bodemsanering alsmede het saneringstijdstip te bepalen, gaat doorgaans vergezeld van een saneringsplan. De mogelijkheid bestaat evenwel dat het saneringsplan pas later wordt ingediend. Alsdan wordt het saneringsplan afzonderlijk, middels een melding ter goedkeuring ingediend.
Tenslotte is op een melding als bedoeld in artikel 39b Wet bodembescherming niet deze verordening van toepassing. Deze nieuwe bepaling in de Wet bodembescherming voorziet namelijk in de mogelijkheid om een bijzondere regeling voor kortlopende, eenvoudige en gelijksoortige saneringen. Bij dergelijke saneringen kan de saneerder met een melding ex artikel 39b van de Wet bodembescherming volstaan en behoeft geen saneringsplan ter goedkeuring te worden voorgelegd. De ministeriële regeling waarbij de categorieën uniforme saneringen worden aangewezen is in februari 2006 in werking getreden.
Ook op een melding ingevolge artikel 27 Wet bodembescherming (zorgplichtsaneringen) is de bodemverordening niet van toepassing. Een dergelijke melding valt niet onder de begripsbeschrijving als opgenomen in artikel 1 Bodemverordening. De meldingen ingevolge artikel 27 en 39b Wet bodembescherming dienen dan ook behandeld te worden volgens de normale procedure regels van de Algemene wet bestuursrecht.
Op de voorbereiding van een besluit op een ingediende melding is (en blijft) in beginsel de openbare voorbereidingsprocedure als neergelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Om te verzekeren dat eventuele belanghebbenden over het besluitvormingstraject geïnformeerd worden is er voor gekozen om, naast publicatie in de Uitkijk, de publicatietekst aan de eigenaren en gebruikers van de belendende percelen toe te zenden.
Indien de bodemsanering door aard en de omvang van de verontreiniging impact heeft voor een groot gebied of veel belanghebbenden zal een informatiebijeenkomst worden georganiseerd. Hierbij wordt gedacht aan de bodemsanering van gevoelige locaties, zoals een sanering bij schoolgebouw, of bodemsanering op wijkniveau, of een grootschalige grondwaterverontreiniging.
Van het bovenstaande kan worden afgeweken, indien de belangen van belanghebbenden niet geschaad worden.
Dit artikel is opgenomen omdat uit de praktijk blijkt dat in een aantal gevallen geen behoefte bestaat aan inspraak. Omdat deze procedure in die gevallen een onnodige beperkende werking heeft is de mogelijkheid van een verkorte procedure (titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht) open gehouden. Om willekeur te voorkomen is de toepassing enkel mogelijk op verzoek van de initiatiefnemer van de sanering en onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zien met name op de bescherming van belanghebbenden en zijn verder uitgewerkt in het Bodembeleidsplan Heerlen.
De verplichte publicatie als bedoeld in artikel 28 lid 5 van de Wet bodembescherming is wel van toepassing. Bij de publicatie wordt vermeld dat de verkorte procedure wordt gevolgd.
Per 1 juli 2005 zijn de afdelingen 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht samengevoegd tot één nieuwe afdeling 3.4, inhoudende de uniforme voorbereidingsprocedure. Deze nieuwe procedure geeft meer waarborgen voor de burgers om zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit. Aangezien de nieuwe afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voorziet in een uitgebreide mogelijkheid voor de burgers om in te spreken, vervalt alsdan de mogelijkheid om bezwaar te maken, maar kan de betreffende belanghebbende direct een oordeel vragen over het bestreden besluit aan de Raad van State.
Het bovenstaande geldt niet ten aanzien van een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, lid 4 van de Wet bodembescherming (zie ook hierna de toelichting op artikel 3). Volgens de wet dient namelijk binnen twee weken beoordeeld te worden of de gemelde afwijking binnen de gekozen saneringsoplossing past en acceptabel is. Gelet op deze beslistermijn is het niet mogelijk om de beslissing op de melding tot wijziging van het saneringsplan voor te bereiden met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Derhalve geldt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht voor deze beslissing de voorbereidingsprocedure als bedoeld in titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht en is tegen een dergelijke beslissing eerst bezwaar mogelijk. Hetzelfde geldt voor de meldingen ingevolge artikel 27 en 39b Wet bodembescherming.
Ingevolge artikel 3 dient een melding te geschieden middels een aanvraagformulier c.q. meldingsformulier. Dit formulier zorgt ervoor dat de benodigde gegevens voor een beslissing op de melding direct correct worden ingeleverd. Tevens vereenvoudigt het de administratieve afhandeling (zie ook artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht). De gegevens die middels dit aanvraagformulier worden verlangd sluiten aan bij de gegevens die de Wet bodembescherming reeds verlangd alsmede ingevolge deze verordening dienen te worden verstrekt.
De nieuwe Wbb stelt enkele eisen aan de inhoud van het saneringsplan. Deze vloeien met name voort uit de toenemende ervaring die er bestaat met de uitvoering en handhaving van saneringen. Ten gevolge van de nieuwe extra wettelijke eisen zijn de aanvullende eisen die ingevolge de verordening worden gesteld aan de inhoud van een saneringsplan verminderd. Nieuwe eisen die zijn toegevoegd vloeien met name voort uit de gewijzigde saneringsdoelstelling.
Uit de nieuwe Wet bodembescherming (artikel 39, vierde lid) vloeit tevens voort dat indien de saneerder constateert dat van het saneringsplan zal (moeten) worden afgeweken, hij twee weken voorafgaande aan de uitvoering hiervan melding aan het bevoegd gezag dient te doen. Het bevoegd gezag beoordeelt vervolgens binnen twee weken of de afwijking binnen de gekozen saneringsdoelstelling past en acceptabel is. Indien sprake is van een belangrijke wijziging van het saneringsplan (bijvoorbeeld een ander saneringsresultaat), dan kan het bevoegd gezag een nieuw saneringsplan verlangen, waarop via de reguliere procedure moet worden beschikt.
Voor het beoordelen van een melding tot wijziging van het saneringsplan is het noodzakelijk te vernemen welke afwijkingen zijn geconstateerd en welke gevolgen deze hebben ten opzichte van het eerder goedgekeurde saneringsplan alsmede de reden om van het goedkeurde saneringsplan af te wijken. Derhalve wordt voor de te verstrekken gegevens aansluiting gezocht bij de gegevens die ingevolge artikel 4 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming dienen te worden verstrekt.
In het verleden werd ingevolge de Bodemverordening een evaluatierapport verlangd nadat de sanering was afgerond. De nieuwe Wet bodembescherming biedt evenwel thans formeel de wettelijke grondslag voor (de goedkeuring) van het evaluatierapport, thans genoemd evaluatieverslag. Hiermee wordt een leemte in de wet hersteld. Belanghebbenden verkrijgen hierdoor straks ook rechtsbescherming tegen de goedkeuring van het evaluatieverslag en derhalve tegen het oordeel van het bevoegd gezag of op juiste wijze is gesaneerd.
In aanvulling op de eisen die de Wet bodembescherming stelt aan de inhoud van een evaluatieverslag worden in artikel 6 nog enkele gegevens verlangd die ook reeds onder de oude verordening werden vereist.
In dit artikel wordt onder lid1 sub g gevraagd naar de data van de uitvoering. Hiermee wordt gedoeld op de data die het verloop van de sanering weergeven, zoals de aanvang- en einddatum van de sanering en tussentijdse meldingen, bijvoorbeeld het bereiken van de einddiepte.
In lid 1 sub k wordt gevraagd naar de saneringskosten. Deze dienen te worden uitgesplitst naar de kosten van onderzoek, d.w.z. alle kosten die gemaakt zijn tot en met het saneringsplan, en de saneringskosten, d.w.z. alle kosten die gemaakt worden na het opstellen van saneringsplan.
Indien een nazorgplan (zie artikel 7) nodig is, stemt het bevoegd gezag niet met het evaluatieverslag in dan nadat er een nazorgplan is ingediend.
Ook het nazorgplan krijgt in de nieuwe Wet bodembescherming een wettelijke status. Het bevoegd gezag mag slechts met het nazorgplan instemmen indien de daarin opgenomen gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen naar zijn oordeel voldoende zijn om er voor te zorgen dat de restverontreiniging niet zal leiden tot kwaliteitsvermindering van de bodem.
Aangezien de nieuwe Wet bodembescherming nagenoeg geen eisen stelt aan het nazorgplan worden er schijnbaar in artikel 7 veel eisen gesteld aan de inhoud van het nazorgplan. Deze eisen bestaan reeds in de praktijk: deze kunnen worden afgeleid uit de diverse zogenaamde checklisten die bevoegd gezaggemeenten en provincies nu al hanteren bij de oordeelsvorming over een nazorgplan.
Artikel 52 van de Wet bodembescherming verlangt van het bevoegd gezag dat in een verordening regels worden vastgesteld voor de wijze waarop zij burgers betrekken bij een bodemonderzoek en sanering die het bevoegd gezag zelf laat uitvoeren.
In die situatie neemt het bevoegd gezag immers twee posities in, één van initiatiefnemer en één van beoordelaar. Extra zorgvuldigheid is derhalve vereist. Artikel 8 waarborgt dat de belanghebbenden in ieder geval erbij worden betrokken alsmede reeds in een zeer vroegtijdig stadium hun mening kunnen geven. Tevens wordt in artikel 9 vastgelegd dat de gemeenteraad wordt geïnformeerd over de wijze waarop bij eigen sanering de burgers betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van de sanering. Tenslotte wordt in artikel 10 regels gegeven over de wijze waarop burgers zich kunnen beklagen over de uitvoering hiervan.
Aangezien artikel 52 van de Wet bodembescherming niet meer overeenstemt met de Algemene wet bestuursrecht voorziet de Aanpassingswetgeving, in verband met de nieuwe uniforme voorbereidingsprocedure, er in artikel 52 van de Wet bodembescherming te wijzigen. Het gewijzigde artikel 52 van de Wet bodembescherming treedt evenwel pas één jaar nadat genoemde aanpassingswetgeving inwerking is getreden, zodat voorlopig de artikelen 8 tot en met 10 nog hun werking behouden. Aangezien de aanpassingswetgeving per 1 juli 2005 in werking is getreden, treedt het gewijzigde artikel 52 van de Wet bodembescherming per 1 juli 2006 in werking. Het nieuwe artikel 52 van de Wet bodembescherming resulteert erin dat de betrokkenheid van burgers bij eigen bodemonderzoeken en saneringen wordt geregeld via de gemeentelijke inspraakverordening, die alsdan dient te worden gevolgd. Daarnaast voorziet hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht reeds in een klachtrecht.
Voor het overgangsrecht is aangesloten bij het overgangsrecht als neergelegd in de nieuwe Wet bodembescherming. Dit geldt ook voor de inwerkingtreding van de nieuwe verordening bodemsanering.