Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coffeeshopbeleid gemeente Zaanstad 2017 |
Citeertitel | Coffeeshopbeleid Zaanstad 2017 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Ingetrokken per 11-04-2019 i.v.m. invoering Coffeeshopbeleid 2019 (Gemeenteblad 2019, 85455; Registratienummer Verseon 2019/3089)
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-09-2017 | 11-04-2019 | Nieuwe regeling | 05-07-2017 Gemeenteblad 2017, nr. 152394 | 2017/32282 |
Coffeeshopbeleid gemeente Zaanstad 2017
Het Coffeeshopbeleid gemeente Zaanstad is voor het eerst vastgesteld op 17 mei 1999. Het is in de loop van de tijd uit de pas gaan lopen met maatschappelijke, geografische en juridische ontwikkelingen. Voorliggend hernieuwd beleid zorgt er voor dat het coffeeshopbeleid van Zaanstad weer aansluit bij de huidige praktijk.
Op lokaal niveau is het slechts mogelijk om binnen de wettelijke kaders een zo verantwoord mogelijk beleid te voeren waarbij enerzijds moet worden voorkomen dat jongeren softdrugs gaan gebruiken en er anderzijds ruimte moet zijn voor recreatief gebruik door volwassenen. Voor zover mogelijk is er rekening gehouden met de spanning tussen de vaak gevaarlijke illegale productie en distributie en de daarmee gepaard gaande grensoverschrijdende zware criminaliteit versus de gedoogde verkoop aan particulieren.
2 Doelstellingen huidig beleid
De doelstellingen van het coffeeshopbeleid gemeente Zaanstad zijn:
Het beleid sluit aan bij de landelijke kaders en ondersteunt de landelijke doelstellingen:
3 Effecten van het huidige beleid
Het huidige beleid is gebaseerd op de uitgangspunten en wettelijke kaders uit de jaren ’90. Het is nog steeds de basis voor samenwerking tussen de ketenpartners en zorgt eveneens nog steeds voor een redelijk stabiele markt van gedoogde verkoop van softdrugs in Zaanstad. Binnen Zaanstad zijn al decennialang drie coffeeshops gevestigd.
In het beleid zijn de volgende wijzigingen verwerkt:
Het beleid is aangepast aan de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en nationaal beleid, naar de stand van zaken per 31 december 2016.
Ten opzichte van de oorspronkelijke tekst zijn enkele juridische correcties aangebracht.
Voor de leesbaarheid en bruikbaarheid is het beleid opgedeeld in artikelen en zijn enkele artikelen anders geredigeerd. Het beleid voldoet daarmee zoveel mogelijk aan de VNG-richtlijn “100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever”.
Een toelichting op de artikelen is apart opgenomen.
Het gebied waarin coffeeshops worden gedoogd (artikel 4 en 5.4) is iets aangepast en loopt daarmee in de pas met de stedelijke ontwikkelingen in het centrum van Zaandam.
De definitiebepaling en de gedoogsituatie is in overeenstemming met de OM richtlijn uitgebreid met het I-criterium (ingezeten criterium). Bovendien is duidelijker aangegeven onder welke voorwaarden de verkoop wordt gedoogd door zowel het Openbaar Ministerie als het lokaal bestuur, i.c. de burgemeester.
Eisen exploitant en leidinggevenden
Coffeeshops worden geëxploiteerd op basis van een exploitatievergunning voor een alcoholvrij horecabedrijf ex artikel 2:28 van de Algemeen plaatselijke verordening (APV) Zaanstad. Deze vergunning kan worden geweigerd (of ingetrokken) als de exploitant of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Door deze koppeling met de APV zijn de specifieke gedragseisen uit het oude beleid komen te vervallen.
De handhaafparagraaf is voor zover mogelijk in overeenstemming gebracht met het Handhavingsprogramma. Ook is een sanctiebepaling voor het nieuw ingevoerde i-criterium opgenomen.
Coffeeshops mogen zich niet vestigen in de directe nabijheid van plaatsen waar veel jongeren (potentiële klanten) verblijven. Traditioneel zijn dit scholen en jongerencentra. Er zijn echter meer plaatsen denkbaar waar het vanuit problematiek van overlast, verslavingszorg en preventie-activiteiten onlogisch of ongewenst is om een vestiging toe te staan. Daarom is het nu ook niet toegestaan om coffeeshops te vestigen nabij andere gevoelige bestemmingen.
De bevoegdheid om beleid te voeren rond de vestiging van coffeeshops is expliciet bij het bestuursorgaan burgemeester neergelegd. Er is op dit punt geen (juridische) rol weggelegd voor het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad. De burgemeester kan bestuurlijk optreden en bestuursdwang toepassen bij overtredingen rond coffeeshops .
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)
Het toepassingsbereik van de Wet Bibob is vastgelegd in beleidsregels (Bibob beleidsregels Zaanstad 2017). Coffeeshops vallen in hun hoedanigheid van alcoholvrij horecabedrijf onder deze beleidsregels.
6 Coffeeshopbeleid Zaanstad 2017
Beoordelingscriteria nieuwe vergunning
Locatiecriteria voor het beoordelen van een aanvraag voor een exploitatievergunning.
Overgangsbepalingen en intrekken oude beleid
Tegen bestaande coffeeshops die voor sluiting in aanmerking komen uitsluitend met gebruikmaking van de criteria, genoemd onder 5.1 en 5.2, zal niet met een sluitingsbevel worden opgetreden zolang in de persoon van de exploitant, zoals deze bekend is bij de gemeente of de politie ten tijde van de bekendmaking van het oorspronkelijke coffeeshopbeleid (mei 1993), geen wijziging komt.
Aldus vastgesteld door de burgemeester op 5 juli 2017
dr. R.L. Vreeman, waarnemend burgemeester,
Uit een meerjarige ervaring blijkt dat drie coffeeshops in Zaanstad een verantwoord maximum is. Uit het oogpunt van volksgezondheid is uitbreiding niet noodzakelijk. Voor de bestrijding van criminaliteit en overlast en het terugdringen van de aantasting woon- en leefklimaat is uitbreiding ongewenst.
Een coffeeshop is een bijzondere vorm van droge (alcoholvrije) horeca. In verhouding tot reguliere droge horeca heeft een coffeeshop een grotere verkeersaantrekkende werking. Dit geldt ook voor coffeeshops met een geringe omvang.
Vanuit gezondheidsoogpunt is een scheiding tussen alcoholverstrekkende horeca en coffeeshops aan te bevelen. Het is daarom onwenselijk om coffeeshops tussen of zeer nabij alcoholverstrekkende bedrijven te vestigen.
Daarnaast is vestiging in rustigere woonwijken buiten het centrum van Zaandam niet wenselijk in verband met de mogelijke overlast door de verkeersaantrekkende werking van deze branche.
Tot slot is het uit praktische overwegingen – zoals: controle en toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en gedoogrichtlijnen – wenselijk dat de coffeeshops in de reguliere controlerondes van het horecateam van politie en de gemeente kunnen worden meegenomen.
Beoordelingscriteria nieuwe vergunning
In Zaanstad word de horeca exploitatievergunning voor onbepaalde tijd afgegeven. Bij ongewijzigde voortzetting van de onderneming blijft een eenmaal afgegeven vergunning onbeperkt geldig. Pas bij veranderingen zoals een gewijzigde ondernemersvorm of een nieuwe ondernemer of bij een nieuwe vestiging moet een nieuwe vergunning worden afgegeven.
Naast de reguliere toetsingscriteria voor een horeca exploitatievergunning zoals die in de Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad zijn opgenomen, gelden voor het beoordelen van een aanvraag om een exploitatievergunning voor een coffeeshop de criteria die in artikel 5 van dit beleid zijn omschreven.
Een coffeeshop kent op grond van de AHOJG-I criteria een strikte toegangsleeftijd van minimaal 18 jaar. Het afstandscriterium is daarom van toepassing op scholen voor middelbaar en hoger onderwijs en jongerencentra die zich hoofdzakelijk richten op publiek vanaf 15 jaar en ouder.
Er zijn echter meer locaties denkbaar waar het vanuit problematiek van overlast, verslavingszorg, preventie-activiteiten of om andere redenen onlogisch of ongewenst is om een vestiging toe te staan. Daarom is het niet toegestaan om coffeeshops te vestigen nabij andere gevoelige bestemmingen
De afstand dient te worden gemeten via de kortste reguliere loopafstand tussen de voordeur van de coffeeshop en de hoofdentree van de school, het jongerencentrum of de andere gevoelige bestemming.
Spreidingsbeleid / deconcentratie
Zoals in artikel 4 bij het locatiecriterium is aangegeven belasten coffeeshops en andere horecabedrijven ieder op hun eigen specifieke wijze het woon- en leefklimaat van de omgeving. Om een cumulatief effect van deze belasting te voorkomen is een concentratie van coffeeshops niet toegestaan. Ook is een concentratie van coffeeshops en andersoortige horecabedrijven in een bepaald gebied niet toegestaan als redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze samenloop van functies het woon- en leefklimaat in het betrokken gebied ontoelaatbaar wordt belast.
Vestiging buiten Zaandam is vanuit bedrijfseconomische motieven van coffeeshophouders wellicht aantrekkelijk. Dit beleid beoogt echter niet de bedrijfseconomische motieven rond de gedoogde handel in softdrugs te beschermen.
Vanuit demografische of stedenbouwkundige ontwikkelingen (zoals de ontwikkeling van Zaanstad Noord / Saendelft) blijkt het niet noodzakelijk om een extra coffeeshopvestiging buiten Zaandam mogelijk te maken.
Vanuit preventieoogpunt in het kader van de volksgezondheid en vanuit motieven op het gebied van overlastpreventie en bestrijding criminaliteit blijft een vestigingsbeleid in Zaandam de beste optie.
Evenals in het beleid van 1999 is een beperkt centrumgebied uitgezonderd van vestigingen om een ongewenste vermenging van functies en bezoekersstromen te voorkomen. De gebiedsomschrijving is wel aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen in het centrum van Zaandam.
Als er andere horecabedrijven, met een van de coffeeshop afwijkend doelgroepenbeleid, in de onmiddellijke nabijheid van de coffeeshop zijn gevestigd, dient het effect van de verschillende doelgroepen en bezoekersstromen te worden meegewogen bij de vestiging van een nieuwe coffeeshop. Een nieuwe coffeeshop is niet toegestaan als er problemen op het gebied van openbare orde te verwachten zijn.
Om te voorkomen dat personen op een eenvoudige manier en ongewild met softdrugs in aanraking komen zijn terrassen niet toegestaan bij de exploitatie van een coffeeshop. Het ondersteunt daarmee het verbod op affichering uit de AHOJG-I richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
Daarnaast kan met het verbod op terrassen worden voorkomen dat de handel zich eenvoudig en oncontroleerbaar verplaatst naar de straat.
De verkoop van softdrugs (middelen die beschreven zijn in lijst II van de Opiumwet) wordt door het Openbaar Ministerie gedoogd als wordt voldaan aan de zogenaamde AHOJG-I voorwaarden.
I) geen verkoop aan niet ingezetenen.
Dit betekent geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland. Onder ingezetene wordt verstaan: een persoon die zijn (woon)adres heeft in een gemeente van Nederland. De exploitant van de coffeeshop dient vast te stellen dat degene die hij toegang verleent tot de coffeeshop en aan degene aan wie hij verkoopt, ingezetene van Nederland is. Dit criterium is per 1 januari 2013 opgenomen in de Opiumwetrichtlijn van het Openbaar Ministerie en geldt voor heel Nederland.
Eisen aan exploitant en personeel
De persoon die de coffeeshop uitbaat, is zeer bepalend voor de wijze van exploiteren, het naleven van de gedoogcriteria, het imago van de coffeeshop en daarmee ook de mate van acceptatie in de samenleving. Daarom worden specifieke eisen gesteld aan de exploitant, de leidinggevende en het personeel van een coffeeshop. Bij het opstellen van de criteria is aansluiting gezocht bij het stelsel van de APV van Zaanstad. Hierdoor ontstaat een optimaal kader waaraan kan worden getoetst. Bovendien kan gebruik gemaakt worden van de jurisprudentie over de APV.
Evenals in het beleid uit 1999 is gekozen voor een minimumleeftijd van 25 jaar voor de exploitant van een coffeeshop. Op grond van de langere levenservaring wordt de exploitant geacht over voldoende overwicht bij de bedrijfsvoering te beschikken. Dit is onder andere van belang om adequaat te kunnen omgaan met het J-criterium (geen toegang voor personen onder de 18 jaar).
Verbod op alcoholhoudende drank
Deze bepaling verbiedt nadrukkelijk wat in definitiebepaling van artikel 1.1 al is aangegeven. Dit verbod bevordert de handhaafbaarheid omdat dit het te controleren segment van economische bedrijvigheid versmalt. Daarnaast wordt door dit verbod een beperkter publiek geconfronteerd met softdrugs.
Een coffeeshop dient naar buiten een ‘open karakter’ te hebben. Dat wil zeggen geen afgeschermde of geblindeerde ramen of afgesloten toegangsdeuren. Evenals de in artikel 8.2 geregelde vrije toegankelijkheid vergroot dit voorschrift de handhaafbaarheid en voorkomt het dat controlerende en toezichthoudende taken worden belemmerd. Daarnaast voorkomt het dat bij omwonenden argwaan wordt gewekt omtrent de exploitatie.
Als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het direct toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang is directer en zal (op termijn) succesvoller tot feitelijk beëindiging van de overtreding leiden.
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt in principe gekozen voor sluiting van de coffeeshop omdat dit als het meest effectieve middel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling te voorkomen.
Bij wijze van uitzondering kan de burgemeester in concrete gevallen afwijken van het genoemde handhaafarrangement. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij een constatering van verschillende overtredingen tegelijkertijd. Ook de aard en de ernst van de feiten en omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding zijn om te besluiten tot het overslaan of afwijken van bepaalde stappen in het handhaafarrangement.
Bij de motivering van de beslissing worden in ieder geval de volgende onderwerpen betrokken
De richtlijn voor sluiting in geval van harddrugs (6 tot 24 maanden) is zo ruim omdat de ernst van de situatie sterk kan variëren van een incidenteel gebruik tot regelmatige handel daarin.