Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zuidhorn

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zuidhorn
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn (2009)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2009

14-11-2011

Westerkwartier, 30-11-2011

Geen
01-01-200901-01-200901-01-2012Onbekend

23-02-2009

Westerkwartier, 04-03-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • b.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • e.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zuidhorn;

  • f.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • g.

    Eigen bijdrage in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • h.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • i.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager een gezamenlijk huishouden voert conform de bepalingen van artikel 1 lid 4, 5, 6 en 7 Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • j.

    Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort;

  • k.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • l.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • m.

    Mantelzorgen een persoon die buiten het kader van een hulpverlenend beroep, langdurige zorg biedt aan een hulpbehoevende in zijn directe omgeving, welke zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

  • n.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • o.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • p.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • q.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • r.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • s.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

Artikel 2. Restricties.
  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Zuidhorn;

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Zuidhorn 2004 is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • h.

      indien er een negatief medisch advies aan ten grondslag ligt.

HOOFDSTUK 2. VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen een voorziening in natura, financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening
  • 1. In natura.

    Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, die niet in eigendom wordt overgedragen, is de bruikleenverplichting of de dienstverleningsovereenkomst van de Gemeente Zuidhorn van toepassing

  • 2. Financiële tegemoetkoming.

    Kan ingezet worden in situaties waar in natura verstrekking en een PGB geen oplossing bieden.

Artikel 5. Persoonsgebonden budget.
  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Zuidhorn van toepassing.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn is een maximumbedrag vastgesteld, waarover geen verantwoording afgelegd hoeft te worden. Indien het persoonsgebonden budget dit bedrag overschrijdt, legt de budgethouder verantwoording af.

  • 6. Het college kan nagaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 7. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde stukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 6. Eigen bijdragen.
  • 1. Bij het verstrekken van hulp bij het huishouden, bedoeld in artikel 7, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn de omvang van de eigen bijdrage vast.

  • 2. Bij het verstrekken van woonvoorzieningen of vervoersvoorzieningen, bedoeld in respectievelijk artikel 11 en 22, kan het college een eigen bijdrage vragen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn de omvang van dé eigen bijdrage vast.

  • 3. Bij het verstrekken van rolstoelvoorzieningen, bedoeld in artikel 24 is de aanvrager geen eigen bijdrage verschuldigd.

HOOFDSTUK 3. HULP BIJ HET HUISHOUDEN.

Artikel 7. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

  • c.

    een financiele tegemoetkoming.

Artikel 8. Recht op hulp bij het huishouden.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7 onder a en b vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

Artikel 9. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 8 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 10. Omvang van de hulp bij het huishouden.
  • 1. De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

    Klasse 1:0 t/m 1,9 uur per week;
    Klasse 2:2 t/m 3,9 uur per week;
    Klasse 3:4 t/m 6,9 uur per week;
    Klasse 4:7 t/m 9,9 uur per week;
    Klasse 5:10 tot 12,9 uur per week;
    Klasse 6:13 tot 15,9 uur per week:
    Klasse 7:> 16 uur per week
  • 2. De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn.

HOOFDSTUK 4. WOONVOORZIENINGEN.

Artikel 11. Vormen van woonvoorzieningen.
  • 1. De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      vergoeding in de kosten van verhuizen en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing, hieronder wordt begrepen:

      • 1.

        De aanneemsom voor het treffen van een voorziening (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten, alsmede de kosten voor demontage, opslag en revisie bij hergebruik hulpmiddelen, apparatuur en installaties);

      • 2.

        De risicoverrekening van loon - en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

        Tevens zijn inbegrepen de kosten van werkzaamheden die de sociale verhuurders door de eigen technische dienst uitvoeren;

        Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

      • 3.

        Het architectenhonorarium, alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld. Het architectenhonorarium wordt tot ten hoogste 10% van de aanneemsom exclusief btw subsidiabel geacht;

      • 4.

        De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom exclusief btw;

      • 5.

        De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

      • 6.

        De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

      • 7.

        De door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

      • 8.

        De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek, c.q. bodemonderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

      • 9.

        De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

      • 10.

        De administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen, voorzover de kosten vallen onder de voorwaarden die gesteld zijn in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn.

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving;

    • g.

      uitraasruimte.

  • 2. De woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt in natura, als een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening of als een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 12. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn in de beschikking opgenomen.

Artikel 13. Het recht op een woonvoorziening en het primaat van de verhuizing.
  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder a, in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen van ergonomische aard, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon met beperkingen kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder b en c, in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid onder a genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is, of indien het college op grond van individuele omstandigheden van de persoon met beperkingen oordeelt dat verhuizing niet gewenst is.

Artikel 14. Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, woonruimtes bestemd voor kamerverhuur en specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 15. Hoofdverblijf.
  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn vast te leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken dan wel kan gebruiken.

Artikel 16. Restricties.
  • 1. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 2. Het college verstrekt slechts een woonvoorziening indien:

    • a.

      zonder zijn toestemming niet reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop de woonvoorziening betrekking heeft;

    • b.

      de door hun aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

    • c.

      aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 17. Gereedmelding.
  • 1 Onmiddellijk na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de financiële tegemoetkoming. Na de gereedmelding stelt het college vast of is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend;

  • 3. Degene aan wie een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, dient gedurende 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden voor controle beschikbaar te houden.

Artikel 18. Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten.
  • 1. Het college kan een woonvoorziening verstrekken voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten:

    • a.

      het verbreden van toegangsdeuren;

    • b.

      het aanbrengen van elektrische deuropeners;

    • c.

      aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woningen in het gebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

    • d.

      drempelhulpen of vlonders;

    • e.

      het aanbrengen van een extra trapleuning bij een (portiek)woning;

    • f.

      een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

    • g.

      het zorgen voor een stallingruimte voor een scootmobiel.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming voor de woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 lid 1 onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

Artikel 19. Aanpassingen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen.
  • 1. Het college verstrekt slechts een woonvoorziening voor aanpassingen aan woonwagens indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagens nog minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op een standplaats stond en

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is een van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 2. Het college verleent slechts een woonvoorziening voor aanpassingen van een woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van het woonschip nog minimaal 5 jaar is en

    • b.

      het woonschip nog minimaal 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • 3. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn de maximale aanpassingskosten vast indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan 5 jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • 4. Het college verleent slechts een woonvoorziening voor aanpassingen van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,466), van een binnenschip, dat:

    • a.

      in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992 en

    • b.

      bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 20. Verhuis- en (her)inrichtingskosten, tijdelijke huisvesting en huurderving.
  • 1.

    • a.

      Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 11 lid 1 onder a verstrekken aan een persoon met beperkingen of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

    • b.

      Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming indien de persoon met beperkingen niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, de persoon met beperkingen niet verhuisd is vanuit of naar een woning die niet geschild: is om het hele jaar door bewoond te worden, de persoon met beperkingen niet verhuisd is naar een AWBZ-instelling en indien de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

    • c.

      Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien de persoon met beperkingen niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

    • d.

      De maximale bijdrage die het college toekent voor de verhuis- en inrichtingskosten is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 11 lid 1 onder d indien de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend en de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde lijst voorzieningen mits de persoon met beperkingen ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

  • 3.

    • a.

      In het geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn vastgesteld bedrag is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

    • b.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld onder a is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch zal niet meer bedragen dan de helft van de werkelijke kosten met een maximumbedrag per maand dat is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn.

  • 4.

    • a.

      Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de persoon met beperkingen moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte tengevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon met beperkingen daardoor voor dubbele woonlasten komt te staan.

    • b.

      Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting worden alleen verleend als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

    • c.

      De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld onder a wordt verstrekt, bedraagt 6 maanden.

    • d.

      In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

    • e.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld onder a, is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn.

Artikel 21. Terugbetaling bij verkoop.
  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming of een voorziening in natura in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van 5 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 2. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt in alle gevallen:

    • a.

      Voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      Voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • c.

      Voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • d.

      Voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • e.

      Voor het vijfde jaar 20 % van de meerwaarde;

    minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

HOOFDSTUK 5. VERVOERSVOORZIENINGEN.

Artikel 22. Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

  • d.

    een financiële tegemoetkoming te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 23. Het recht op een vervoersvoorziening en het primaat van collectief vervoer.
  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, onmogelijk maken dan wel

    • b.

      een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, niet aanwezig is.

  • 3. Voor de bij artikel 22 onder b, c en onder d genoemde voorzieningen geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 onder a verstrekt kunnen worden. Overigens kan een collectief vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 onder a ook aanvullend verstrekt worden op genoemde voorzieningen bij artikel 22 onder b, c en d.

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget, als bedoeld in artikel 22 onder c kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de persoon met beperkingen en de mate waarin een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 22 onder a in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 5. Voor zover de behoeften van partners niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

  • 6. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een boven-regionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de persoon met beperkingen om dreigende vereenzaming te voorkomen.

HOOFDSTUK 6. ROLSTOELVOORZIENINGEN.

Artikel 24. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 25. Het recht op een rolstoelvoorziening en/of sportrolstoelvoorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 23, onder a en b vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling onvoldoende oplossing bieden.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 23, onder c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 26. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 24, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

HOOFDSTUK 7. HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN.

Artikel 27. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 28. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Zorgloket Zuidhorn, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 29. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.
  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het gaat om een aanvraag een persoon betreffend, waarvan geen ergonomische of (para) medische gegevens bekend zijn, die betrekking hebben op de aangevraagde voorziening.

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 30. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 31. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 32. Intrekking van een voorziening.
  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen twaalf maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 33. Terugvordering.
  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. Ingeval het recht op een in eigendom overgedragen voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van onvolledig en/of onjuist verstrekte gegevens.

Artikel 34. Bijzondere bepalingen.
  • 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN.

Artikel 35. Hardheidsclausule.

Bij bedragen boven € 5.000 kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Bij bedragen beneden € 5.000 is het afdelingshoofd bevoegd om in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager af te wijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 36. Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 37. Verantwoording.
  • 1. De gemeenteraad stelt telkens een beleidsplan vast voor een periode van ten hoogste vier jaren. Hierin wordt richting gegeven aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning. In dit plan zijn de doelstellingen, resultaten en beleidsinzet opgenomen.

  • 2. Het college publiceert jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet. Ook publiceert het college bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van de gemeente Zuidhorn op het gebied van maatschappelijke ondersteuning betreffende het voorgaande kalenderjaar.

Artikel 38 Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 39. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidhorn (2009).

Ondertekening

aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zuidhorn tijdens de openbare vergadering van 23 februari 2009