Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening leerlingenvervoer gemeente Pekela 2015 |
Citeertitel | Verordening leerlingenvervoer gemeente Pekela 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Nieuwe regeling | 21-10-2014 Elektronisch gemeenteblad | 2014R0099 |
In deze verordening wordt verstaan onder
Begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden waarvoor de totaal benodigde reistijd per dag maximaal 3 uur bedraagt waarbij geen sprake hoeft te zijn van ernstige benadeling van het gezin. Begeleiding is de verantwoordelijkheid van de ouder(s) mits naar oordeel van het college genoegzaam aangetoond is redelijkerwijs niet in staat te zijn de begeleiding te (laten) verzorgen.
Reistijd leerling: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer.
Vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt.
Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening
Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie een vervoersvoorziening voor slechts een gedeelte van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.
Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.
Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening
Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de (wijze van) uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening, met dien verstande dat de tijdsduur, indien mogelijk voor meerdere jaren of de gehele (resterende) schoolperiode kan worden vastgesteld.
Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen
Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.
§ 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs
Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs
Artikel 10. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per bromfiets/scooter of fiets
Indien een vervoersvoorziening zoals bedoeld in het eerste lid is toegekend en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoerper bromfiets/scooterof fiets, verstrekt het college de ouders een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets.
Artikel 11. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per Bromfiets/scooter of fiets ten behoeve van een begeleider
Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer
Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien:
aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of
Artikel 13. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van eigen vervoer
Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, kent het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een vervoersvoorziening op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.
Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen een vervoersvoorziening toegekend hebben gekregen , afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het college geen vervoersvoorziening toegekend ingeval de vergoeding de maximale vergoeding per kilometer overstijgt.
Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets/scooter offiets, kent het college aan de ouders een vervoersvoorziening toe in de vorm van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de bromfiets/scooter of fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.
Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 24.300,- wordt slechts een vervoersvoorziening toegekend voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand te boven gaan.
In geval het college in plaats van een vervoersvoorziening in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 24.300,-.
De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.
Het bedrag van € 24.300,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassenwerknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 24.300,-.
Artikel 15. Financiële draagkracht
In geval het college het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.
De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.
De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.
§ 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs
Artikel 16. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs
Artikel 17. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer, openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per bromfiets/scooter of fiets zonder of met begeleiding
Het college kent aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt een vervoersvoorziening toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling of de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap aangewezen is op het door betreffende school aangeboden onderwijs. Aan een begeleider wordt een vervoersvoorziening toegekend als deze leerling niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.
In afwijking van de vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, kent het college de ouders een vervoersvoorziening toe op basis van de kosten van het vervoer van de leerling en de begeleider per bromfiets/scooter of fiets. Aan een begeleider wordt een vervoersvoorziening voor het gebruik van bromfiets/scooter of fiets toegekend als deze leerling niet zelfstandig van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets naar de school gebruik kan maken.
Artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer
Het college kent een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling, die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt, toe indien:
aanspraak bestaat opeen vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 17 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of
Artikel 19. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van eigen vervoer
Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, kent het college een vervoersvoorziening aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, toe in de vorm vaneen bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.
Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets/scooter offiets, kent het college aan de ouders een vervoersvoorziening toe op basis van een kilometervergoeding voor de bromfiets/scooter of fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.
§ 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer
Artikel 20. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders
Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze paragraaf.
Artikel 21. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie
Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.
Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.
Artikel 22. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 23. Afwijken van bepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
Artikel 24. Intrekking oude regeling
De Verordening Leerlingenvervoer Pekela 2013; raadsbesluit nummer 2012R00102 d.d. 18 december 2012 wordt ingetrokken.
Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen is de afstand naar de school groot, of kan het kind wegens zijn structurele handicap niet zelfstandig naar school. Ouders kunnen dan een beroep doen op de verordening leerlingenvervoer.
Pleegouders kunnen ook als ‘ouders’ in de zin van de verordening worden aangemerkt. In dat geval is het redelijk dat als de verzorgers pleegouders zijn, hun ook het drempelbedrag in rekening gebracht kan worden. Bij crisisopvang is dit niet het geval.
Artikel 2 geeft de regels voor de invordering van het drempelbedrag.
Wanneer het college zelf het vervoer verzorgt of laat verzorgen dienen de ouders die daarvoor in aanmerking komen het drempelbedrag aan de gemeente over te maken. Wanneer de ouders in gebreke blijven vervalt de aanspraak en wordt het vervoer stopgezet.
Als de verzorgers pleegouders zijn kan ook hen het drempelbedrag in rekening gebracht.
De gemeenteraad heeft de wettelijke plicht een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. In artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) en artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC), heet het ‘de bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten ten behoeve van het schoolbezoek’.
In de verordening wordt het begrip ‘vervoersvoorziening’ gehanteerd. Dat houdt in dat er niet altijd sprake is van een kostendekkende betaling. Zo is ook een voorziening mogelijk in de vorm aangepast vervoer, dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen.
Het college bepaalt in welke vorm de voorziening wordt verstrekt. Het vervoer dient echter te allen tijde passend te zijn.
Uitgangspunt van de regeling is bekostiging van het openbaar vervoer. Wanneer de leerling door zijn structurele handicap geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, zelfs niet met begeleiding, komt hij in aanmerking voor aangepast vervoer, waaronder eigen vervoer.
Het adres waar kinderen een bepaalde tijd vóór aanvang en/of na afloop van de schooldag worden opgevangen (de buitenschoolse opvang) valt in beginsel niet onder het begrip ‘woning’.
Noodzakelijk te achten vervoersvoorziening en eigen bijdrage (artikel 2 en 14)
Ook als het college het vervoer zelf verzorgt of laat verzorgen, kan het van ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, verlangen een eigen bijdrage of de drempelbijdrage te betalen voor het vervoer van hun leerlingen. Het is verplicht de gemeente de hiervoor benodigde inkomensgegevens te verstrekken.
Wanneer het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op een structurele wijze is gedaald, wordt in het voordeel van de ouders een later peiljaar gekozen door gebruikmaking van het gestelde in artikel 23.
Een eigen bijdrage geldt niet voor leerlingen die vanwege een structurele beperking aangewezen zijn op een bepaalde school.
De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft op grond van de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. In het derde lid van artikel 2 is deze verantwoordelijkheid nog eens expliciet vastgelegd.
Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 3)
De gemeente moet de op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze van een school eerbiedigen. Als toegankelijke school is dan aan te merken de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Daar komt een tweede criterium bij, namelijk de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
Als erkende richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden het (rooms) katholiek onderwijs, protestants-christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd), onderwijs naar de leer van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt), reformatorisch onderwijs en het evangelisch onderwijs;
het joods onderwijs, (orthodox) islamitisch onderwijs en het hindoe onderwijs,
en ten slotte het algemeen bijzonder of neutraal bijzonder onderwijs en het onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen). Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Iederwijsscholen etc.
Als gekozen wordt voor een onderwijsrichting moet bij de aanvraag een “verklaring van bezwaar”
gevoegd worden, waarbij de ouder verklaart dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere scholen.
Het kan voorkomen dat de school van keuze “vol” is; de school heeft dan geen zorgplicht voor de leerling. Aansluitend bij de regelgeving geldt dat de feitelijke locatie die door de leerling wordt bezocht wordt aangemerkt als ‘school’.
Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.
De termijn van de vervoersvoorziening (artikel 4)
Als er in de situatie van de leerling weinig verandering valt te verwachten kan de vervoersvoorziening voor meerdere schooljaren tegelijk worden toegekend. Maar een eventuele eigen bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld op grond van de inkomensgegevens van het jaar daarvoor.
Aanvraagprocedure en aanvullende gegevens (artikel 5)
Op de gemeentelijke website is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar en andere informatie over het leerlingenvervoer. Het aanvraagformulier kan ook gedownload worden waarna dit na invulling en ondertekening bij de gemeente ingeleverd of aan de gemeente kan worden toegezonden.
Tot de gegevens die bij de aanvraag verstrekt moeten worden kunnen ook verklaringen (bewijsstukken), bij voorbeeld een medische verklaring, het ondersteuningsplan van de toegewezen school, werkgeversverklaring, verklaring van de rijksinspecteur der belasting of een verklaring van overwegende bezwaren, behoren.
Ouders zijn op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verplicht deze gegevens te overleggen, als deze van belang zijn voor de beslissing op de aanvraag.
Nadat alle gegevens zijn ontvangen neemt de gemeente binnen 8 weken een besluit.
De afhandelingstermijn kan met maximaal 4 weken worden verdaagd dat wil zeggen dat de termijn waarop de gemeente een besluit neemt dan maximaal 12 weken is als hiervoor aanleiding is; hierover worden de ouders dan geïnformeerd. Tegen een besluit van de gemeente kan bezwaar worden ingediend.
Onder crisisopvang opvang wordt verstaan opvang voor kinderen die tijdelijk uit huis geplaatst worden en elders ondergebracht worden (lid 5, c). Naast crisisopvang zijn er ook andere onvoorziene omstandigheden denkbaar zoals een tijdelijke verhuizing van de ene naar de andere ouder bij voorbeeld bij ziekte of andere omstandigheden.
Ingangsdatum van de vervoersvoorziening
De ingangsdatum is in het algemeen de datum waarvoor de voorziening is aangevraagd en kan dus niet al ingaan voordat de aanvraag is ontvangen. Hier kan wel een uitzondering op gemaakt worden bij plotselinge en onvoorziene situaties.
Doorgeven van wijzigingen (artikel 6)
Het is verplicht wijzigingen die van directe invloed zijn op de toegekende vervoersvoorziening tijdig door te geven aan het college.
Anderen vergoedingen (artikel 8)
Als kan worden aangetoond dat een aanvrager van leerlingenvervoer via een andere weg (bijvoorbeeld via de werkgever) vergoeding ontvangt voor de kosten van het vervoer naar school, mag de gemeente die vergoeding aftrekken van de bekostiging die de aanvrager zou hebben gekregen op basis van de verordening leerlingenvervoer.
Het bovenstaande geldt echter niet voor vergoedingen die – op aanvraag – aan ouders van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs worden verstrekt op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze vergoeding is opgebouwd uit verschillende componenten, zoals lesgeld, en is zeker niet uitsluitend bestemd voor reiskosten. Daarom wordt deze vergoeding niet verrekend met de vervoersvoorziening.
Adviezen van deskundigen over de noodzaak van het vervoer
Om te kunnen beoordelen of een leerling in aanmerking moet komen voor een vervoersvoorziening en, als dat het geval is, voor welk type voorziening de leerling dan in aanmerking komt, is in een aantal gevallen advies van deskundigen ter zake nodig. Het zal dan veelal gaan om de vraag of een leerling door zijn handicap in het geheel niet van openbaar vervoer gebruik kan maken, of alleen onder begeleiding daarvan gebruik kan maken, of wellicht –al dan niet onder begeleiding– naar school kan met een bromfiets/scooter of fiets.
De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente.
Een vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per bromfiets/scooter offiets (artikel 10 en 11)
Als uitgangspunt geldt: bekostiging van de kosten van openbaar vervoer dan wel de kosten van het vervoer per bromfiets/scooter offiets als de afstand tussen woning en school meer dan 6 kilometer is.
Het is mogelijk een bromfiets/scooter- offietsvergoeding voor de zomermaanden te krijgen en een andere vervoersvoorziening, voor bijvoorbeeld de bus, voor de overige maanden.
Kan de leerling (nog) niet zelfstandig reizen dan is ook een vervoersvoorziening voor de begeleider mogelijk.
Structurele handicap, begeleiding
Ouders van leerlingen die door hun structurele handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen, komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening in de vorm vanvervoerskosten voor de leerling én een begeleider, ongeacht de afstand van de woning naar de school.
De vraag of een leerling al dan niet als gehandicapt valt aan te merken is hierbij niet van belang. Het gaat om de vraag of de leerling, door zijn handicap, al dan niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.
Wanneer er sprake is van een tijdelijke handicap (bijvoorbeeld een gebroken been) valt het vervoer van de leerling onder de verantwoordelijkheid van de ouders
Begeleiding in het vervoer is primair een taak van de ouders. Als de ouders niet in staat zijn het kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen.
Er is een wetswijziging in voorbereiding waarbij het woord handicap mogelijk gewijzigd wordt in beperking met ingang van 1-1-2015. Mocht deze wetswijziging daadwerkelijk ingaan dan moet het woord handicap in deze verordening voortaan gelezen worden als beperking.
Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer (artikel 12)
Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt in principe slechts in uitzonderingsgevallen verstrekt, alleen als het niet anders kan.
Vervoersvoorziening in de vorm van eigen vervoer (artikel 13 en 19)
Eigen vervoer is dat ouders de leerling zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto, bromfiets/scooter, etc.), of wanneer een leerling gebruikmaakt van de fiets.
Hiervoor is toestemming van het college nodig (het mag voor de gemeente niet meer kosten dan andere vervoersvormen).
Geen vergoeding wordt verstrekt wanneer de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.
Er zijn aparte regels voor de hoogte van de vergoeding als er meer dan één leerling wordt vervoerd.
Financiële draagkracht (artikel 15)
Als de afstand tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer is dan 20 kilometer kan een bijdrage gevraagd worden die afhankelijk is van de financiële draagkracht. Een dergelijke bijdrage kan alleen worden gevraagd wanneer het een school voor regulier basisonderwijs betreft.
De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven, in tegenstelling tot het drempelbedrag dat per leerling in rekening wordt gebracht.
Vervoer van leerlingen in het voortgezet onderwijs (artikel 16 t/m 18)
Ouders van leerlingen met een handicap die voortgezet onderwijs volgen kunnen voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen. Dit geldt ook voor de leerling die op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.
Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt slechts in uitzonderingsgevallen verstrekt.
Weekeinde en vakantie vervoer (artikel 20 en 21)
Een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie wordt alleen verstrekt als het verblijf van de leerling in een internaat of een pleeggezin noodzakelijk is met het oog op het volgen van passend (voortgezet) speciaal onderwijs.
Doorslaggevend is de directe relatie tussen het verblijf in een internaat of pleeggezin en het volgen van passend onderwijs op een school die ver van de woning is gelegen. De gemeente gaat na op welke gronden een leerling op een internaat of bij een pleeggezin is geplaatst.
Een aanvraag kan alleen ingediend worden door de ouders van de leerling die in de gemeente woonachtig zijn.
Het bepaalde in artikel 21 houdt in:
alleen die leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie, die wegens hun structurele handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.
Het college bekostigt ook de kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider, als de leerling wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.