Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet (Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet) |
Citeertitel | Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 2.1.2 en 2.2.2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | artikel 8, toelichting | 18-06-2019 | |||
26-08-2017 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 06-06-2017 Gemeenteblad 2017, 131399 | - |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Een aanvraag om verlening en vaststelling van subsidie op grond van de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist wordt afgedaan volgens de bepalingen van de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk .
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.e Complexe informele respijtzorg
Bij complexe informele respijtzorg gaat het om het koppelen van vrijwilligers aan mantelzorgers waarbij de vrijwilliger specifieke kwaliteiten en vaardigheden (training) nodig heeft om te ondersteunen bij een (zwaar) belastende zorgsituatie. Het is daarbij ook van belang dat er een gespecialiseerde, deskundige organisatie is om de juiste koppeling te maken en intensieve begeleiding te bieden. Bijvoorbeeld een speciaal opgeleide vrijwilliger die logeeropvang biedt voor een kind met beperking zodat de ouders op adem kunnen komen. Of een vrijwilliger die ingezet wordt om een mantelzorger te ontlasten die zorgt voor iemand met dementie.
Met cognitieve- en/of gedragsproblemen wordt bijvoorbeeld verstaan dementie of niet aangeboren hersenletsel.
1.i Mensen die niet voldoende zelfredzaam zijn
Het gaat hierbij om zelfstandig wonende volwassen Amsterdammers.
1.q Zwaar belastende zorgsituatie
Mantelzorgers die te maken hebben met een zwaar belastende zorgsituatie lopen een groter risico op overbelasting. Denk hierbij aan mantelzorgers die zorgen voor een kind met beperkingen, iemand met dementie, psychiatrische problemen, of gedrags- en cognitieve problemen.
Artikel 4 subsidiabele activiteiten
4.1.a Stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet algemeen
Het gaat hier om activiteiten die als basisfuncties worden gezien voor de stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in het algemeen. Zoals vraag en aanbod bij elkaar brengen (digitaal en fysiek), het adviseren van organisaties, waarderen van vrijwilligers, promoten en stimuleren van vrijwillige inzet en het werven van Amsterdammers om vrijwilligerswerk te gaan doen. Hieronder valt ook het werven van specifieke groepen. Specifieke groepen zijn die groepen waaraan het college extra aandacht wil besteden in het werven als vrijwilliger. Dat kan bijvoorbeeld gaan om ouderen, mensen met een beperking en jongeren, blijkend uit beleidskaders van het college.
Met ‘in het algemeen' wordt bedoeld dat vanuit deze stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in alle sectoren wordt ondersteund waar vrijwilligers werkzaam (willen) zijn zoals: kunst, natuur, sport, welzijn, onderwijs, zorg en dergelijke. Dus sportverenigingen kunnen net als scholen of natuurverenigingen gebruik maken van een stedelijke digitale vacaturebank om hun vraag naar vrijwilligers uit te zetten. Ook kunnen zij allen advies krijgen vanuit de stedelijke ondersteuningsstructuur over hoe ze bijvoorbeeld vrijwilligers kunnen werven, een bestuur kunnen opzetten, een goed vrijwilligersbeleid kunnen voeren (waaronder het coördineren van vrijwilligers) en dergelijke.
4.2.a Stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in de zorg
Het gaat hier om deskundigheidsbevordering van uitsluitend vrijwilligers in de zorg die:
I. complexe informele respijtzorg aanbieden aan mantelzorgers;
II. buddy of maatje zijn bij mensen met complexe problematiek in één op één contact.
Stedelijk worden trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering ontwikkeld en aangeboden. Dit zijn trainingen voor:
-vrijwilligers die gerichte ondersteuning bieden aan mensen met een zorgvraag, waarbij ook professionele hulpverlening is betrokken;
-vrijwilligers die intensieve en/of langdurige één-op-één contacten of betrokkenheid hebben bij mensen met complexe problematiek;
-vrijwilligers die complexe informele respijtzorg bieden.
4.4.a Het gaat hier om het ondersteunen van zelfstandig wonende volwassen Amsterdammers die niet voldoende zelfredzaam zijn om een bepaalde taak te kunnen verrichten. Bijvoorbeeld door een fysieke beperking, ouderdom, chronische ziekte, psychosociale problematiek en dergelijke. En die ook geen netwerk hebben of kunnen inschakelen voor de ondersteuning die ze nodig hebben.
Het gaat om praktische ondersteuning door vrijwilligers om bepaalde taken te verrichten. Denk bijvoorbeeld aan een groep vrijwilligers die een tuin opknapt, kamers behangt, verft en dergelijke. Het zal bij praktische ondersteuning meestal gaan om tijdelijke, kortdurende of zelfs eenmalige ondersteuning. Het dient in ieder geval beperkt te zijn in de tijd.
Het bestrijden of voorkomen van eenzaamheid en/of sociaal isolement wordt niet beschouwd als praktische ondersteuning en is daarom in deze subsidieregeling geen subsidiabele activiteit. Ook (vriendschappelijk) huisbezoek is geen subsidiabele activiteit. Beide zijn zaken die onder de verantwoording van onder meer de bestuurscommissies vallen.
Alleen als het gaat om het incidenteel inzetten van vrijwilligers voor bepaalde laagdrempelige activiteiten, waarbij het laten kennismaken van Amsterdammers met vrijwilligerswerk en het stimuleren van het na deze kennismaking blijven doen van vrijwilligerswerk eveneens een doel is (naast de daadwerkelijke hulp die geboden wordt), mogen de taken die deze vrijwilligers doen ook ten goede komen aan Amsterdammers die in een instelling verblijven. Voorbeeld hiervan is een organisatie die op een bepaalde dag allerlei activiteiten organiseert waarvoor vrijwilligers zich eenmalig (incidenteel) kunnen inschrijven zoals wandelen met ouderen uit een verzorging- of verpleeghuis, iets leuks gaan doen met kinderen uit een kindertehuis en dergelijke.
4.4.c Bij het makelen en bemiddelen van buddy's/maatjes voor Amsterdammers met complexe problematiek dienen het contact en de activiteiten van een buddy/maatje gericht te zijn op het uitbreiden van het netwerk en/of het bevorderen van deelname aan maatschappelijke activiteiten. Het doel van de inzet van de buddy/maatje is dat het netwerk van Amsterdammers met complexe problematiek daadwerkelijk is uitgebreid en/of er is deelname aan maatschappelijke activiteiten. Met ‘gedurende langere tijd' wordt het volgende bedoeld. Gemiddeld duurt een dergelijk één op één contact één jaar. Dat is ook de basis bij het verlenen van subsidie. Uiteraard kunnen de resultaten soms ook in een kortere periode of in een iets langere periode dan één jaar worden bereikt. In het laatste geval dient dit wel om uitzonderingen te gaan.
4.4.d Het gaat hierbij om verschillende vormen van vrijwillige inzet vanuit bedrijven. Bijvoorbeeld bedrijven die hun werknemers vrijwillig allerlei activiteiten laten doen zoals onder andere een tuin opknappen, een kamer behangen. Een andere vorm is werknemers van bedrijven die vrijwillig hun expertise/deskundigheid inzetten voor een maatschappelijke non-profit organisatie/initiatief (waaronder bijvoorbeeld vrijwilligersorganisaties). Daarnaast kunnen bedrijven ook faciliteiten aanbieden aan maatschappelijke non-profit organisaties/initiatieven zoals bijvoorbeeld vergaderruimtes of materiaal.
4.5 Ondersteuning van mantelzorgers in complexe mantelzorgsituaties
Mantelzorgers die te maken hebben met een complexe mantelzorgsituatie worden soms met het reguliere aanbod niet bereikt. Als het college van mening is dat extra inspanningen nodig zijn om hen te bereiken en te ondersteunen kunnen vanuit deze subsidieregeling activiteiten worden gesubsidieerd. Het gaat dan om activiteiten gericht op het ondersteunen van mantelzorgers die te maken hebben met complexe mantelzorg (waarbij sprake is van cognitieve of gedragsproblemen). Voorbeelden van activiteiten zijn: informatie geven over het juiste ondersteuningsaanbod, het aanbieden van emotionele steun (lotgenotencontact).
Artikel 5 Verdeelsleutel subsidieplafond
5.1.a en b In het kader van financiële doelmatigheid en om een efficiënte werkwijze te waarborgen dienen activiteiten die vallen onder de stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet en mantelzorg in samenhang (als één pakket en niet versnipperd) te worden aangevraagd en uitgevoerd.
5.3.bTwee organisaties kunnen een verder gelijkwaardige aanvraag indienen waarbij uit aanvraag a blijkt dat 50% van de kosten besteed worden aan overhead, en dit bij aanvraag b 35% is. In dat geval gaat de voorkeur uit naar aanvraag b.
5.3.c Organisaties die naast subsidie van de gemeente Amsterdam ook andere subsidiegevers hebben, hebben de voorkeur. Het gaat bijvoorbeeld om Rijks- of Provinciale subsidie, of fondsen.
5.3.e Bij kosteneffectiviteit wordt gekeken hoe duur een product of activiteit is; en welke prestatie wordt geleverd voor het subsidiebedrag.
5.3.g We verwachten van organisaties dat ze met deelnemers en vrijwilligers blijven afstemmen of de activiteiten nog aansluiten bij de vraag en deze zo nodig aangepast, of geïnnoveerd moeten worden. Innovatie maakt hiermee integraal onderdeel uit van de activiteiten. Aparte subsidieaanvragen, enkel gericht op innovatie worden dan ook niet gehonoreerd.
Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie
8.1.c Van een organisatie wordt verwacht dat zij de noodzaak van subsidie aangeeft. Als zij over voldoende eigen middelen beschikt, is subsidie vanuit de gemeente niet nodig. Bij de aanvraag moet dan ook worden aangeven of inkomsten worden gegenereerd met commerciële activiteiten, welke activiteiten dit zijn en hoe hoog deze inkomen zijn binnen de totale omzet.
8.1.e Als graadmeter hiervoor wordt gekeken naar het percentage overhead of de hoogte van de salarissen bij de aanvrager in relatie tot vergelijkbare organisaties.
8.1.g Voordat tot subsidiëring wordt overgegaan, wordt eerst bekeken of de activiteiten al op een andere manier worden aangeboden. Bijvoorbeeld door een andere (zorg- of welzijns) organisatie of door een marktpartij. Ook wordt (indien nodig in overleg met stadsdelen, of rve's) bekeken of er overlap is met activiteiten die op stedelijk niveau of op stadsdeel niveau plaatsvinden en waar de taakverdeling ligt. Hierbij zijn de vastgestelde beleidskaders en subsidieregelingen leidend. Bijvoorbeeld: de Participatiewet, subsidieregeling sociale basis, het stedelijk kader 2020-2023, Samen Vooruit: Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam, de Subsidieverordening maatschappelijke opvang 2017, de Subsidieregeling participatie en burgerschap.
Tenslotte bestaat de mogelijkheid dat een andere rijks of provinciale regeling, of beleidskader voorliggend is.
8.1.h Activiteiten die kunnen vallen onder (centraal) stedelijk aanbod zijn bijvoorbeeld:
-stedelijke Wmo-voorzieningen (ambulante ondersteuning, (arbeidsmatige) dagbesteding, kortdurend verblijf, maatschappelijke opvang en beschermd wonen);
-stedelijke taal- en volwasseneneducatieprogramma's;
-stedelijke voorzieningen in het kader van de Participatiewet.
-stedelijke voorzieningen in het kader van het Armoedebeleid (waaronder schuldhulpverlening).
8.1.i Als vergelijkbare activiteiten in andere jaren onder een andere gemeentelijke regeling vielen of werden gesubsidieerd en deze regelingen door de gemeenteraad zijn beëindigd of gewijzigd. In dat geval mag verondersteld worden dat de gemeenteraad geen prioriteit meer geeft aan deze activiteiten en deze vervolgens dus ook niet onder een andere gemeentelijke regeling kunnen vallen.
8.1.k Voorbeelden hiervan zijn: vrijwilligers die actief zijn in een ziekenhuis en worden ingezet om patiënten naar huis te begeleiden of zieken bezoeken. Of vrijwilligers die actief zijn in een zorginstelling als gastvrouw of gastheer om bezoekers wegwijs te maken. Deze activiteiten zijn niet subsidiabel omdat de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de betreffende instelling/organisatie.
8.1.l Dit kan onder andere het geval zijn wanneer een activiteit in meer steden plaatsvindt dan alleen in Amsterdam en daarvoor één coördinator is, waarbij niet aangetoond kan worden hoeveel uur van de totale hoeveelheid uren er in Amsterdam worden besteed. Of het aantal vrijwilligers, hulpvragers of deelnemers kan niet worden uitgesplitst in aantallen specifiek voor Amsterdam.
Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 9 Aanvullende verplichtingen
9.a Sociale toegankelijkheid is in dit licht de mate van gastvrijheid die mensen met een beperking ervaren als zij deelnemen aan een activiteit of een ondersteuningsvraag stellen. Dit geldt zowel voor mensen met een fysieke beperking, zoals mensen in een rolstoel of blinden, als voor mensen met een niet-zichtbare beperking, een verstandelijke beperking, een psychische stoornis of niet zichtbare chronische ziekte of hersenletsel. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te waarborgen.
9.b Van deze verplichting kan worden afgeweken als er zoveel vrijwilligers werkzaam zijn bij een organisatie dat de totale kosten van de VOG niet kunnen worden opgebracht door de organisatie. In dat geval dient de organisatie maatregelen te hebben genomen om de veiligheid ook zonder VOG's te kunnen waarborgen. Het oordeel of hiervan sprake is, is aan het College.