Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet (Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet (Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet)
CiteertitelSubsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 2.1.2 en 2.2.2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020artikel 8, toelichting

18-06-2019

gmb-2019-159647

26-08-201701-01-2020nieuwe regeling

06-06-2017

Gemeenteblad 2017, 131399

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet (Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet)

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1               Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Buddy/maatje: een vrijwilliger die gedurende langere tijd in een één op één contact gekoppeld wordt aan mensen met complexe problematiek;

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • e.

    Complexe informele respijtzorg: activiteiten verricht door vrijwilligers, gericht op het ontlasten van mantelzorgers die te maken hebben met een (zwaar) belastende zorgsituatie;

  • f.

    Complexe mantelzorg: mantelzorg verleend aan mensen met cognitieve of gedragsproblemen;

  • g.

    Mantelzorg: zorg en ondersteuning die langdurig, intensief en onbetaald wordt gegeven door een mantelzorger, aan iemand met wie hij/zij een persoonlijke band heeft;

  • h.

    Mantelzorger: iemand die langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning geeft aan een naaste (partner, ouder, kind, vriend, buur, kennis) die chronisch ziek is en/of een beperking heeft;

  • i.

    Mensen die niet voldoende zelfredzaam zijn: mensen die (tijdelijke) ondersteuning nodig hebben bij zaken die zij niet (meer) zelf kunnen doen en waarvoor zij ook geen netwerk hebben dat dit voor hen kan doen;

  • j.

    Mensen met complexe problematiek:

    • I

      mensen met een verstandelijke of langdurige fysieke beperking, psychische, psychiatrische of psychosociale problemen;

    • II mensen met een ernstige, levensbedreigende ziekte;

    • III (ex) verslaafden en (ex) dak- en thuislozen;

  • k.

    Penvoerder: de organisatie die namens een samenwerkingsverband de aanvraag indient en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de beschikking;

  • l.

    Stedelijke activiteiten: activiteiten die plaatsvinden in alle stadsdelen en met deelnemers en vrijwilligers uit alle stadsdelen;

  • m.

    Vrijwillige inzet:  inzet die in enig georganiseerd verband onbetaald wordt ingezet voor anderen of de samenleving;

  • n.

    Vrijwillige inzet in de zorg: het bieden van complexe informele respijtzorg aan mantelzorgers of het zijn van buddy/maatje;

  • o.

    Vrijwilliger: iemand die zich in enig georganiseerd verband onbetaald inzet voor anderen of de samenleving;

  • p.

    Vrijwilliger in de zorg: iemand die in enig georganiseerd verband complexe informele respijtzorg aan mantelzorgers biedt, of iemand die een maatje of buddy is;

  • q.

    Zwaar belastende zorgsituatie: situatie waarbij door zwaarte of de aard van de zorg en ondersteuning, mantelzorgers een groter risico lopen op overbelasting.

Artikel 2               Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3               Doel subsidieregeling

  • Deze subsidieregeling heeft tot doel om te voorzien in:

  • 1.

    het via complexe informele respijtzorg ondersteunen van groepen mantelzorgers die speciale aandacht behoeven;

  • 2.

    het bevorderen van deskundigheid onder professionals over mantelzorgondersteuning;

  • 3.

    het ondersteunen van vrijwilligers die actief zijn in de zorg;

  • 4.

    het ondersteunen van vrijwilligers in andere sectoren dan de zorg.

Artikel 4               Subsidiabele activiteiten

  • Het college kan uitsluitend voor stedelijke activiteiten periodieke subsidie verlenen. De volgende activiteiten zijn subsidiabel:

  • 1.

    Activiteiten op het gebied van de stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet algemeen, bestaande uit:

    • a.

      de vraag naar vrijwilligers door organisaties en het aanbod van potentiële vrijwilligers bij elkaar brengen, zowel digitaal (vacaturebank) als fysiek via persoonlijke bemiddeling  waaronder van kwetsbare en minder zelfredzame vrijwilligers naar vrijwillige inzet; 

    • b.

      informeren, adviseren en deskundigheidsbevordering van organisaties die met vrijwilligers werken of willen gaan werken;

    • c.

      waarderen van vrijwilligers op en rond de dag van de vrijwilliger;

    • d.

      het promoten en stimuleren van vrijwillige inzet;

    • e.

      het werven van Amsterdammers om vrijwilligerswerk te gaan doen waaronder het werven van specifieke groepen;

    • f.

      het afsluiten van een aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering voor alle vrijwilligers en mantelzorgers in Amsterdam.

  • 2.

    Activiteiten op het gebied van de stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in de zorg, bestaande uit:

    • a.

      deskundigheidsbevordering van vrijwilligers in de zorg die vrijwilligerswerk doen bij mensen met complexe problematiek in één op één contact of die complexe informele respijtzorg aanbieden aan mantelzorgers.

  • 3.

    Activiteiten op het gebied van de stedelijke ondersteuningsstructuur mantelzorg, bestaande uit:

    • a.

      signaleren van landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen binnen mantelzorgondersteuning en mantelzorgbeleid;

    • b.

      adviseren van professionals over landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen op het gebied van mantelzorgondersteuning en mantelzorgbeleid;

    • c.

      stimuleren en bevorderen van de competentie-ontwikkeling van beroepskrachten in zorg, welzijn en onderwijs op het gebied van mantelzorg- inclusief denken en handelen;

    • d.

      waarderen van mantelzorgers op en rond de dag van de mantelzorg.

  • 4.

    Makelen en bemiddelen tussen vrijwilligers en mensen die ondersteuning nodig hebben bestaande uit:

    • a.

      makelen en bemiddelen (digitaal en fysiek) met als doel zelfstandig wonende volwassen Amsterdammers die niet voldoende zelfredzaam zijn en ondersteuning nodig hebben, te koppelen aan vrijwilligers die hen kortdurend ondersteunen;

    • b.

      makelen en bemiddelen tussen vrijwilligers en mantelzorgers die te maken hebben met een zwaar belastende zorgsituatie en behoefte hebben aan informele respijtzorg;

    • c.

      makelen en bemiddelen tussen vrijwilligers die als buddy of maatje gedurende langere tijd één op één contact hebben met zelfstandig wonende volwassen Amsterdammers met complexe problematiek;

    • d.

      makelen en bemiddelen tussen de inzet van bedrijven en maatschappelijke non-profit organisaties/initiatieven;

    • e.

      makelen en bemiddelen tussen vrijwilligers die worden ingezet als buddy/maatje voor de ondersteuning en begeleiding van ongeneeslijk zieken of voor mensen met een levensbedreigende ziekte.

  • 5.

    Ondersteuning van mantelzorgers die te maken hebben met complexe mantelzorg, bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

    • a.

      informatie;

    • b.

      advies;

    • c.

      emotionele of educatieve steun.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5               Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks subsidieplafonds vast voor:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1 en 2 van deze subsidieregeling (plafond 1);

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 3 van deze subsidieregeling (plafond 2);

    • c.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 4 en 5 van deze subsidieregeling (plafond 3).

  • 2.

    Indien het totaalbedrag van de te verlenen aanvragen hoger is dan het desbetreffende subsidieplafond wordt subsidie verleend op basis van, en in volgorde van de ranglijst, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel.

  • 3.

    De aanvragen worden, binnen de afzonderlijke subsidieplafonds, gewogen ten opzichte van elkaar, waarbij de volgende criteria in volgorde van belang zijn:

    • a.

      het aantal deelnemers en vrijwilligers dat wordt bereikt;

    • b.

      de verhouding tussen het bedrag dat direct ten goede komt aan de activiteiten en het bedrag dat besteed wordt aan overhead (huisvesting, organisatiekosten en dergelijke);

    • c.

      inzet van eigen middelen of middelen van derden;

    • d.

      de mate waarin samenwerking plaatsvindt of allianties gevormd worden met andere partijen;

    • e.

      de mate waarin de activiteiten kosteneffectief zijn, waarbij wordt gekeken naar de verhouding tussen het gevraagde subsidiebedrag en de prestaties;

    • f.

      de mate waarin de aanvrager kan aantonen dat de activiteiten aansluiten bij de behoefte van degenen voor wie de activiteiten bedoeld zijn;

    • g.

      de mate waarin innovatie een integraal onderdeel uitmaakt van de aanvraag.

Hoofstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 6               De aanvrager

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

  • 2.

    Als sprake is van een samenwerkingsverband dient één van de betrokken partijen als penvoerder de aanvraag namens het samenwerkingsverband in en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beschikking.

Artikel 7               Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    In aanvulling op artikel 5 van de ASA 2013 wordt de aanvraag ingediend via een aanvraagformulier. Daarnaast dient een bijlage bij het aanvraagformulier te worden ingediend, waaruit tenminste blijkt:

    • a.

      een beschrijving hoe de activiteiten bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling, welke concrete resultaten worden bereikt en hoe deze worden gemeten;

    • b.

      het aantal unieke personen dat bereikt wordt met de activiteit. Het gaat hierbij om aantallen mantelzorgers, vrijwilligers en deelnemers;

    • c.

      de wijze waarop de subsidieaanvrager de tevredenheid meet van mantelzorgers, vrijwilligers en degenen op wie de hulp of ondersteuning is gericht;

    • d.

      het beleid dat van toepassing is op de aan de organisatie verbonden vrijwilligers ten aanzien van  deskundigheidsbevordering, waardering, rechten, grenzen van het vrijwilligerswerk, onkostenvergoeding, klachtenprocedure en dergelijke;

    • e.

      het beleid dat is geformuleerd over veiligheid voor zowel degene die ondersteund wordt als de vrijwilliger;

    • f.

      dat de organisatie beschikt over verbinding met de stad, netwerken heeft in de stad, samenwerkt en expertise en ervaring heeft op het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • g.

      of de organisatie commerciële activiteiten uitvoert hetzij op het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, hetzij op andere terreinen, en hoe hoog de inkomsten hiervan zijn binnen de totale omzet;

    • h.

      in hoeverre de activiteiten een innovatief karakter hebben.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8               Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      de activiteiten niet bijdragen aan het doel van deze regeling;

    • b.

      de activiteiten niet passen binnen de subsidiabele activiteiten die in deze regeling worden omschreven;

    • c.

      de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteiten te kunnen bekostigen;

    • d.

      de activiteiten niet in de gehele stad plaatsvinden;

    • e.

      niet kostenefficiënt wordt gewerkt;

    • f.

      de aanvrager niet beschikt over de juiste  kennis of het juiste netwerk om de activiteiten uit te voeren;

    • g.

      sprake is van een activiteit waarin reeds op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere wet of regeling is voorgeschreven of mogelijk is;

    • h.

      de activiteiten behoren tot, of een overlap hebben met ander (centraal) stedelijk aanbod;

    • i.

      soortgelijke activiteiten in andere jaren onder een andere gemeentelijke regeling vielen, of zijn gesubsidieerd;

    • j.

      er al voldoende aanbod is van de desbetreffende activiteiten;

    • k.

      de activiteiten onder de verantwoordelijkheid vallen van een andere organisatie of instelling;

    • l.

      niet kan worden aangetoond welk deel van de subsidie besteed wordt in Amsterdam en welke resultaten in Amsterdam worden bereikt;

    • m.

      de activiteiten volledig of voornamelijk gericht zijn op een specifieke groep op basis van ras, nationaliteit, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, seksuele gerichtheid;

    • n.

      de activiteiten reeds geheel of gedeeltelijk hebben plaatsgevonden;

    • o.

      subsidie wordt geweigerd als activiteiten vallen onder de regeling sociale basis.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 9               Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    accommodaties waar de activiteiten plaatsvinden zijn bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar voor mensen met een lichamelijke beperking. De activiteiten dienen sociaal toegankelijk te zijn voor mensen met een beperking;

  • b.

    een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) is verplicht voor vrijwilligers die in één op één contactsituaties werken en voor vrijwilligers die ingezet worden voor complexe informele respijtzorg;

  • c.

    subsidieontvanger maakt de activiteiten bekend via daarvoor geëigende communicatiekanalen;

  • d.

    op verzoek van de gemeente wordt meegewerkt aan eventuele onderzoeken die worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente en die verband houden met de uitgevoerde activiteiten waarvoor de subsidie is verleend;

  • e.

    op verzoek  van de gemeente wordt meegewerkt en deelgenomen aan een symposium/conferentie/themabijeenkomst en dergelijke, bijvoorbeeld voor het delen van kennis of het geven van input/informatie.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 10             Overgangsbepaling

Een aanvraag om verlening en vaststelling van subsidie op grond van de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist wordt afgedaan volgens de bepalingen van de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk .

Artikel 11             Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet.

Toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1               Begripsomschrijvingen

1.e Complexe informele respijtzorg

Bij complexe informele respijtzorg gaat het om het koppelen van vrijwilligers aan mantelzorgers waarbij de vrijwilliger specifieke kwaliteiten en vaardigheden (training) nodig heeft om te ondersteunen bij een (zwaar) belastende zorgsituatie. Het is daarbij ook van belang dat er een gespecialiseerde, deskundige organisatie is om de juiste koppeling te maken en intensieve begeleiding te bieden. Bijvoorbeeld een speciaal opgeleide vrijwilliger die logeeropvang biedt voor een kind met beperking zodat de ouders op adem kunnen komen. Of een vrijwilliger die ingezet wordt om een mantelzorger te ontlasten die zorgt voor iemand met dementie.

1.f Complexe mantelzorg

Met cognitieve- en/of gedragsproblemen wordt bijvoorbeeld verstaan dementie of niet aangeboren hersenletsel.

1.i Mensen die niet voldoende zelfredzaam zijn

Het gaat hierbij om zelfstandig wonende volwassen Amsterdammers.

1.q Zwaar belastende zorgsituatie

Mantelzorgers die te maken hebben met een zwaar belastende zorgsituatie lopen een groter risico op overbelasting. Denk hierbij aan mantelzorgers die zorgen voor een kind met beperkingen, iemand met dementie, psychiatrische problemen, of gedrags- en cognitieve problemen.

Artikel 4               subsidiabele activiteiten

4.1.a Stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet algemeen

Het gaat hier om activiteiten die als basisfuncties worden gezien voor de stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in het algemeen. Zoals vraag en aanbod bij elkaar brengen (digitaal en fysiek), het adviseren van organisaties, waarderen van vrijwilligers, promoten en stimuleren van vrijwillige inzet en het werven van Amsterdammers om vrijwilligerswerk te gaan doen. Hieronder valt ook het werven van specifieke groepen. Specifieke groepen zijn die groepen waaraan het college extra aandacht wil besteden in het werven als vrijwilliger. Dat kan bijvoorbeeld gaan om ouderen, mensen met een beperking en jongeren, blijkend uit beleidskaders van het college.

Met ‘in het algemeen' wordt bedoeld dat vanuit deze stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in alle sectoren wordt ondersteund waar vrijwilligers werkzaam (willen) zijn zoals: kunst, natuur, sport, welzijn, onderwijs, zorg en dergelijke. Dus sportverenigingen kunnen net als scholen of natuurverenigingen gebruik maken van een stedelijke digitale vacaturebank om hun vraag naar vrijwilligers uit te zetten. Ook kunnen zij allen advies krijgen vanuit de stedelijke ondersteuningsstructuur over hoe ze bijvoorbeeld vrijwilligers kunnen werven, een bestuur kunnen opzetten, een goed vrijwilligersbeleid kunnen voeren (waaronder het coördineren van vrijwilligers) en dergelijke.

4.2.a  Stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet in de zorg

Het gaat hier om deskundigheidsbevordering van uitsluitend vrijwilligers in de zorg die:

I.             complexe informele respijtzorg aanbieden aan mantelzorgers;

II.            buddy of maatje zijn bij mensen met complexe problematiek in één op één contact.

Stedelijk worden trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering ontwikkeld en aangeboden. Dit zijn trainingen voor:

-vrijwilligers die gerichte ondersteuning bieden aan mensen met een zorgvraag, waarbij ook professionele hulpverlening is betrokken;

-vrijwilligers die intensieve en/of langdurige één-op-één contacten of betrokkenheid hebben bij mensen met complexe problematiek;

-vrijwilligers die complexe informele respijtzorg bieden.

4.4  Makelen en bemiddelen

4.4.a  Het gaat hier om het ondersteunen van zelfstandig wonende volwassen Amsterdammers die niet voldoende zelfredzaam zijn om een bepaalde taak te kunnen verrichten. Bijvoorbeeld door een fysieke beperking, ouderdom, chronische ziekte, psychosociale problematiek en dergelijke. En die ook geen netwerk hebben of kunnen inschakelen voor de ondersteuning die ze nodig hebben.

Het gaat om praktische ondersteuning door vrijwilligers om bepaalde taken te verrichten. Denk bijvoorbeeld aan een groep vrijwilligers die een tuin opknapt, kamers behangt, verft en dergelijke. Het zal bij praktische ondersteuning meestal gaan om tijdelijke, kortdurende of zelfs eenmalige ondersteuning. Het dient in ieder geval beperkt te zijn in de tijd.

Het bestrijden of voorkomen van eenzaamheid en/of sociaal isolement wordt niet beschouwd als praktische ondersteuning en is daarom in deze subsidieregeling geen subsidiabele activiteit. Ook (vriendschappelijk) huisbezoek is geen subsidiabele activiteit. Beide zijn zaken die onder de verantwoording van onder meer de bestuurscommissies vallen.

Alleen als het gaat om het incidenteel inzetten van vrijwilligers voor bepaalde laagdrempelige activiteiten, waarbij het laten kennismaken van Amsterdammers met vrijwilligerswerk  en het stimuleren van het na deze kennismaking blijven doen van vrijwilligerswerk eveneens een doel is (naast de daadwerkelijke hulp die geboden wordt), mogen de taken die deze vrijwilligers doen ook ten goede komen aan Amsterdammers die in een instelling verblijven. Voorbeeld hiervan is een organisatie die op een bepaalde dag allerlei activiteiten organiseert waarvoor vrijwilligers zich eenmalig (incidenteel) kunnen inschrijven zoals wandelen met ouderen uit een verzorging- of verpleeghuis, iets leuks gaan doen met kinderen uit een kindertehuis en dergelijke.

4.4.c  Bij het makelen en bemiddelen van buddy's/maatjes voor Amsterdammers met complexe problematiek dienen het contact en de activiteiten van een buddy/maatje gericht te zijn op het uitbreiden van het netwerk en/of het bevorderen van deelname aan maatschappelijke activiteiten. Het doel van de inzet van de buddy/maatje is dat het netwerk van Amsterdammers met complexe problematiek daadwerkelijk is uitgebreid en/of er is deelname aan maatschappelijke activiteiten.   Met ‘gedurende langere tijd' wordt het volgende bedoeld. Gemiddeld duurt een dergelijk één op één contact één jaar. Dat is ook de basis bij het verlenen van subsidie. Uiteraard kunnen de resultaten soms ook in een kortere periode of in een iets langere periode dan één jaar worden bereikt. In het laatste geval dient dit wel om uitzonderingen te gaan.

4.4.d Het gaat hierbij om verschillende vormen van vrijwillige inzet vanuit bedrijven. Bijvoorbeeld  bedrijven die hun werknemers vrijwillig allerlei activiteiten laten doen zoals onder andere een tuin opknappen, een kamer behangen. Een andere vorm is werknemers van  bedrijven die vrijwillig hun expertise/deskundigheid inzetten voor een maatschappelijke non-profit organisatie/initiatief (waaronder bijvoorbeeld vrijwilligersorganisaties). Daarnaast kunnen bedrijven ook faciliteiten aanbieden aan maatschappelijke non-profit organisaties/initiatieven zoals bijvoorbeeld vergaderruimtes of materiaal.

4.5 Ondersteuning van mantelzorgers in complexe mantelzorgsituaties

Mantelzorgers die te maken hebben met een complexe mantelzorgsituatie worden soms met het reguliere aanbod niet bereikt. Als het college van mening is dat extra inspanningen nodig zijn om hen te bereiken en te ondersteunen kunnen vanuit deze subsidieregeling activiteiten worden gesubsidieerd. Het gaat dan om activiteiten gericht op het ondersteunen van mantelzorgers die te maken hebben met complexe mantelzorg (waarbij sprake is van cognitieve of gedragsproblemen). Voorbeelden van activiteiten zijn: informatie geven over het juiste ondersteuningsaanbod, het aanbieden van emotionele steun (lotgenotencontact).

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5               Verdeelsleutel subsidieplafond

5.1.a en b In het kader van financiële doelmatigheid en om een efficiënte werkwijze te waarborgen dienen activiteiten die vallen onder de stedelijke ondersteuningsstructuur vrijwillige inzet en mantelzorg in samenhang (als één pakket en niet versnipperd) te worden aangevraagd en uitgevoerd.

5.3.bTwee organisaties kunnen een verder gelijkwaardige aanvraag indienen waarbij uit aanvraag a blijkt dat 50% van de kosten besteed worden aan overhead, en dit bij aanvraag b 35% is. In dat geval gaat de voorkeur uit naar aanvraag b.

5.3.c Organisaties die naast subsidie van de gemeente Amsterdam ook andere subsidiegevers hebben, hebben de voorkeur. Het gaat bijvoorbeeld om Rijks- of Provinciale subsidie, of fondsen.

5.3.e Bij kosteneffectiviteit wordt gekeken hoe duur een product of activiteit is; en welke prestatie wordt geleverd voor het subsidiebedrag.

5.3.g We verwachten van organisaties dat ze met deelnemers en vrijwilligers blijven afstemmen of de activiteiten nog aansluiten bij de vraag en deze zo nodig aangepast, of geïnnoveerd moeten worden. Innovatie maakt hiermee integraal onderdeel uit van de activiteiten. Aparte subsidieaanvragen, enkel gericht op innovatie worden dan ook niet gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8               Weigeringsgronden

8.1.c Van een organisatie wordt verwacht dat zij de noodzaak van subsidie aangeeft. Als zij over voldoende eigen middelen beschikt, is subsidie vanuit de gemeente niet nodig. Bij de aanvraag  moet dan ook worden aangeven of inkomsten worden gegenereerd met commerciële activiteiten, welke activiteiten dit zijn en hoe hoog deze inkomen zijn binnen de totale omzet.

8.1.e Als graadmeter hiervoor wordt gekeken naar het percentage overhead of de hoogte van de salarissen bij de aanvrager in relatie tot vergelijkbare organisaties.

8.1.g Voordat tot subsidiëring wordt overgegaan, wordt eerst bekeken of de activiteiten al op een andere manier worden aangeboden. Bijvoorbeeld door een andere (zorg- of welzijns) organisatie of door een marktpartij. Ook wordt (indien nodig in overleg met stadsdelen, of  rve's) bekeken of er overlap is met activiteiten die op stedelijk niveau of op stadsdeel niveau plaatsvinden en waar de taakverdeling ligt. Hierbij zijn de vastgestelde beleidskaders en subsidieregelingen leidend. Bijvoorbeeld: de Participatiewet, subsidieregeling sociale basis, het stedelijk kader 2020-2023, Samen Vooruit: Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam, de Subsidieverordening maatschappelijke opvang 2017, de Subsidieregeling participatie en burgerschap.

Tenslotte  bestaat de mogelijkheid dat een andere rijks of provinciale regeling, of beleidskader voorliggend is.

8.1.h Activiteiten die kunnen vallen onder (centraal) stedelijk aanbod zijn bijvoorbeeld:

-stedelijke Wmo-voorzieningen (ambulante ondersteuning, (arbeidsmatige) dagbesteding, kortdurend verblijf, maatschappelijke opvang en beschermd wonen);

-stedelijke  taal- en volwasseneneducatieprogramma's;

-stedelijke voorzieningen in het kader van de Participatiewet.

-stedelijke voorzieningen in het kader van het Armoedebeleid (waaronder schuldhulpverlening).

8.1.i Als vergelijkbare activiteiten in andere jaren onder een andere gemeentelijke regeling vielen of werden gesubsidieerd en deze regelingen door de gemeenteraad zijn beëindigd of gewijzigd. In dat geval mag verondersteld worden dat de gemeenteraad geen prioriteit meer geeft aan deze activiteiten en deze vervolgens dus ook niet onder een andere gemeentelijke regeling kunnen vallen.

8.1.k Voorbeelden hiervan zijn: vrijwilligers die actief zijn in een ziekenhuis en worden ingezet om patiënten naar huis te begeleiden of zieken bezoeken. Of vrijwilligers die actief zijn in een zorginstelling als gastvrouw of gastheer om bezoekers wegwijs te maken. Deze activiteiten zijn niet subsidiabel omdat de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de betreffende instelling/organisatie.

8.1.l Dit kan onder andere het geval zijn wanneer een activiteit in meer steden plaatsvindt dan alleen in Amsterdam en daarvoor één coördinator is, waarbij niet aangetoond kan worden hoeveel uur van de totale hoeveelheid uren er in Amsterdam worden besteed.  Of het aantal  vrijwilligers, hulpvragers of deelnemers kan niet worden uitgesplitst in aantallen specifiek voor Amsterdam.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 9               Aanvullende verplichtingen

9.a Sociale toegankelijkheid is in dit licht de mate van gastvrijheid die mensen met een beperking ervaren als zij deelnemen aan een activiteit of een ondersteuningsvraag stellen.  Dit geldt zowel voor mensen met een fysieke beperking, zoals mensen in een rolstoel of blinden, als voor mensen met een niet-zichtbare beperking, een verstandelijke beperking, een psychische stoornis of niet zichtbare chronische ziekte of hersenletsel. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te waarborgen.

9.b Van deze verplichting kan worden afgeweken als er zoveel vrijwilligers werkzaam zijn bij een organisatie dat de totale kosten van de VOG niet kunnen worden opgebracht door de organisatie. In dat geval dient de organisatie maatregelen te hebben genomen om de veiligheid ook zonder VOG's te kunnen waarborgen. Het oordeel of hiervan sprake is, is aan het College.