Organisatie | Vlissingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Minimaregeling Walcheren 2010 |
Citeertitel | Minimaregeling Walcheren 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet werk en bijstand
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-02-2010 | 01-01-2010 | 05-05-2013 | nieuwe regeling | 26-01-2010 Gemeenteblad, 2010, V.05 | Geen. |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Doelstelling en doelgroep
Artikel 2. Doelstelling en doelgroep
De Minimaregeling Walcheren 2010 heeft tot doel te bevorderen dat belanghebbenden die tot de doelgroep behoren, kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en een voorziening kunnen ontvangen in de kosten van sociaal-culturele en sportieve activiteiten dan wel een voorziening kunnen ontvangen in de verborgen kosten die verband houden met de chronische ziekte of handicap. Voor kinderen wordt verder het toegankelijk houden van het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs beoogd.
Hoofdstuk 3 Voorwaarden voor het recht op een voorziening
Indien er sprake is van een situatie waarbij slechts één van de partners voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid, wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner die niet aan de voorwaarden voldoet buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4. Inkomen en vermogen
Indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de peilmaand hoger is dan de norm wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat maximaal 12 maanden voorafgaand aan de peilmaand is ontvangen te delen door het aantal maanden waarover het inkomen is ontvangen.
De voorziening wordt voor de belanghebbende van wie de inkomensgegevens over de peilmaand bekend zijn bij de SDW ambtshalve verstrekt. Ambtshalve verstrekking vindt plaats in het jaar waarop de voorziening betrekking heeft. Voor de voorziening sociale culturele bijdrage ten behoeve van doelgroep 18 tot 65 jaar geldt dat zij een afzonderlijke aanvraag moeten indienen en kan niet worden volstaan met een ambtshalve verstrekking.
Artikel 6. Sociaal culturele bijdrage
Een voorziening kan worden verleend aan een belanghebbende die naar het oordeel van het college ten behoeve van sociaal-culturele en sportieve activiteiten kosten maakt, daaronder ook begrepen schoolkosten voor het voortgezet en middelbaar onderwijs.
Artikel 7. Verborgen kosten chronisch zieke
Een voorziening kan worden verleend aan een belanghebbende, die naar het oordeel van het college van het lopende kalenderjaar voor zichzelf dan wel ten behoeve van zijn/haar ten laste komend kind kosten maakt in verband met een chronische ziekte.
De SDW kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze regeling indien zij van mening is dat de belanghebbende in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor toepassing van deze verordening niet tot het beoogde of gewenste doel leidt.
Artikel 11. Nadere voorschriften
De SDW kan nadere voorschriften vaststellen voor de uitvoering van de bepalingen van deze regeling.
Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010.
In 2007 heeft voor de Walcherse gemeenteraden een armoedeconferentie plaatsgevonden. In deze conferentie is duidelijk geworden dat het minimabeleid van de Walcherse gemeenten op elkaar afgestemd moet worden en dat onderlinge verschillen opgeheven moeten worden. Geharmoniseerd beleid komt ten goede aan de inwoner op Walcheren en de uitvoeringsorganisatie, Sociale Dienst Walcheren (SDW). Jaarlijks werden in de gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen de regelingen voor sociaal-culturele bijdragen en chronisch zieken en gehandicapten voor het desbetreffende kalenderjaar opnieuw vastgesteld. Nu het minimabeleid geharmoniseerd is, kunnen de afzonderlijke minimaregelingen vastgelegd worden in één specifieke minimaregeling voor sociaal-culturele bijdragen en een bijdrage voor chronisch zieken en gehandicapten. Deze behoeft niet meer jaarlijks vastgesteld te worden. Met deze regeling wordt de overzichtelijkheid bevorderd.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting met uitzondering van het bepaalde onder n. Bij een indicatie voor huishoudelijke hulp wordt uitgegaan dat men tot de doelgroep chronisch zieke of gehandicapte behoort. Voor zelfstandigen geldt een afwijkende bepaling over het inkomen.
Artikel 2. Doelstelling en doelgroep
In dit artikel wordt benadrukt dat de kosten voor het kunnen deelnemen aan de samenleving voor een vergoeding in aanmerking komen. Hiertoe behoren ook de verborgen kosten die verband houden met de chronische ziekte of handicap. Inwoners met een laag inkomen, d.w.z. 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, moeten de kans krijgen om deel te nemen aan verenigingen, de kans krijgen om sociale contacten op te doen en mee kunnen doen aan ontspanning en creatieve activiteiten. Chronisch zieken en gehandicapten hebben met extra kosten te maken. Deze kosten zijn niet altijd direct inzichtelijk. Bij maatschappelijke participatie gaat het er om dat iedereen, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, fysieke of economische situatie moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Financiële belemmeringen en beperkingen mogen geen reden zijn voor uitsluiting. Vooral voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen geldt dat zij vanwege financiële belemmeringen of beperkingen niet op achterstand komen in vergelijking met andere kinderen.
Dat de belanghebbende en eventuele partner in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven moet zijn spreekt voor zich. Daarnaast wordt met het tweede lid voorkomen dat in het kalenderjaar tweemaal eenzelfde voorziening wordt verstrekt. Wanneer één van de partners niet aan de voorwaarden voldoet, wordt deze voor de vaststelling van de voorziening buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4. Inkomen en vermogen
Uit onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is gebleken dat een groot deel van de doelgroep geen vermogen heeft (Bijstand en Vermogen, augustus 2007). Mede hierdoor en om deze regeling zo laagdrempelig mogelijk te houden dienen de gegevens over het vermogen niet ingeleverd te worden, maar kan volstaan worden met een verklaring van de belanghebbende en diens partner dat de vermogensgrens als bedoeld in de Wet werk en bijstand niet wordt overschreden. Achteraf kunnen gegevens over het vermogen steekproefsgewijs door de SDW opgevraagd worden. Om te voorkomen dat iemand niet voor een voorziening in aanmerking komt, omdat het inkomen in de peilmaand incidenteel hoger is dan 110% van het sociaal minimum, wordt toch een vergoeding mogelijk gemaakt. Er wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen over een bandbreedte van maximaal twaalf maanden voorafgaande aan de peilmaand. Indien een kortere periode dan 12 maanden nodig is om het gemiddelde inkomen vast te stellen, wordt uitgegaan van de kortere periode.
De voorziening wordt ambtshalve (zonder aanvraag) verstrekt als de SDW recente inkomensgegevens heeft van de belanghebbende en diens partner dan wel dat het bij de SDW bekend is dat de belanghebbende en diens partner een inkomen heeft tot 110% van de van toepassing zijn de bijstandsnorm.
Hiertoe behoren dus ook inwoners die al eerder een voorziening hebben ontvangen. Van belang is dat de verstrekking zo laagdrempelig mogelijk moet zijn. Niet-gebruik van voorzieningen voor de minima moet worden tegengegaan. Ambtshalve verstrekking is mogelijk omdat het om categoriale voorzieningen gaat, met uitzondering van de sociaal-culturele bijdrage voor de doelgroep van 18 tot 65 jaar. Voor deze groep geldt de procedure van een afzonderlijke aanvraag. De SDW stelt voor deze groep en in alle overige gevallen een aanvraagformulier vast.
Artikel 6. Sociaal-culturele bijdrage
In dit artikel worden voorbeelden gegeven van te vergoeden kosten. Het is geen limitatieve opsomming van de te vergoeden kosten. Het zijn slechts voorbeelden, d.w.z. dat ook andere kosten die verband houden met sociaal-culturele activiteiten in aanmerking komen voor vergoeding. Voorbeelden van kosten zijn o.a : abonnementen, contributiegelden, toegangsbewijzen, internetkosten, bioscoopkaartjes, sportkleding en/of –uitrusting, boeken, treinkaartjes.
Onder schoolkosten wordt verstaan: leermiddelen, boeken t.b.v. school, (vrijwillige) ouderbijdragen, excursiekosten, schoolreisjes, huur kluisje, reiskosten, schoolkleding.
Er kan samenloop van deze vergoeding ontstaan met een bijdrage volgens het Jeugdsportfonds.
Onder verborgen kosten dient in ieder geval te worden verstaan:
Uit bewijsstukken kan blijken dat ook andere kosten tot de verborgen kosten moeten worden gerekend.
Het is mogelijk dat naast een sociaal-culturele bijdrage ook een voorziening wegens verborgen kosten kan worden ontvangen. Een combinatie is dus mogelijk.
Het is van belang om een regeling op te nemen die voorziet in de bevoegdheid van de SDW om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van deze regeling als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Bedacht moet daarbij wel worden dat deze bepaling geen grondslag vormt voor het nemen van een belastend besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen. Onder deze hardheidsclausule valt tevens de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard.