Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Beleidsregel Wet Taaleis Participatiewet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Wet Taaleis Participatiewet
CiteertitelBeleidsregel Wet Taaleis
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
  2. Participatiewet, art. 18b
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-07-201701-01-2017nieuwe regeling

02-05-2017

Stadsnieuws

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Wet Taaleis Participatiewet

Uitwerking beleidsregel

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder

gelet op de hem toekomende bevoegdheid

besluit:

vast te stellen de navolgende Beleidsregel Wet Taaleis Participatiewet

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      Uitkering: de door het college verleende algemene bijstand op grond van de Participatiewet;

    • c.

      Wet Taaleis Participatiewet: op 1 januari 2016 in werking getreden wet, ook wel kortweg de Wet Taaleis genoemd;

    • d.

      Belanghebbende: natuurlijke persoon die in het kader van de Participatiewet en/of de Wet Taaleis Participatiewet rechten en plichten heeft in de gemeente Den Helder;

    • e.

      Instelling: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die in het kader van de Participatiewet en de Wet Taaleis Participatiewet activiteiten verricht ten behoeve van de inwoners van Den Helder;

    • f.

      Besluit taaltoets: het ‘Besluit taaltoets Participatiewet’;

    • g.

      Referentieniveau 1F: het fundamentele niveau (1F-niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid. Dit niveau is vergelijkbaar met taalniveau A2.

Artikel 2. Aantonen beheersing Nederlandse taal

Belanghebbenden worden door het college uitgenodigd om door het overleggen van bewijsstukken aan te tonen dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen, tenzij:

  • a.

    kan worden vastgesteld dat belanghebbende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

  • b.

    belanghebbende na 1 september 1963 is geboren en tussen zijn achtste en vijftiende levensjaar tenminste acht jaar in Nederland heeft gewoond;

  • c.

    belanghebbende met een ander document, zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 onder c van de Participatiewet kan aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst;

  • d.

    belanghebbende met een ander document kan aantonen dat hij gedurende acht jaar Nederlands onderwijs heeft gevolgd, zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 onder a van de Participatiewet;

  • e.

    belanghebbende onder de doelgroep van de Wet inburgering valt.

Artikel 3 Taaltoets

  • 1.

    Indien een belanghebbende niet kan aantonen (Pwet 18b lid2) dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst, wordt een taaltoets afgenomen;

  • 2.

    De taaltoets voldoet aan de vereisten van het Besluit taaltoets;

  • 3.

    De taaltoets wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen instantie;

  • 4.

    In het geval van een nieuwe aanvraag in het kader van de Participatiewet, wordt de taaltoets afgenomen binnen een termijn van ten hoogste acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 4 Uitzonderingen

Geen taaltoets wordt afgenomen indien:

  • a.

    de persoon een wettelijk erkende opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een aangewezen diploma, certificaat of ander document, op mbo 2-niveau of hoger;

  • b.

    sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

  • c.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst;

  • d.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, en dat op grond van in de persoon gelegen factoren door een educatie instelling is vastgesteld dat belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • e.

    belanghebbende een uitkering had in een andere gemeente en in die gemeente al een toets heeft afgelegd. De toetsresultaten en trajectafspraken worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid;

  • f.

    de uitkering voor korte duur wordt verstrekt en de einddatum van de uitkering vaststaat;

  • g.

    door een educatie instelling is vastgesteld dat op grond van de in de persoon gelegen factoren, belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • h.

    een ontheffing is verleend van de arbeidsplicht op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek conform artikel 9 lid 5 van de Participatiewet;

  • i.

    belanghebbende in een instelling verblijft.

Artikel 5 Relatie met de Wet Inburgering

Indien belanghebbende gestart is met een leertraject in het kader van de Wet Inburgering, kan dit worden aangemerkt als voldoende inspanning van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld in de Wet Taaleis Participatiewet.

Artikel 6 Relatie met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs

Indien belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet Taaleis reeds gestart is met een taaltraject in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs en dit traject loopt nog bij de taalaanbieder, dan kan dit aangemerkt worden als voldoende inspanning van de kant van belanghebbende zoals bedoeld in de Wet taaleis Participatiewet.

Artikel 7 Kennisgeving redelijk vermoeden

Indien uit de toets blijkt dat belanghebbende niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, wordt hij in ieder geval binnen acht weken na de uitkomst van de toets door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 18b lid 1 van de Participatiewet.

Artikel 8 Bereidverklaring

  • 1.

    Indien het college belanghebbende schriftelijk in kennis heeft gesteld van het redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 18b lid 1 van de Participatiewet kan belanghebbende zich bereid verklaren zijn vaardigheden in de Nederlandse taal te verbeteren;

  • 2.

    In de bereidverklaring is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      naam van belanghebbende;

    • b.

      op welk onderdeel of op welke onderdelen belanghebbende zijn vaardigheden in de Nederlandse taal gaat verbeteren;

    • c.

      op welke wijze belanghebbende zijn vaardigheden in de Nederlandse taal gaat verbeteren.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel, indien toepassing van deze beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel Wet Taaleis.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van zijn bekendmaking en werkt terug vanaf 1 januari 2017.

Den Helder, 2 mei 2017

Burgemeester en Wethouders van Den Helder,

       

burgemeester

Koen Schuiling

         

secretaris

Robert Reus

 

Toelichting op de Beleidsregel Wet taaleis

Algemeen

Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk geen uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing indien er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Doel van de inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:

  • -

    Spreekvaardigheid;

  • -

    Luistervaardigheid;

  • -

    Gespreksvaardigheid;

  • -

    Schrijfvaardigheid;

  • -

    Leesvaardigheid.

 

Op grond van artikel 18b van de Participatiewet heeft het college de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te stromen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.

 

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is in de Participatiewet een taaleis opgenomen. Artikel 18b kent naast de inlichtingenplicht, de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 2 Aantonen beheersing Nederlandse taal

sub b.

De leerplichtwet 1969 is inwerking getreden op 30 mei 1968 en regelt dat vanaf het schooljaar waarin het kind 6 wordt, 9 jaar onderwijs gevolgd moet worden (van 6e tot 15e jaar). Daarvoor was de regel dat kinderen met een leeftijd tussen 6 en 12 jaar onderwijs moesten volgen. Voor die groep is dan ook niet objectief vast te stellen dat zij 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd. Voor belanghebbenden die onder de leerplichtwet 1969 vielen, kan wel objectief worden vastgesteld dat zij 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd.

 

Concreet betekent dit dat iedereen die in het schooljaar 1968-1969 6 jaar werd, onder de leerplichtwet 1969 viel. Daarom wordt er vanuit gegaan dat iedereen die in Nederland is geboren met geboortedatum later dan 1 september 1963, en gedurende de leerplichtige leeftijd minimaal 8 jaar in Nederland heeft gewoond, 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. Dat belanghebbende in Nederland woonachtig is geweest, hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat blijkt uit de aan de gemeente ter beschikking staande registraties.

 

sub c en d.

Met deze bepaling wordt de mogelijkheid open gehouden om voor mensen op basis van bepaalde criteria op voorhand vast te stellen dat ze de taal voldoende beheersen of 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd. Hierbij kan worden gedacht aan het hebben van:

  • -

    een Nederlands diploma op het niveau Mbo-2 of hoger.

  • -

    certificaten of diploma’s van erkende onderwijsinstellingen (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs), waaruit blijkt dat de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst wordt; dit kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn.

  • -

    Certificaten of diploma’s van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn:

  • o

    een Belgisch diploma, waaruit blijkt dat het Nederlandstalig onderwijs betreft + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

  • o

    een Surinaams diploma + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

  • o

    een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

  • o

    een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

  • -

    een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II;

  • -

    een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor onderdeel Maatschappij Oriëntatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2);

  • -

    een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

  • -

    een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

  • -

    een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

 

Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen).

 

sub e.

De strekking van dit lid is dat de groep die tevens valt onder de Wet inburgering, niet wordt uitgenodigd in het kader van de Wet taaleis. Dit is in alle gevallen een overbodige belasting van zowel belanghebbende als de uitvoering:

  • -

    Als een belanghebbende inburgeringsplichtig is, en hij volgt een inburgeringstraject, dan wordt dit gezien als voldoende inspanning zoals bedoeld in de Wet taaleis. Het heeft dan geen zin om de klant een taaltoets te laten doen: hoogstwaarschijnlijk zal hij deze (nog) niet halen en vervolgens zal het deelnemen aan het inburgeringstraject als voldoende inspanning worden beschouwd.

  • -

    Heeft belanghebbende nog geen start gemaakt met het inburgeringstraject, dan kan vanuit de Wet Inburgering een boete dreigen. Het uitnodigen van belanghebbende in het kader van de Wet taaleis kan leiden tot een verlaging van de uitkering. Wettelijke bepalingen staan een dergelijke “dubbele sanctionering” in de weg.

  • -

    Een derde groep is de groep die inburgeringsplichtig zijn geweest, maar waarvan de inburgeringsplicht is gestopt vanwege een ontheffing. Als deze ontheffing verband houdt met aantoonbare vergeefse inspanningen of medische gronden, zal die ook gelden als inspanningen worden gevraagd in het kader van de Wet taaleis. Als de ontheffing te maken heeft met aantoonbare voldoende inburgering, dan ligt het in de geest van de wet dat ook de taaltoets niet meer nodig is.

Artikel 3 Taaltoets

Dit artikel geeft aan welke instelling de taaltoets uitvoert. De taaltoets wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen instantie.

Artikel 4 Uitzonderingen

Bij de keuze om geen taaltoets af te nemen is sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit. In dit artikel worden aantal situaties beschreven waarin geen taaltoets wordt afgenomen.

 

sub b.

Een gediagnosticeerd leerprobleem is een leerprobleem dat is vastgelegd in een officiële verklaring van een deskundige. Een voorbeeld is een dyslexie-verklaring.

 

sub g.

Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, ligt het niet in de verwachting dat belanghebbende aan de taaleis kan voldoen.

 

sub h.

Ook hoeft geen taaltoets te worden afgenomen indien door een medisch of psychologisch advies is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing).

Artikel 5 Relatie met de Wet Inburgering

Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet Inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet Inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2).

 

Wanneer een belanghebbende begonnen is met een taaltraject in het kader van de Wet Inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van de belanghebbende zoals bedoeld in de Wet taaleis. De belanghebbende krijgt dus niet met twee verschillende trajecten te maken. Wel dient de gemeente te monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. Desgevraagd moet de aanvrager het volgen van een dergelijk traject aantonen aan de hand van documenten. Dat geldt ook voor het meten van de voortgang. Laat de aanvrager na de betreffende documenten te overleggen, dan heeft dit nog geen gevolgen voor het recht op algemene bijstand. Gevolg is wel, dat bij het niet verstrekken van een bewijs dat men een inburgeringstraject volgt of voortgang maakt, er een verplichting ontstaat om een toets af te leggen in het kader van de Wet taaleis.

Artikel 6 Relatie met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs

Indien belanghebbenden een aanbod met als doel taalverhoging heeft aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis is men actief bezig met verbetering van de beheersing van de Nederlandse taal. Zij leveren daarmee ‘voldoende inspanning’.

Artikel 7 Kennisgeving redelijk vermoeden

Als belanghebbende de taaltoets niet haalt, dan ontvangt hij hiervan in ieder geval een schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8 Bereidverklaring

Belanghebbende kan er voor kiezen om de bereidverklaring al dan niet te tekenen. Tekent hij de bereidverklaring niet dan wordt zijn uitkering verlaagd conform artikel 18b van de Participatiewet. Tekent hij de bereidverklaring wel, dan ziet het college af van de verlaging.

In de bereidverklaring zijn afspraken gemaakt over op welke wijze belanghebbende zich gaat inspannen en op welke onderdelen hij deze inspanningen gaat plegen. Dit kan bijvoorbeeld het volgen van een taalcursus bij een taalaanbieder zijn. Het college geeft een advies aan belanghebbende over de wijze waarop belanghebbende zijn vaardigheden in de Nederlandse taal gaat verbeteren.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.