Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS VERGOEDING KOSTEN KINDEROPVANG |
Citeertitel | Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2017 | Nieuwe regeling | 18-07-2017 | 6376516 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN, (nr. 6376516);
gelet op artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 7, lid 1, onderdeel a en 35, eerste lid van de Participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de “Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang”.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 en 33, tweede lid van de Participatiewet, en de algemene bijstand;
bijstandsnorm alleenstaande ouder: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel a van de Participatiewet;
bijstandsnorm gehuwden: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel b van de Participatiewet;
Artikel 2 Vergoeding kosten kinderopvang
Het college verstrekt aan de ouder een vergoeding voor de kosten van kinderopvang in aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst als bedoeld in artikel 1.13 van de wet ter hoogte van de zogenoemde eigen bijdrage als bedoeld in artikel 1.8, tweede lid van de wet. De kinderopvangtoeslag en de vergoeding tezamen bedraagt niet meer dan de totale kosten van kinderopvang.
De ouder moet gebruik maken van een kinderopvanginstelling als bedoeld in artikel 1.5 van de wet.
Artikel 3 Wettelijke doelgroepen
De ouder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet of artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAW/IOAZ.
De ouder die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en algemene bijstand op grond van artikel 16 of 18 van de Participatiewet ontvangt of kan ontvangen.
De alleenstaande ouder die is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000 en scholing of een opleiding volgt tot en met opleidingsniveau MBO-4.
Artikel 4 Gemeentelijke doelgroepen
De ouder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ en parttime arbeid verricht.
De ouder die op grond van artikel 19, eerste lid van de Wet inburgering die geldig was tot 1 januari 2013 en de Verordening Wet inburgering een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening van de gemeente Groningen toegekend heeft gekregen en deze voorziening volgt.
Artikel 5 Bijzondere omstandigheden
In bijzondere gevallen kan voor noodzakelijke kosten van kinderopvang bijzondere bijstand worden verstrekt. Het betreft de volgende omstandigheden:
kinderopvang die de ouder direct nodig heeft terwijl de kinderopvanginstellingen als bedoeld in artikel 1.5 van de wet niet per direct een plaats beschikbaar hebben.
Als de opvang wordt verzorgd door een particulier dan gaat de bijstand de uurprijs als bedoeld in artikel 1.7 van de wet niet te boven.
Artikel 6 Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Voor vergoeding van kosten voor kinderopvang op grond van een sociale of medische indicatie in gevallen die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag op grond van de wet, is de Regeling kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie van toepassing. Dit is een regeling van de raad van de gemeente Groningen.
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid die de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen biedt om voor een bepaalde doelgroepen een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te verstrekken als aanvulling op de kinderopvangtoeslag.
Daarnaast beoogt het college met deze beleidsregels het bestaande en nieuwe beleid inzake kinderopvangkosten zoveel mogelijk in één regeling onder te brengen.
Artikelsgewijze toelichting (voor zover nodig)
Artikel 2 Vergoeding kosten kinderopvang
Een vergoeding van kosten kinderopvang voor de doelgroepen betreft alleen de eigen bijdrage die de aanvrager zelf moet betalen als hij of zij kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangt. Ontvangt de aanvrager geen kinderopvangtoeslag dan is er ook geen recht op vergoeding als bedoeld in deze beleidsregels (met uitzondering van gevallen genoemd in artikel 5). Het college kiest ervoor de eigen bijdrage volledig te vergoeden.
Onder kinderopvanginstelling kan zowel een geregistreerd kindercentrum worden begrepen als geregistreerde gastouderopvang. Gastouderopvang kan zowel plaatsvinden op het woonadres van de gastouder als op een of meer woonadressen van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt.
Artikel 3 Wettelijke doelgroepen
Met wettelijke doelgroepen wordt in deze beleidsregels gedoeld op de doelgroepen die in artikel 1.13 van de wet worden opgesomd. Het college heeft de keuze (beleidsvrijheid) om voor een of meer van deze doelgroepen een (deel van) de eigen bijdrage te vergoeden.
Het betreft hier zogenoemde tienermoeders of tienerouders die een opleiding volgen. Zij moeten recht hebben of recht kunnen hebben op een uitkering op grond van het afstemmingsartikel of dringende reden. Dit betekent ieder geval dat zij in bijstand-behoevende omstandigheden moeten verkeren.
Artikel 4 Gemeentelijke doelgroepen
Met gemeentelijke doelgroepen wordt in deze beleidsregels gedoeld op de bevoegdheid van de gemeente om naast artikel 1.3 van de wet andere doelgroepen aan te wijzen die kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangen. Grondslag voor vergoeding van de eigen bijdrage is artikel 7, lid 1, onderdeel a van de Participatiewet. Vergoeden van kinderopvangkosten kan namelijk worden beschouwd als een zelfstandige voorziening (Schulinck).
Evenals in artikel 3 geldt ook in dit artikel als inkomensgrens (100 procent van) de bijstandsnorm.
Dit artikellid is slechts bedoeld voor inburgeraars aan wie het college op grond van de Wet inburgering oud een inburgeringscursus heeft toegekend, die zij nog steeds actief volgen. Het betreft dus een uitstervende doelgroep. Aan ‘nieuwe’ inburgeraars verstrekt de gemeente immers geen inburgeringscursussen meer. Zij moeten aankloppen bij de DUO.
Artikel 5 Bijzondere omstandigheden
Dit artikel was opgenomen in artikel 5.27 van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004. Teneinde beleid omtrent kinderopvangkosten zoveel mogelijk in één regeling onder te brengen, is dit artikel in deze beleidsregels opgenomen. Het betreft vergoeding van kinderopvangkosten op grond van artikel 35, eerste lid van de Participatiewet.
In beginsel is geen bijzondere bijstand voor kosten kinderopvang mogelijk (Schulinck). Indien het college van mening is dat kinderopvang nodig is in het kader van re-integratie van de ouder, dan is daarvoor het doelgroepenbeleid van deze beleidsregels van toepassing of kan het college, als de kinderopvangtoeslag niet toereikend is, in een individueel geval een voorziening aanbieden. Mocht sprake zijn van een sociale of medische indicatie, dan is de zogenoemde SMI-regeling van de raad van toepassing.
Er kunnen zich echter in uitzonderlijke situaties omstandigheden voordoen die toch het verstrekken van een bijzondere bijstand voor kinderopvangkosten noodzakelijk maken. Deze zijn in dit artikel geschetst.
Uit de Participatiewet vloeit voort dat altijd zoveel mogelijk van voorliggende voorzieningen gebruik moet worden gemaakt. Maar omdat het in gevallen bedoeld in het eerste lid vaak niet mogelijk is gebruik te maken van een kinderopvanginstelling als bedoeld in de wet en/of op grond van de wet bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag, is artikel 2 hier niet van toepassing.
Artikel 7 Aanvraag, inkomen en besluit
Welke gegevens en bewijsstukken nodig zijn om een besluit op de aanvraag om vergoeding van kosten kinderopvang te kunnen nemen, vloeit voort de artikel(leden) waaronder de aanvraag valt. Zo zal in vrijwel alle gevallen (een kopie van) de overeenkomst met de kinderopvanginstelling nodig zijn en in een deel van de gevallen een arbeidsovereenkomst of bewijs van inschrijving bij opleiding- of cursusinstituut. En wanneer de aanvrager al bij de gemeente bekend is, zal het aantal bewijsstukken beperkt kunnen blijven.