Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

BELEIDSREGELS VERGOEDING KOSTEN KINDEROPVANG

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS VERGOEDING KOSTEN KINDEROPVANG
CiteertitelBeleidsregels vergoeding kosten kinderopvang
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, art. 1.13
  2. Participatiewet, art. 7, lid 1, onderdeel a
  3. Participatiewet, art. 35, lid 1
  4. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-2017Nieuwe regeling

18-07-2017

gmb-2017-135415

6376516

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS VERGOEDING KOSTEN KINDEROPVANG

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN, (nr. 6376516);

gelet op artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 7, lid 1, onderdeel a en 35, eerste lid van de Participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de “Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang”.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Artikel 2 Vergoeding kosten kinderopvang

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouder een vergoeding voor de kosten van kinderopvang in aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst als bedoeld in artikel 1.13 van de wet ter hoogte van de zogenoemde eigen bijdrage als bedoeld in artikel 1.8, tweede lid van de wet. De kinderopvangtoeslag en de vergoeding tezamen bedraagt niet meer dan de totale kosten van kinderopvang.

  • 2.

    De kosten worden vergoed voor zover deze verband houden met de activiteit van een van de doelgroepen als genoemd in deze beleidsregels.

  • 3.

    De ouder moet gebruik maken van een kinderopvanginstelling als bedoeld in artikel 1.5 van de wet.

Artikel 3 Wettelijke doelgroepen

Artikel 4 Gemeentelijke doelgroepen

  • 1.

    De ouder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ en parttime arbeid verricht.

  • 2.

    De ouder die op grond van artikel 19, eerste lid van de Wet inburgering die geldig was tot 1 januari 2013 en de Verordening Wet inburgering een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening van de gemeente Groningen toegekend heeft gekregen en deze voorziening volgt.

  • 3.

    De ouder als bedoeld in het voorgaande lid heeft alleen of als gehuwd tezamen met zijn echtgenoot een inkomen van ten hoogste 100 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 5 Bijzondere omstandigheden

Artikel 6 Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Voor vergoeding van kosten voor kinderopvang op grond van een sociale of medische indicatie in gevallen die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag op grond van de wet, is de Regeling kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie van toepassing. Dit is een regeling van de raad van de gemeente Groningen.

Artikel 7 Aanvraag, inkomen en besluit

  • 1.

    De vergoeding dient schriftelijk bij het college te worden aangevraagd door middel van een daarvoor bestemd formulier, onder overlegging van de vereiste bewijsstukken.

  • 2.

    De aanvraag bevat alle gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de betreffende aanvraag.

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van het inkomen wordt het inkomen in de maand voorafgaand aan de maand van aanvraag in aanmerking genomen.

  • 4.

    De vergoeding wordt vastgesteld met ingang van de datum waarop het recht is ontstaan, als de aanvraag binnen vier weken na deze datum is ingediend. In andere gevallen is de ingangsdatum van de vergoeding gelijk aan de datum waarop de aanvraag door het college is ontvangen.

  • 5.

    De vergoeding wordt vastgesteld voor een periode van maximaal een jaar. Als binnen de vastgestelde periode het inkomen van de ouder zodanig wijzigt dat geen recht meer bestaat op vergoeding, wordt de duur van de periode tussentijds aangepast.

  • 6.

    In de beschikking wordt de inlichtingenverplichting opgenomen.

  • 7.

    De vergoeding wordt rechtstreeks uitbetaald aan de betreffende kinderopvanginstelling of particulier als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1.

    Artikel 5.27 van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 vervalt.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 september 2017.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang”.

 

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 18 juli 2017

De burgemeester,

Peter denOudsten

De secretaris,

PeterTeesink

TOELICHTING

Algemeen

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid die de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen biedt om voor een bepaalde doelgroepen een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te verstrekken als aanvulling op de kinderopvangtoeslag.

Daarnaast beoogt het college met deze beleidsregels het bestaande en nieuwe beleid inzake kinderopvangkosten zoveel mogelijk in één regeling onder te brengen.

 

Artikelsgewijze toelichting (voor zover nodig)

Artikel 2 Vergoeding kosten kinderopvang

Eerste lid

Een vergoeding van kosten kinderopvang voor de doelgroepen betreft alleen de eigen bijdrage die de aanvrager zelf moet betalen als hij of zij kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangt. Ontvangt de aanvrager geen kinderopvangtoeslag dan is er ook geen recht op vergoeding als bedoeld in deze beleidsregels (met uitzondering van gevallen genoemd in artikel 5). Het college kiest ervoor de eigen bijdrage volledig te vergoeden.

 

Derde lid

Onder kinderopvanginstelling kan zowel een geregistreerd kindercentrum worden begrepen als geregistreerde gastouderopvang. Gastouderopvang kan zowel plaatsvinden op het woonadres van de gastouder als op een of meer woonadressen van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt.

Artikel 3 Wettelijke doelgroepen

Met wettelijke doelgroepen wordt in deze beleidsregels gedoeld op de doelgroepen die in artikel 1.13 van de wet worden opgesomd. Het college heeft de keuze (beleidsvrijheid) om voor een of meer van deze doelgroepen een (deel van) de eigen bijdrage te vergoeden.

 

Tweede lid

Het betreft hier zogenoemde tienermoeders of tienerouders die een opleiding volgen. Zij moeten recht hebben of recht kunnen hebben op een uitkering op grond van het afstemmingsartikel of dringende reden. Dit betekent ieder geval dat zij in bijstand-behoevende omstandigheden moeten verkeren.

Artikel 4 Gemeentelijke doelgroepen

Met gemeentelijke doelgroepen wordt in deze beleidsregels gedoeld op de bevoegdheid van de gemeente om naast artikel 1.3 van de wet andere doelgroepen aan te wijzen die kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangen. Grondslag voor vergoeding van de eigen bijdrage is artikel 7, lid 1, onderdeel a van de Participatiewet. Vergoeden van kinderopvangkosten kan namelijk worden beschouwd als een zelfstandige voorziening (Schulinck).

 

Evenals in artikel 3 geldt ook in dit artikel als inkomensgrens (100 procent van) de bijstandsnorm.

 

Tweede lid

Dit artikellid is slechts bedoeld voor inburgeraars aan wie het college op grond van de Wet inburgering oud een inburgeringscursus heeft toegekend, die zij nog steeds actief volgen. Het betreft dus een uitstervende doelgroep. Aan ‘nieuwe’ inburgeraars verstrekt de gemeente immers geen inburgeringscursussen meer. Zij moeten aankloppen bij de DUO.

Artikel 5 Bijzondere omstandigheden

Dit artikel was opgenomen in artikel 5.27 van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004. Teneinde beleid omtrent kinderopvangkosten zoveel mogelijk in één regeling onder te brengen, is dit artikel in deze beleidsregels opgenomen. Het betreft vergoeding van kinderopvangkosten op grond van artikel 35, eerste lid van de Participatiewet.

 

In beginsel is geen bijzondere bijstand voor kosten kinderopvang mogelijk (Schulinck). Indien het college van mening is dat kinderopvang nodig is in het kader van re-integratie van de ouder, dan is daarvoor het doelgroepenbeleid van deze beleidsregels van toepassing of kan het college, als de kinderopvangtoeslag niet toereikend is, in een individueel geval een voorziening aanbieden. Mocht sprake zijn van een sociale of medische indicatie, dan is de zogenoemde SMI-regeling van de raad van toepassing.

Er kunnen zich echter in uitzonderlijke situaties omstandigheden voordoen die toch het verstrekken van een bijzondere bijstand voor kinderopvangkosten noodzakelijk maken. Deze zijn in dit artikel geschetst.

 

Vierde lid

Uit de Participatiewet vloeit voort dat altijd zoveel mogelijk van voorliggende voorzieningen gebruik moet worden gemaakt. Maar omdat het in gevallen bedoeld in het eerste lid vaak niet mogelijk is gebruik te maken van een kinderopvanginstelling als bedoeld in de wet en/of op grond van de wet bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag, is artikel 2 hier niet van toepassing.

Artikel 7 Aanvraag, inkomen en besluit

Eerste en tweede lid

Welke gegevens en bewijsstukken nodig zijn om een besluit op de aanvraag om vergoeding van kosten kinderopvang te kunnen nemen, vloeit voort de artikel(leden) waaronder de aanvraag valt. Zo zal in vrijwel alle gevallen (een kopie van) de overeenkomst met de kinderopvanginstelling nodig zijn en in een deel van de gevallen een arbeidsovereenkomst of bewijs van inschrijving bij opleiding- of cursusinstituut. En wanneer de aanvrager al bij de gemeente bekend is, zal het aantal bewijsstukken beperkt kunnen blijven.