Organisatie | Achtkarspelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bezoldigingsregeling |
Citeertitel | Bezoldigingsregeling |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | Onbekend | 13-08-2010 Onbekend | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen;
overwegende dat de gemeente Achtkarspelen een organisatie wil zijn waarin op een transparante, toetsbare en zo objectief mogelijke wijze gestuurd wordt op resultaten en waarbij de beoordeling en beloning van medewerkers wordt gebruikt om deze doelstellingen te bereiken,
gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO;
gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;
gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg, d.d. 26 mei 2009;
besluit vast te stellen de navolgende verordening:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen;
de directeur als bedoeld in artikel 4 van de organisatieverordening;
het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO/
het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;
de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de CAR/UWO, en opgenomen in
bijlage II en IIa van de CAR/UWO;
het hoogste bedrag van een salarisschaal;
de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR/UWO;
de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR/UWO;
de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;
de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR/UWO;
overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR/UWO;
CAR/UWO: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;
UWO: Uitwerkingsovereenkomst (van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten);
leidinggevende: voor de medewerker de teamleider van het team waarbinnen de medewerker werkzaam is, voor de teamleider de afdelingsmanager van de afdeling waarvan het team deel uitmaakt, voor afdelingsmanagers en de medewerkers van de concernstaf de directeur, voor de medewerker die niet binnen een team werkzaam is de afdelingsmanager.
Artikel 2 Recht op bezoldiging
1.Het recht op bezoldiging begint met de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Wanneer in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, begint het recht op bezoldiging met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.
2.Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.
Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.
Artikel 4 Onvolledige betrekking
De bezoldiging van de medewerker met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.
Artikel 5 Bepaling salarisschaal
Als de medewerker nog niet volledig voldoet aan de minimale eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal, de aanloopschaal. Na maximaal 12 maanden geldt voor de medewerker de bij de uitkomst van de functiewaardering behorende salarisschaal, tenzij uit personeelsbeoordeling blijkt dat hij nog niet volledig voldoet aan het minimaal noodzakelijke niveau voor de functie.
6.Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid in het kader van re-integratie, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de al voor hem geldende salarisschaal.
Bij eerste aanstelling ontvangt de medewerker in de regel het minimumsalaris in de voor hem geldende salarisschaal. Op basis van elders opgedane relevante kennis, ervaring en vaardigheden kan het college bij eerste aanstelling een hoger salaris in de voor hem geldende salarisschaal vaststellen dan het minimumsalaris.
Bij benoeming in een andere functie waarvoor een hogere salarisschaal geldt wordt het salaris in de voor hem geldende nieuwe salarisschaal opnieuw bepaald. Het salaris in de nieuwe schaal wordt vastgesteld op minimaal het bedrag gelegen onmiddellijk boven het bedrag dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten.
Bij benoeming in een andere functie waarvoor een lagere salarisschaal geldt wordt het salaris bepaald op het salaris in de oude functie, doch maximaal op het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal. Indien het salaris in de oude functie hoger is dan het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal wordt de medewerker het verschil bij wijze van toelage toegekend. Deze toelage wordt als salaris aangemerkt. Het bepaalde in de eerste en tweede volzin is niet van toepassing indien de daar bedoelde benoeming plaatsvindt aansluitend op een tijdelijke benoeming in een functie waarvoor een hogere salarisschaal gold en de medewerker bij die tijdelijke benoeming is meegedeeld dat de salarisschaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden en in gevallen waarop het sociaal statuut van toepassing is.
Indien de in de eerste volzin van het vierde lid bedoelde benoeming plaatsvindt als disciplinaire maatregel conform artikel 16:1:2 lid h van de CAR/UWO of wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie anders dan door ziekte wordt het salaris bepaald op basis van de nieuwe salarisschaal.
Als de in de eerste volzin van het vierde lid bedoelde benoeming plaatsvindt op aanvraag van de medewerker wordt het salaris bepaald op basis van de nieuwe functieschaal. Is de medewerker 55 jaar of ouder en op zijn aanvraag benoemd in een andere functie waarvoor een lagere functieschaal geldt, dan blijft de pensioenopbouw gebaseerd op het salaris in de oude functie.
Wanneer als gevolg van een hernieuwde waardering van de functie voor de medewerker een lagere salarisschaal gaat gelden wordt het salaris bepaald op een gelijk salaris, doch maximaal op het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal. Indien het laatstelijk genoten salaris hoger is dan het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal wordt de medewerker het verschil bij wijze van toelage toegekend. Deze toelage wordt als salaris aangemerkt. De medewerker behoudt het salarispectief behorende bij de oude salarisschaal.
Artikel 7 Salarisverhoging op basis van functioneren
Het op grond van artikel 6 bepaalde salaris van de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt verhoogd tot het bedrag volgend op het naast hogere bedrag als uit personeelsbeoordeling blijkt zijn functioneren de gestelde eisen in uitzonderlijke mate overtreft.
De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel en artikel 8 lid 1.
• bij wijze van disciplinaire straf;
• van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een
psychiatrisch ziekenhuis of daarmee gelijk te stellen inrichting;
• op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging ter zake een misdrijf tegen hem is
ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die
• omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd
d.tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid.
Artikel 9 Incidentele beloning van extra inzet
Aan de medewerker of een groep van medewerkers kan een eenmalige beloning als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend bij extra inzet of voor het verrichten van niet geplande activiteiten.
Het college kan nadere regels stellen over de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 9 en 10.
Artikel 12 Geen afbouwregeling
Bij het beëindigen van de toelage in artikel 10 wordt geen afbouwregeling toegepast.
Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR/UWO.
Artikel 15 Toelage bereikbaarheid- en beschikbaarheiddienst
Aan de medewerker die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO als gevolg van een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden om bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de medewerker van 60 jaar of ouder van wie de bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 14 en 15 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de medewerker de toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de medewerker de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikelen 14 en 15 – heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.
Artikel 17 Onvoorziene gevallen
Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft het college een bijzondere regeling.
Artikel 18 Inwerkingtreding en titel
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de
Artikel 7 Salarisverhoging op basis van functioneren
De structurele beloning heeft als doel het leveren van betere resultaten in de toekomst. Beoordeling van de daarvoor benodigde groei in het functioneren en presteren vindt plaats aan de hand van de voor de functie geldende competenties.
De gerealiseerde ontwikkeling van competenties en geleverde prestaties wordt tijdens het evaluatie- en beoordelingsgesprek vergeleken met de in het planningsgesprek afgesproken ontwikkeling van de competenties en te leveren prestaties.
Uit deze vergelijking kunnen vervolgens op basis van de driepuntschaal voor de beoordeling de volgende beloningsbeslissingen worden genomen:
Artikel 8 Incidentele beloning van prestaties
Als uit de personeelsbeoordeling blijkt dat de medewerker de werkresultaten - zoals besproken in het planningsgesprek en vastgelegd in het indivueel werkplan - in uitzonderlijke mate overtreft kan een eenmalige bonus worden toegekend van maximaal € 2.500 netto.
Artikel 9 Incidentele beloning van extra inzet
Naast bovengenoemde beloningscomponenten is ruimte voor incidentele (team)beloning, in de vorm van bijv. een gratificatie, cadeaubon of etentje. Deze beloningsvorm is met name geschikt voor het belonen van extra, meestal kortdurende, inzet. Bij deze kortdurende inzet verdient het de voorkeur om deze beloning direct toe te kennen na de geleverde prestatie (boter bij de vis). Toekenning aan het einde van het jaar bij de beoordelingronde behoort echter ook tot de mogelijkheden.
Ook voor het belonen van zeer goede prestaties/werkresultaten op resultaatgebieden die ten tijde van het opstellen van het IWP en het voeren van het planningsgesprek niet waren voorzien kan deze beloningsvorm worden toegepast.