Organisatie | Oostzaan |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijk regeling Stadsregio Amsterdam |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet gemeenschappelijke regelingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2006 | 01-05-1992 | 08-06-2006 | wijziging | 08-06-2006 - | - |
01-05-1992 |
|
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college van burgemeester en wethouders" en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Stadsregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II DE STADSREGIO AMSTERDAM
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam op grond van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang.
Paragraaf 2: Bevoegdheden, nader omschreven
De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:
De regioraad stelt een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het dagelijks bestuur aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te voeren beleid.
De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemende gemeenten verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemende gemeenten.
De regioraad stelt een integraal plan vast voor de gewenste milieukwaliteit in het samenwerkingsgebied, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van het verkeer en het vervoer, de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en de economische ontwikkeling rekening wordt gehouden.
Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 8.2a en 8.2b van de Wet Milieubeheer, voor wat betreft het verlenen van vergunningen, zodra een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur dit mogelijk maakt en maakt in overleg met de deelnemende gemeenten, gebruik van de delegatiemogelijkheid, als bedoeld in artikel 8.2b van de Wet milieubeheer.
De regioraad stelt periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie op, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, het verkeer en het vervoer, het milieu en het arbeidsmarktbeleid wordt rekening gehouden.
De regioraad geeft daarin het beleid aan:
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg in het samenwerkingsgebied.
Voor zover een op grond van dit artikel vastgestelde verordening voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. De regioraad kan daarbij bepalen, dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het hele gebied, danwel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Paragraaf 3: Overige bevoegdheden
Voor de behartiging van alle in artikel 4 genoemde belangen is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
De regioraad kan takken van dienst instellen, belast met de uitvoering van een taak c.q.bevoegdheid, als bedoelt in artikel 5, onder b, juncto artikel 18. Hierop is artikel 196 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
de Stadsregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de Stadsregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van woningen, overeenkomstig hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet.
Bij het opstellen van een ontwerp van een plan pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.
Paragraaf 1: De samenstelling van de regioraad
De leden van de regioraad worden door de raden van de deelnemende gemeenten, uit hun midden de voorzitters inbegrepen en uit de wethouders aangewezen. Daarbij wordt de volgende maatstaf in acht genomen:
voor gemeenten tot 20.000 inwoners 1 lid
voor gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners 2 leden
voor gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners 3 leden
voor gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners 4 leden
voor gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners 5 leden
De leden, aangewezen door de raden van gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, kunnen zich laten vervangen door een als zodanig door de raad van de desbetreffende gemeente, gelijktijdig aangewezen plaatsvervangend lid. Op plaatsvervangende leden zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing.
Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van de Stadsregio Amsterdam of van een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.
De raden van de deelnemende gemeenten bevorderen, dat de politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk overeenkomt met de politieke verhoudingen in het samenwerkingsgebied.
Indien de aanwijzing van een lid van de regioraad tussentijds niet meer in overeenstemming is met artikel 17, eerste lid, wijst c.q. wijzen de raad c.q. de raden van de desbetreffende gemeente(n), zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
Het lid, dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreding opengevallen plaats tot lid van de regioraad is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats het is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, eindigt het lidmaatschap van de regioraad
eveneens op het moment van uittreding uit de gemeenschappelijke regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.
Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de wet vergadert de regioraad voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer tenminste tien leden van de regioraad zulks nodig achten. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen een maand nadat de met redenen omklede aanvraag daartoe de voorzitter heeft bereikt.
De leden van de regioraad kunnen een door de regioraad vast te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Bij de vaststelling van deze tegemoetkoming en vergoeding wordt het gestelde in artikel 21 van de wet in acht genomen.
Afdeling b: Het dagelijks bestuur
Paragraaf 1: De samenstelling van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van de regioraad en zes door de regioraad uit zijn midden aan te wijzen leden, met dien verstande dat:
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt kiest de regioraad zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Artikel 33 is daarbij opnieuw van toepassing. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in de regioraad, dan kan deze raad het kiezen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in de regioraad weer zal zijn bezet.
Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur van langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende een naar verwachting langdurige termijn wordt vervangen op een wijze, bedoeld in artikel 42, derde lid, kan de regioraad in de tijdelijke vervanging van dat lid c.q. van hem die de voorzitter vervangt voorzien.
a. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.
De artikelen 22, 28, en 56 t/m 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de voorzitter geen doorslaggevende stem heeft. In dat geval is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing.
Paragraaf 4: De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van de Stadsregio Amsterdam, benoemen c.q. te werk stellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de Stadsregio Amsterdam, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;
Hoofdstuk VIII UITBREIDING BELANGEN / VERANDERING BESTAANDE BEVOEGDHEDEN / OVERDRACHT NIEUWE GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN
De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).
Hoofdstuk X FINANCIËLE BEPALINGEN
De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de algemene dienst en van de takken van dienst van de Stadsregio Amsterdam. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.
De regioraad stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de wet gevolgd.
Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal bureau voor de statistiek vastgestelde bevolkingscijfers.
De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen, aan te gaan door de Stadsregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de NV. Bank Nederlandse gemeenten.
1.Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen, alsmede artikel 57 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het bepaalde in artikel 53 voor zover het wijzigingen betreft van de begroting, die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.
2 Voor af- en overschrijvingen op de posten van de begroting zijn artikel 53 en volgende zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing voor zover hiervoor niet bij de begroting zelf of bij een afzonderlijk door gedeputeerde staten goedgekeurd besluit van de regioraad machtiging is verleend.
Van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio Amsterdam over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording gedaan aan de regioraad onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 52, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden.
De regioraad kan besluiten tot vorming van een fonds, strekkende tot het reserveren van andere dan gemeentelijke gelden. De met gelden in het fonds gekweekte rente wordt in dit fonds gestort. De begroting inzake de verrekening met de gemeenten dient in verband hiermede te worden aangepast.
De regioraad beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling, voorzover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Artikel 28 van de wet is niet van toepassing.
Hangende het onderzoek van het geschil kan het besluit, dat onderwerp van het geschil uitmaakt, op verzoek van het belanghebbende bestuur door de regioraad worden geschorst op grond dat de uitvoering van het besluit voor dat bestuur een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Deze schorsing vervalt, zodra door de regioraad is beslist op het geschil of op een ander tijdstip, door de regioraad aangegeven bij de beslissing van het geschil.
Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Stadsregio Amsterdam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek inwilligen.
Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgende op dat waarin de goedkeuring van het besluit tot uittreding heeft plaatsgevonden en de uittreding is ingeschreven in het provinciale register, als bedoelt in artikel 27 van de wet.
Een wijziging is totstandgekomen zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.
De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.