Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2013-2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2013-2015
CiteertitelBijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2013 - 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpNatuur, milieu en beheer openbare ruimte

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 7-11-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gem. blad 2012, afd. 3A, nr. 172/734

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, Art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015nieuwe regeling

07-11-2012

Gem. blad 2012, afd. 3A, nr. 172/734

Gem. blad 2012, afd. 1, nr. 734

Tekst van de regeling

Intitulé

Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2013-2015

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    asiel: een instelling zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999;

  • b.

    ASA: Algemene Subsidieverordening Amsterdam;

  • c.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    dierenambulance: een instelling in het bezit van een of meer auto's die voldoende zijn toegerust en uitgerust om voor het vervoer van gewonde of zieke dieren te worden gebruikt, en in geval van gebruik voldoende bemand zijn, doch minstens met twee personen, waarvan minstens één met het diploma dieren-EHBO, en welke instelling tevens beschikt over een telefonisch bereikbare meldkamerdiegemachtigd is deze auto's te doen inzetten, en voorts beschikt over een toegestane ruimte voor het tijdelijk bewaren van kadavers;

  • f.

    dierenopvangcentrum: een instelling die in staat is meer dan 50 gezelschapsdieren of vrij levende dieren gelijktijdig op te vangen, te huisvesten en te verzorgen;

  • g.

    periodieke subsidie: een per boekjaar of aantal boekjaren verstrekte subsidie zoals bedoeld in artikel 4:58 van de Awb;

  • h.

    projectsubsidie: een eenmalig verstrekte subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager.

Artikel 2 Toepasselijke regelgeving

De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam zijn van toepassing, tenzij deze bijzondere verordening uitdrukkelijk anders bepaalt.

Artikel 3 Beslisbevoegdheid

  • 1.

    Het college stelt subsidieplafonds vast. De subsidieplafonds worden voor ieder van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 afzonderlijk vastgesteld.

  • 2.

    Indien in de door de gemeenteraad vastgestelde begroting of in een daarvan deel uitmakende bijlage een post is opgenomen die blijkens de daarbij behorende omschrijving uitsluitend is bestemd als subsidie ‘dierenwelzijn' ten behoeve van een aanvrager, geldt deze begrotingspost als subsidieplafond voor die aanvrager.

Artikel 4 Ontvanger subsidie

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan ontvangers werkzaam in de gemeente Amsterdam die actief zijn in de sector dierenwelzijn.

Artikel 5 Aanvraag en verlening subsidies

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd voor een periode van een jaar, eindigend op 31 december.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 3.

    In afwijking van de ASA wordt een aanvraag om subsidie ingediend uiterlijk 1oktober van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

  • 4.

    In afwijking van de ASA wordt op alle tijdig ingediende aanvragen gelijktijdig beslist vóór 1 maart van het jaar waarvoor aanvragen konden worden ingediend.

Artikel 6 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager geen eigen bijdrage in financiële zin of anderszins inbrengt.

  • 2.

    De subsidie wordt verder geweigerd indien de aanvrager op commerciële basis werkt.

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd het bepaalde in de ASA behoeft de subsidieontvanger van een periodieke subsidie de toestemming van het college voor het genoemde in artikel 4:71, eerste lid, onder de leden a, b, c, d, h, i en j, van de Awb.

Artikel 8

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De subsidieontvanger verleent aan het college, dan wel aan een door het college aangewezen ambtenaar, inzage in de administratie, voor zover het college dit nodig acht.

  • 3.

    De subsidieontvanger dient bij de uitoefening van de werkzaamheden te voldoen aan kwaliteitseisen die hieraan op grond van dierenwelzijn kunnen worden gesteld.

Artikel 9 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    In afwijking van de ASA is de subsidieontvanger verplicht om voor subsidies groter dan € 5.000 binnen zes maanden na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, of binnen zes maanden na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, bij het college een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in te dienen.

  • 2.

    Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger de gegevens die het college nodig heeft voor het vaststellen van de subsidie.

  • 3.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid, gaat voor subsidies groter dan €125.000 vergezeld van een controleverklaring als bedoeld in artikel 4:78 van de Awb.

Artikel 10 De subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt een subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste zes weken verdagen; het doet hiervan tijdig mededeling aan de aanvrager.

  • 2.

    Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van deze verordening, niet tijdig is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen binnen negen maanden na afloop van de periode of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    Het college stelt een subsidie niet eerder ambtshalve vast dan nadat een door hem te stellen termijn waarbinnen alsnog een aanvraag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van deze verordening, kan worden ingediend, is verstreken.

Artikel 11

  • Het college kan bij het vaststellen van de subsidie die kosten en uitgaven buiten beschouwing laten, die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Deze kosten kunnen in ieder geval betrekking hebben op gedane uitgaven respectievelijk boekingen ter zake van:

  • a.

    afschrijvingen;

  • b.

    uitgaven die geen verband houden met de aanvraag waar de subsidieverlening op gebaseerd was;

  • c.

    reserveringen.

Hoofdstuk 2 Subsidie voor de opvang van zwervende gezelschapsdieren

Artikel 12 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die beschikken over een asiel met een rechtsgeldige vergunning en voldoen aan de vereisten van het Honden- en kattenbesluit 1999.

Artikel 13 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten van de opvang van binnen de gemeente aangetroffen zwerfdieren.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor een deel van de kosten van:

  • a.

    de beschikbaarheid van asielplaatsen;

  • b.

    de verzorging van zwerfdieren in het asiel.

Artikel 14 Weigeringsgronden

  • Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de instelling van aanvrager niet over een vergund en toegestaan asiel beschikt;

  • b.

    de instelling van aanvrager geen beheerder in dienst heeft;

  • c.

    de instelling van aanvrager niet bereid is zich in te zetten voor het herplaatsen van de zwerfdieren.

Artikel 15 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de aanvrager bijdraagt aan:

  • a.

    dierenwelzijn;

  • b.

    zorg voor meerdere diersoorten;

  • c.

    kwaliteit van dienstverlening;

  • d.

    inzet van vrijwilligers;

  • e.

    duurzame herplaatsing van zwerfdieren;

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 16 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een periodieke subsidie.

Artikel 17 Berekening van de subsidie

  • Het college stelt voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van bijdragen per activiteit. Verder stelt het college regels vast voor:

  • a.

    de berekening van de capaciteitskosten voor een verantwoord asielbeheer en een verantwoorde dierverzorging met beschikbaarheid van een toereikend aantal asielplaatsen;

  • b.

    de berekening van een normbijdrage van de verzorgingskosten van een in bewaring genomen zwerfdier.

Artikel 18 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving van de aanvraag, en de inhoud van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    zich te houden aan de bepalingen van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst;

  • b.

    binnen zes maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen met een goedkeurende controleverklaring voor subsidies groter dan € 125.000.

Hoofdstuk 3 Subsidie voor de opvang voor vrij levende dieren

Artikel 19 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die beschikken over een dierenopvangcentrum met een rechtsgeldige vergunning onder andere om vrij levende dieren onder zich te hebben.

Artikel 20 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten van de opvang van hulpbehoevende en niet zelfredzame vrij levende dieren. Het dient hierbij uitsluitend te gaan om dieren die zo spoedig als mogelijk is bij een vermoeden van voldoende zelfredzaamheid door de instelling van aanvrager op een kansrijke locatie worden teruggezet in de vrije natuur.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor een deel van de kosten van:

  • a.

    de beschikbaarheid van opvangplaatsen;

  • b.

    de verzorging van de dieren in de opvang, en

  • c.

    de beheerder.

Artikel 21 Weigeringsgronden

  • Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de instelling van aanvrager niet over een vergund en toegestaan dierenopvangcentrum beschikt;

  • b.

    de instelling van aanvrager geen beheerder in dienst heeft;

  • c.

    de instelling van aanvrager niet bereid is de dieren duurzaam terug te plaatsen in de vrije natuur.

Artikel 22 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de aanvrager bijdraagt aan:

  • a.

    dierenwelzijn;

  • b.

    een duurzame en kansrijke terugplaatsing van zelfredzame dieren;

  • c.

    zorg voor meerdere diersoorten;

  • d.

    kwaliteit van dienstverlening;

  • e.

    inzet van vrijwilligers.

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 23 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een periodieke subsidie.

Artikel 24 Berekening van de subsidie

  • Het college stelt voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van bijdragen per activiteit. Verder stelt het college regels vast voor:

  • a.

    de berekening van een bijdrage in de personele kosten;

  • b.

    de berekening van een normbedrag per dier.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving van de aanvraag, en de inhoud van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    zich te houden aan de bepalingen van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst;

  • b.

    binnen zes maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen met een goedkeurende controleverklaring voor subsidies groter dan € 125.000.

Hoofdstuk 4 Subsidie voor de dierenambulance

Artikel 26 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die beschikken over een lidmaatschap bij de Federatie Dierenambulance Nederland om de activiteiten van een dierenambulance uit te voeren, een 24-uurs bereikbaarheid en inzetbaarheid hebben, en voor zover dieren 's avonds en 's nachts niet naar een opvangcentrum kunnen worden gebracht, deze dieren tijdelijk kunnen opvangen.

Artikel 27 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de door het college noodzakelijk geachte kosten van de ambulancedienst binnen de gemeente Amsterdam bij de verlening van eerste hulp aan gewonde dieren en waarbij voldaan wordt aan de volgende criteria:

    • a.

      het betreft zwerfdieren die door de ambulance naar een door de gemeente aangewezen dierenasiel of dierenopvang worden vervoerd;

    • b.

      het betreft vrij levende dieren waarbij botulisme vermoed wordt;

    • c.

      het betreft vrij levende dieren die gewond of niet zelfredzaam zijn aangetroffen.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor de kosten die samenhangen met het vervoer van kadavers die aangetroffen worden op de openbare weg binnen de gemeente Amsterdam en meegenomen worden naar de eigen kadaveropslagruimte voor destructie, met inbegrip van de kosten van tijdelijke opslag en destructie van kadavers.

Artikel 28 Weigeringsgronden

  • Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de instelling van aanvrager niet over een meldkamer met telefooncentrale beschikt;

  • b.

    de instelling van aanvrager niet over ten minste één ambulance beschikt;

  • c.

    de instelling van aanvrager niet over een opslagruimte voor kadavers beschikt.

Artikel 29 Verdeling van het subsidieplafond

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de aanvrager bijdraagt aan:

    • a.

      dierenwelzijn;

    • b.

      deskundige hulpverlening aan gewonde en niet zelfredzame dieren;

    • c.

      kwaliteit van dienstverlening;

    • d.

      kwaliteit van in te zetten middelen;

    • e.

      geoefendheid bij hulpverlening;

    • f.

      inzet van vrijwilligers.

  • 2.

    Het college honoreert de aanvragen naar de volgorde van de prioriteitenlijst.

Artikel 30 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een periodieke subsidie.

Artikel 31 Berekening van de subsidie

  • Het college stelt voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van bijdragen per activiteit. Verder stelt het college regels vast voor:

  • a.

    de berekening van het aantal te subsidiëren ambulanceritten;

  • b.

    de berekening van de bijdrage per ambulancerit.

Artikel 32 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving van de aanvraag, en de inhoud van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      zich te houden aan de bepalingen van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst;

    • b.

      binnen zes maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen met een goedkeurende controleverklaring voor subsidies groter dan € 125.000.

Hoofdstuk 5 Subsidie voor educatie en voorlichting met betrekking tot gezelschapsdieren, alsmede andere activiteiten die de bevordering van het dierenwelzijn beogen

  Artikel 33 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die activiteiten ontwikkelen, gericht op educatie en voorlichting met betrekking tot gezelschapsdieren, of zich richten op bevordering van het dierenwelzijn in het algemeen, of activiteiten ontwikkelen die gericht zijn op het voorkomen van de toename van de populatie van zwerfdieren.

Artikel 34 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten, gericht op educatie en voorlichting binnen de gemeente Amsterdam, betreffende:

    • a.

      het op verantwoorde wijze houden van gezelschapsdieren, zowel inheemse als exotische soorten, de omgang met deze dieren en het beperken van overlast voor de omgeving, de gevolgen van onvoldoende verzorging of verwaarlozing, gevaar voor de volksgezondheid, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, alsmede het bevorderen van het dierenwelzijn in het algemeen;

    • b.

      het op verantwoorde wijze omgaan met vrij levende dieren, de mogelijke gevaren voor de volksgezondheid, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, alsmede het bevorderen van het dierenwelzijn in de vrije natuur in het algemeen.

  • 2.

    Subsidie kan verder uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die de bevordering van het dierenwelzijn in het algemeen beogen, of in het bijzonder gericht zijn op het voorkomen van de toename van de populatie van zwerfdieren.

  • 3.

    Niet voor subsidie komen in aanmerking de kosten van huisvesting, exploitatie, onderhoud, administratie met apparatuur en de overhead, alsmede de kosten van duurzame gebruiksgoederen.

Artikel 35 Weigeringsgronden

  • Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de organisatie van aanvrager niet blijkens de statuten het bevorderen van het dierenwelzijn direct of indirect als doel kent;

  • b.

    de organisatie van aanvrager niet zelf de activiteiten uitvoert;

  • c.

    de subsidie niet uitsluitend bedoeld is voor activiteiten binnen de gemeente Amsterdam.

Artikel 36 Verdeling van het subsidieplafond

  • Het college rangschikt de aanvragen op een prioriteitenlijst. De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt, wordt bepaald door de mate waarin de voorgestelde activiteit bijdraagt aan de doelstelling, gelet op:

  • a.

    de kwaliteit van de voorgestelde activiteit;

  • b.

    de beoogde doelgroep;

  • c.

    de verwachte duurzaamheid van het effect van de activiteit;

  • d.

    de ontwikkeling van het dierenwelzijn;

  • e.

    de voorbeeldfunctie voor dierenwelzijn;

  • f.

    de betrokkenheid en inzet van vrijwilligers;

  • g.

    de aandacht voor meerdere diersoorten.

Artikel 37 Vorm van de subsidie

Een subsidie op basis van dit hoofdstuk van deze verordening is een projectsubsidie. Subsidies voor bedragen tot een maximum van € 5.000 kunnen als waarderingssubsidie worden verstrekt.

Artikel 38 Berekening van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt voor voorlichting en educatie en voor overige activiteiten, gericht op het bevorderen van dierenwelzijn in het algemeen, ten hoogste 90% van de werkelijke kosten van de voorgestelde activiteit, met een maximum van € 40.000 per aanvraag.

  • 2.

    Het college kan in ieder geval een lager percentage hanteren indien de voor de activiteit overige beschikbare middelen hiertoe aanleiding geven.

  • 3.

    De subsidie bedraagt voor activiteiten, gericht op het beperken van de toename van de populatie van zwerfdieren, ten hoogste 90% van de door het college noodzakelijk geachte kosten van de voorgestelde activiteit, met een maximum van € 100.000 per aanvraag.

Artikel 39 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat het programma of de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschrijving, de begroting en het dekkingsplan van de aanvraag.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      binnen vijf maanden na de datum van het besluit tot subsidieverstrekking met de uitvoering van de activiteit te beginnen en dit schriftelijk aan het college te melden;

    • b.

      voor subsidies groter dan € 5.000 binnen zes maanden na afloop van een activiteit een inhoudelijk en financieel verslag bij het college in te dienen;

    • c.

      een wijziging in de financiering van de activiteit onmiddellijk schriftelijk aan het college te melden.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid kan het college verplichtingen opleggen met betrekking tot de termijn waarbinnen de beoogde activiteit plaatsvindt.

Hoofdstuk 6 Slotartikelen

  Artikel 40 Slotartikelen

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van een of meer bepalingen van deze verordening.

Artikel 41

Deze verordening wordt aangehaald als: Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2013-2015, of afgekort als Bsd 2013-2015.

Artikel 42

Deze verordening vervalt op 1 januari 2015.

Toelichting

Toelichting bij de Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn 2013-2015

Verschillende dierenorganisaties leveren in Amsterdam een bijdrage aan het dierenwelzijn. Zij worden hiertoe in staat gesteld mede door de verlening van subsidies door de gemeente.

Subsidies werden vóór 2008 zonder een toegespitste verordening verstrekt, maar op basis van een overeenkomst met de ontvangende organisaties. De Accountantsdienst Amsterdam (ACAM) adviseerde in 2006 de subsidieverlening te structureren waardoor deze aan de eisen voor rechtmatigheid voldoen. In de Nota Amsterdams Dierenwelzijn (vastgesteld door de raad op 22 februari 2006) wordt de noodzaak van heldere en transparante subsidieregels ook onderschreven.

De Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn is de uitwerking van de verdelingswijze van de dierenwelzijnbudgetten (begrotingspost dierenwelzijn) onder de instellingen die gezelschapsdieren opvangen, instellingen die vrij levende dieren opvangen, de dierenambulance (transport van dieren, verwijderen kadavers uit de openbare ruimte en botulismebestrijding) en organisaties die werken aan overlastbestrijding, educatie en voorlichting.

De Bijzondere subsidieverordening dierenwelzijn (Bsd) is onderverdeeld in vier groepen:

  • opvang van zwervende gezelschapsdieren;

  • opvang van vrij levende dieren;

  • dierenambulance;

  • educatie en voorlichting.

Voor elke groep zijn de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, weigeringsgronden, vorm en berekening vastgelegd. Per groep is er een subsidieplafond (vastgelegd via de begroting). Het college stelt per jaar de subsidies vast. In de verordening wordt verwezen naar de ASA (Algemene Subsidieverordening Amsterdam) en aangegeven waar de Bsd afwijkt van de ASA. De Bsd past wetgevingstechnisch zowel bij de ASA 2004 als bij de (concept) ASA 2012.

Artikelgewijze toelichting bij de Bijzondere subsidieverordening Dierenwelzijn 2013-2015

De indeling.

De verordening bestaat uit 6 hoofdstukken. Het eerste bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn voor de regelingen die opgenomen zijn in de daarop volgende hoofdstukken. De hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 hebben alle dezelfde structuur en zijn specifiek gericht op de doelgroepen. Hoofdstuk 2 betreft de opvang van zwervende gezelschapsdieren, de asielen. Deze dieren worden zoveel mogelijk weer teruggeplaatst bij mensen die een dier willen houden. Hoofdstuk 3 betreft de opvang van vrij levende dieren. Deze opvang is er op gericht om de dieren zelfredzaam weer terug te plaatsen in de vrije natuur. Hoofdstuk 4 betreft de dierenambulance, de eerste hulp aan en transport van zwerfdieren, alsmede het ophalen van kadavers. Hoofdstuk 5 is de regeling voor alle overige activiteiten op het gebied van

dierenwelzijn, van de vang- en sterilisatieacties tot de voorlichting over dierenwelzijn.

Hoofdstuk 6 betreft de slotartikelen met de bekende hardheidsclausule en de naamgeving van de verordening.

Artikelgewijs:

Hoofdstuk 1

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal definities gegeven. Voor deze verordening zijn specifiek de doelgroepen van hoofdstuk 2, 3 en 4 nader gedefinieerd onder a, e en f. Iedere persoon die meerdere dieren in huis heeft zou zich anders dierenopvangcentrum in de zin van de verordening kunnen noemen en subsidie kunnen aanvragen. Het getal van 50 dieren voorkomt dat kleinere opvanggelegenheden zich rechtstreeks op dit onderdeel van deze subsidieregeling zouden kunnen beroepen.

Artikel 2

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam is van toepassing. Niet alle bepalingen daarin zijn relevant, terwijl in deze verordening soms wordt afgeweken.

Artikel 3

Ten einde te voorkomen dat er een openeinderegeling ontstaat zijn subsidieplafonds nodig. Het college stelt die jaarlijks vast. Via dit artikel is het daartoe gemachtigd. Die plafonds worden in lid 2 vastgemaakt aan de begroting die door de raad wordt vastgesteld. Zijn daarin aanvragers, in tegenstelling tot de ASA die activiteiten noemt, bij name genoemd met een bedrag, dan is het subsidieplafond op deze wijze tot vaststelling gekomen.

Artikel 4

De gemeente Amsterdam subsidieert natuurlijk geen dierenwelzijnsbeleid buiten de eigen gemeente. Daarom wordt hier gesteld dat de ontvanger werkzaam moet zijn in

de gemeente Amsterdam en zijn werkgebied daar moet hebben.

Artikel 5

De subsidie wordt geheel aan de begroting gerelateerd, en daarom wordt gerekend met jaarschijven. Voor de aanvraag wordt een aanvraagformulier beschikbaar gesteld. Voor de instellingen gaat het om periodieke subsidies die uiterlijk op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij het college moeten worden ingediend (op basis van de ASA 2004 moest uiterlijk 1 april voorafgaand aan het kalenderjaar subsidie worden aangevraagd). Ook voor projectsubsidies en waarderingssubsidies kunnen aanvragen uiterlijk op 1 oktober worden ingediend.  Vanwege een nog later toe te lichten prioritering (bij artikel 15) en daaropvolgende toekenning in de volgorde van de prioriteitenlijst, wordt vanzelf op alle aanvragen gelijktijdig vóór 1 maart van het jaar waarvoor subsidie wordt verleend beslist. De zekerheid over het beschikbare budget ontstaat pas medio december na de begrotingsgoedkeuring en vaststelling.

Artikel 6

Het mag duidelijk zijn dat wanneer de gemeente alles zou moeten betalen of vergoeden, dit net zo goed door de gemeente zelf gedaan of als dienst ingekocht zou kunnen worden. Een eigen financiële bijdrage door de aanvrager is daarom vereist. De subsidie is altijd een bijdrage in de kosten of een deel van de kosten. In lid 2 worden aanvragers die commercieel met dieren bezig zijn, uitgesloten van subsidie. Te denken valt aan bijvoorbeeld dierenartsen, dierenwinkels en veehouders. Aangenomen wordt dat zij zich in het algemeen wel inzetten voor dierenwelzijn en ook soms de vorm van een private rechtspersoon bezitten. Bij de subsidieverlening gaat het echter om aanvragers die zich zonder winstoogmerk inzetten voor het dierenwelzijn.

Artikel 7

In dit artikel wordt voor de algemene regel verwezen naar de ASA, en voor enkele specifieke elementen naar de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 4:71 Awb wordt in de aanhef van lid 1 bepaald: Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor: .. Dit wordt overgenomen behalve voor de leden e, f en g. Het onderdeel e. betreft het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening, f. over het zich verbinden tot zekerheidsstelling e.d., en lid g. gaat over het vormen van fondsen en reserveringen. De gemeente wil zich, omdat slechts een deel van de activiteiten van de instellingen zal worden gesubsidieerd, niet verder bemoeien met de instellingen dan nodig is.

Artikel 8

Het voeren van een heldere administratie is een normale eis, gericht op een eenduidige vaststelling van de subsidie. Inzage door de gemeente is mogelijk. Het is op deze plaats ook van belang om te stellen dat een verleende subsidie na verlening en vóór de vaststelling tussentijds kan worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer daartoe aanleiding bestaat, zoals beschreven staat in artikel 4:48 Awb. Voorts dienen dierenorganisaties bij de uitoefening van de werkzaamheden te voldoen aan kwaliteitseisen die hieraan op grond van dierenwelzijn kunnen worden gesteld.

Artikel 9

De systematiek van de subsidieverlening vraagt om een subsidievaststelling te eniger tijd. Dan wordt de definitieve afrekening gemaakt en wordt tot slotbetaling overgegaan of tot terugvordering van het te veel verleende voorschot. In lid 1 wordt gesteld dat binnen 6 maanden na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend. Dat wil zeggen voor 1 juli.

Artikel 10

De subsidie wordt vastgesteld voor 1 oktober van het jaar volgend op het subsidiejaar. Dat wil niet zeggen dat het niet eerder kan of zal gebeuren. Indien de aanvraag niet wordt ingediend kan er nog een aanmaning volgen, waarna bij ontbreken van reactie tot ambtshalve vaststelling wordt overgegaan.

Artikel 11

De inhoud spreekt voor zich.

Hoofdstuk 2

Artikel 12

De doelgroep betreft hier de dierenasielen voor de opvang van zwervende gezelschaps­dieren. De opvang van zwerfdieren mag alleen in een asiel plaatsvinden. Het Honden- en kattenbesluit 1999 regelt dit allemaal precies. De aanvrager dient dus over een asiel te beschikken.

Artikel 13

Niet alle zwerfdieren blijken definitief door de eigenaar te zijn opgegeven. Soms komen de eigenaren de hond of kat weer ophalen. Op dat moment betalen zij de werkelijke kosten die gemaakt zijn aan het asiel. Deze dieren tellen dus voor de subsidie niet mee.

In lid twee staan twee subsidie-elementen genoemd. Om een dier te kunnen onderbrengen is de aanwezigheid van asielcapaciteit nodig, of er nu wel of geen dieren zijn. Daarnaast moeten de dieren verzorgd worden. Een asiel is verplicht een beheerder te hebben, en indien er veel dieren zijn kan de beheerder het niet alleen af en zijn extra dierverzorgers nodig. Een dier heeft in een asiel natuurlijk 24 uur per dag en 7 dagen per week verzorging nodig.

Artikel 14

De weigeringsgronden spreken voor zich.

Artikel 15

De systematiek van de subsidietoekenning verloopt via een prioritering. Iedereen die aan de voorwaarden voldoet kan voor subsidie in aanmerking komen. Bij de prioritering van de aanvragen komt het aan op de kwaliteit. De in lid 1 onder a tot en met e genoemde aspecten staan niet in volgorde van belangrijkheid. De subsidieverlening zal plaatsvinden volgens de volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijst worden gerangschikt.

Artikel 16

De aanduiding periodieke subsidie betekent dat de subsidie ook voor een aantal jaren kan worden toegekend. Omdat de subsidieverordening volgens artikel 42 per 1 januari 2015 automatisch afloopt, kan de subsidie eventueel voor een periode van maximaal 2 jaar worden verleend.

Artikel 17

Voor de berekening wordt verwezen naar door het college vast te stellen regels met bedragen en rekenregels. Het college is hiertoe door de raad aangewezen. Deze bevoegdheid van het college dient nader uitgewerkt te worden in een door het college vast te stellen regeling.

Artikel 18

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt de ‘prestatie' beoordeeld. Dat gebeurt o.a. aan de hand van de subsidie-uitvoeringsovereenkomst. Het inhoudelijk en

financieel verslag geven een compleet beeld, waarmee het college ook naar de raad verantwoording kan afleggen voor de verleende subsidie.

Hoofdstuk 3

Artikel 19

Deze doelgroep betreft de dierenopvang voor vrij levende dieren, zoals vogels en egels.

Artikel 20

De dieren waar het om gaat worden omschreven als de categorie hulpbehoevend en niet zelfredzaam. Het gaat om gewonde of zieke dieren of hele jonge dieren. De instelling moet de dieren zo spoedig als kan terugzetten in de vrije natuur. Lid 2 spreekt voor zich.

Artikel 21

De inhoud spreekt voor zich.

Artikel 22, 23, 24 en 25

De toelichting is als bij artikelen 15, 16, 17 en 18.

Hoofdstuk 4

Artikel 26

De doelgroep is hier de dierenambulance.

Artikel 27

Omdat de dierenambulance ook gebruikt wordt voor particuliere ritten is nauwkeurig omschreven welke categorieën tot de te vergoeden ritten behoren. Dat betreft dus alle zwerfdieren, de vrij levende dieren die gewond of niet zelfredzaam zijn aangetroffen en de vrij levende dieren waarbij botulisme vermoed wordt. Daarnaast zorgt de dierenambulance ook voor het vervoer van kadavers van de openbare weg. Voor de kadavers moet men beschikken over een opslagruimte en moet men zorgen voor destructie. Uitsluitend voor die kosten wordt subsidie verstrekt.

Artikel 28

De weigeringsgronden spreken voor zich.

Artikel 29 en 30

De toelichting is als bij de artikelen 15 en 16.

Artikel 31

De toelichting is als bij artikel 17, met de volgende aanvulling. De variabele is hier niet het aantal dieren, maar de gereden ritten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ritten voor verschillende groepen dieren. Onderzoek heeft uitgewezen dat een vergoedingensysteem gebaseerd op het aantal gereden ambulanceritten, onderverdeeld naar verschillende categorieën, gerelateerd kan worden met de kosten van een sobere en doelmatige organisatie. Het college zal zich met zijn regeling baseren op de resultaten van dit onderzoek.

Artikel 32

De toelichting is als bij artikel 18.

Hoofdstuk 5

Artikel 33

Onder doelgroep wordt hier een diversiteit aan activiteiten genoemd, die in dit hoofdstuk wat specifieker worden uitgewerkt. Hieronder kunnen vallen kleinschalige opvangen van zwerfdieren, zoals knaagdieren en konijnen.

Artikel 34

De omschrijvingen spreken voor zich.

Artikel 35

Lid a geeft aan dat de organisatie wel betrokken moet zijn op het dierenwelzijn. Een school of algemene onderwijsinstelling zal niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen als ze een les of aantal lessen willen geven over dierenwelzijn. Volgens lid b en c mag de organisatie ook de werkzaamheden niet weer uitbesteden aan een derde, en de subsidie is ook niet bedoeld om inwoners van omliggende plaatsen voor te lichten.

Artikel 36

De toelichting is als bij artikel 15.

Artikel 37

Omdat onder dit hoofdstuk verschillende soorten activiteiten vallen en het projectsubsidies zijn, is er voor de kleinere bedragen tot € 5.000 voor gekozen om dit als waarderingssubsidie te kunnen verstrekken. De procedures zijn daarvoor iets gemakkelijker.

Artikel 38

Er worden twee categorieën van subsidies voorzien en voorgesteld. Bij voorlichting en educatie en voor andere activiteiten tot € 40.000. Voor de vang- en castratieactiviteiten is een hoger bedrag voorzien, namelijk tot maximaal € 100.000 per aanvraag. In alle gevallen wordt tot ten hoogste 90% van de werkelijke kosten vergoed. In lid 2 is een veiligheid ingebouwd voor het geval het aantal aanvragen erg groot is en met een lager percentage ook de doelstellingen bereikt kunnen worden.

Artikel 39

De inhoud spreekt voor zich.

Hoofdstuk 6

Artikel 40

Dit is de zogenaamde hardheidsclausule.

Artikel 41

De inhoud spreekt voor zich.

Artikel 42

Door aan deze verordening een einddatum toe te kennen waardoor deze na 2 jaar vervalt, dwingt dat de betrokken partijen na te denken over het vervolg, over de vormgeving van het beleid na die datum.