Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag |
Citeertitel | Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag (RID) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Ambtenarenwet, Art. 125
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-02-2001 | 13-02-2018 | Onbekend | 20-02-2001 Personeel-Portaal | Onbekend |
Hierbij treft u ter uitvoering aan ons besluit van heden tot vaststelling van de Rechtspositieregeling In-en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag. In vergelijking met een eerdere concept-regeling is in bijgaande definitieve versie op dringend verzoek van de vakorganisaties de salarislijn voor zowel de instroombaan als die voor de doorstroombaan meteen periodiek ingekort. De salarisregeling In- en doorstroombanen bevat nu evenveel periodieken als in de algemene salarisstructuur het geval is. Het overleg met de vakorganisaties heeft voorts geleid tot het van toepassing verklaren van de algemeen geldende overwerkregeling, alsmede tot de introductie van het op declaratiebasis vergoeden van onregelmatige dienst.
Ter toelichting merken wij het volgende op. De gemeente treedt ook zelf op als werkgever voor langdurig werklozen. Rechtspositioneel gebeurt dit op basis van de Arbeidsovereenkomsten- verordening. Daarbij geldt tot nog toe de Regeling Melkertbanen. Deze regeling wordt vervangen door bijgaande Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag. De nieuwe rechtspositieregeling loopt qua salariëringsmogelijkheden in de pas met het rijksbesluit.
Op 1 januari 2000 is het Besluit In- en doorstroombanen (Stb. 1999, nr. 591) in werking getreden. Nieuw is de doelstelling dat naast het scheppen van extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen er tevens aandacht voor doorstroom en uitstroom vanuit deze extra banen naar andere reguliere arbeid zal plaatsvinden. Het besluit regelt de aanspraken van gemeenten op financiële middelen om uitvoering te kunnen geven aan het extra werkgelegenheidsbeleid.
Het gemeentelijk subsidiebeleid ter zake is vastgesteld bij rb 100 d.d. 22 april 1999. Als gemeentelijke toetsingscriteria (dictum V van rb 100) gelden de passendheid van de functie voor de doelgroep langdurig werklozen, alsmede de concretisering van een scholingsplan en van begeleiding. Het gemeentelijk subsidie (dictum IV van rb 100) is vastgesteld op maximaal 125 procent van het wettelijk minimumloon (WML) voor de Instroombaan en op maximaal 130 procent WML voor de doorstroombaan. De subsidie volgt de salariëring van maximaal 130 procent voor een I-baan en van 150 procent voor een D-baan aan het einde van de salarislijn dus slechts gedeeltelijk. Het eventuele verschil tussen loonkosten en subsidie komt ten laste van de werkgever. De in rb 100 bepaalde subsidienormen zijn mede maatgevend met betrekking tot de ID-banen die bij de gemeente zelf worden gerealiseerd. De feitelijke uitvoering van rb 100 geschiedt in mandaat door de afdeling Werkgelegenheidsprojecten en Arbeidsmarktbeleid van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (SZW).
In de rechtspositieregeling I/D-banen zijn als nieuwe elementen opgenomen de doorstroombanen en de uitstroompremie. De uitstroompremie wordt verstrekt door de Dienst SZW. De nieuwe regeling verklaart voorts de salarisregels, zoals hierboven beschreven, van toepassing. Anders dan voorheen verklaart de rechtspositieregeling de algemene regels voor overwerk en onregelmatige dienst uit de Algemene beloningsregeling 1992 van kracht op de betreffende categorie medewerkers. Om doelmatigheidsredenen wordt geen vaste toelage toegekend, maar wordt de vergoeding bepaald met inachtneming van de werkelijk gewerkte onregelmatige uren.
De vergoeding voor in opdracht verricht overwerk bestaat uit verlof, gelijk aan het aantal uren dat de feitelijke arbeidsduur (in een volledige betrekking) per week wordt overschreden. Nieuw is dat er een toeslag in geld bijkomt, echter niet in alle gevallen. De toeslag geldt voor overwerk op zaterdag en op zondag. Bovendien geldt de toeslag op doordeweekse dagen voor zover het overwerk meer bedraagt dan twee uur per week. De beleidslijn blijft overigens dat overwerk zo veel als mogelijk is dient te worden voorkomen. Aangezien de kosten voor de vergoeding van onregelmatige dienst en overwerk niet subsidiabel zijn, dient dekking te worden gevonden binnen de dienstbegroting. De nieuwe voorzieningen kunnen derhalve niet leiden tot uitzetting van de begroting.
De nieuwe rechtspositieregeling geeft mede uitwerking aan motie 1.5. Daarin is ons onder meer verzocht er zorg voor te dragen dat de betrokken diensten een plan van aanpak opstellen over de instrumenten als assesment, scholing en training voor de I/D-medewerkers. Wat de realisering van motie 1.5 betreft wordt verwezen naar diverse bepalingen in bijgaande ontwerp-regeling. Artikel 7, eerste lid geeft aan dat het hoofd van dienst de uitstroom uit de instroom- en doorstroombanen naar niet gesubsidieerde arbeid bevordert en dat hij daaromtrent ingaande 2001 jaarlijks een plan van aanpak opstelt, dat door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg. Artikel 7 legt bovendien een relatie met de eenmalige uitstroompremie, zoals deze door de Dienst SZW wordt uitgevoerd.
Artikel 8 draagt het diensthoofd op te zorgen voor begeleiding van de werknemer, waartoe onder meer behoort het ten minste jaarlijks doen plaatsvinden van functioneringsgesprekken met de werknemer. Voorts stelt het diensthoofd de werknemer in de gelegenheid scholing te volgen die bijdraagt aan het goed vervullen van de werkzaamheden en het vergroten van zijn kans op een niet gesubsidieerde dienstbetrekking. Het bij de dienst ingaande 2001 jaarlijks op te stellen scholingsplan behoeft de instemming van de ondernemingsraad. Ook het scholingsplan met de daaraan ten grondslag liggende financiering wordt door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg.
Artikel 9, vierde lid, bepaalt dat het diensthoofd in de jaarrekening - te beginnen in de jaarrekening 2001
-melding maakt van het aantal gecreëerde en bezette instroom- en doorstroombanen, de uitstroom naar niet gesubsidieerde dienstbetrekkingen, uitgesplitst naar vertrek binnen en buiten de gemeentedienst, alsmede van de aard en omvang van de scholingsactiviteiten en de daaraan verbonden kosten. In het gemeentebrede Sociaal Jaarverslag wordt vervolgens daarvan verslag gedaan.
Met het bovenstaande is de Haagse Rechtspositieregeling I/D-banen meer in overeenstemming gebracht met de verlangens van de vakorganisaties, het Beleidsprogramma 1998 - 2002 en de moties 0.4 en 1.5 van de gemeenteraad. De in de nieuwe regeling opgenomen salarisregeling, werkt vanwege het karakter van de desbetreffende algemene maatregel van bestuur in formele zin terug tot 1 januari 2000. De overwerkregeling en de regeling onregelmatige dienst werken terug tot 1 december 2000.
Tot slot delen wij u mee dat de ondernemingsraden een belangrijke rol vervullen bij het creëren van de I/D-banen. De procedure die met betrekking tot de Melkert Regeling werd gevolgd zal, behoudens voor wat betreft de werkzaamheden van de commissie ad hoc, ook in de nieuwe regeling gelden. Onder meer zijn de volgende stappen daarin te onderkennen:
Gelet op de inbreng van de betrokken ondernemingsraden en de waarborgen die dit schept op het vlak van de In- en doorstroombanen is de adviserende rol van de zogenaamde ad hoc commissie BSD2001276 II
Melkertbanen komen te vervallen.
Tot slot verzoeken wij u namens ons college en onder onze verantwoordelijkheid uitvoering te geven aan bijgaande Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag. Voorzover op grond van de nieuwe regeling met ingang van 1 december 2000 individuele aanspraken dienen te worden gerealiseerd, gelieve u deze te effectueren bij de salarisbetaling over de maand maart 2001.
Burgemeester en wethouders van Den Haag, de secretaris, de burgemeester,
J.A.M. Kroese-Duijsters W.J. Deetman
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DEN HAAG,
gezien het voorstel van de wethouder van Economie en Personeel;
gelet op raadsbesluit 100 van 1999, de Arbeidsovereenkomstenverordening, de Bezoldigingsverordening 1986 en het Besluit in- en doorstroombanen; in overeenstemming met het standpunt van de Centrale Commissie van Overleg; Besluiten: vast te stellen de Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag.
De arbeidsduur per week bedraagt bij aanvang van de dienstbetrekking ten minste zoveel uren, dat de werknemer niet is aangewezen op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Besluit in- en doorstroombanen, waarop hij recht zou hebben gehad indien met hem niet die dienstbetrekking zou zijn aangegaan, tenzij op grond van bij de werknemer gelegen factoren een andere arbeidsduur aangewezen is.
100 procent WML* | |||||||||||
Van het bepaalde in het derde lid kan worden afgeweken, indien de werknemer met het aangaan van de dienstbetrekking een loon zou ontvangen, dat minder bedraagt dan het loon dat hij direct voorafgaande aan die dienstbetrekking ontving in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inschakeling werkzoekenden of in een eerdere dienstbetrekking als bedoeld in het Besluit in- en doorstroombanen.
Om tewerk te kunnen worden gesteld in een doorstroombaan dient de werknemer gedurende tenminste vijf jaar werkzaam te zijn geweest in een in het kader van het besluit gecreëerde instroombaan. In de referteeis van tenminste vijf jaar kan een periode van ten hoogste twee jaar worden betrokken, waarin een dienstbetrekking in de zin van de Wet inschakeling werkzoekenden dan wel de Wet sociale werkvoorziening is vervuld.
Het in opdracht van het bevoegd gezag volgens vastgesteld rooster werken op van de normale werktijden afwijkende uren wordt gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen B16 tot en met B19 van de Algemene beloningsregeling 1992, met dien verstande dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel B19, derde en vierde lid.
Het diensthoofd bevordert de uitstroom uit de instroom- en doorstroombanen naar niet gesubsidieerde arbeid en stelt daaromtrent voor de aanvang van het kalenderjaar een plan van aanpak op, te beginnen met een plan van aanpak voor het jaar 2001. Het plan van aanpak wordt door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg.
Het diensthoofd stelt de werknemer in de gelegenheid scholing te volgen die bijdraagt aan het goed vervullen van de werkzaamheden en het vergroten van zijn kans op een niet gesubsidieerde dienstbetrekking, mits voor ten minste 80 procent van de overeengekomen arbeidsduur werkzaamheden worden verricht.
Het door het diensthoofd jaarlijks op te stellen scholingsplan behoeft de instemming van de ondernemingsraad. Het scholingsplan met de daaraan ten grondslag liggende financiering wordt door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg.