Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten houdende nadere regels omtrent jeugdhulp nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten 2017 |
Citeertitel | nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de beleidsregels Jeugdhulp gemeente Dronten 2015.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-08-2017 | 03-03-2018 | nieuwe regeling | 23-05-2017 | B17.001025 |
Hoofdstuk 1. Jeugdhulpvoorzieningen
De actuele algemene, preventieve en individuele voorzieningen binnen de gemeente Dronten zijn te vinden op www.dronterwijzer.nl.
Een individuele voorziening wordt pas ingezet als algemene, preventieve en/of voorliggende voorzieningen ontoereikend zijn om het probleem op te lossen en het gezin evenmin in staat is om op eigen kracht (zie hoofdstuk 2) het probleem op te lossen.
Het toekennen van een individuele voorziening gebeurt na onderzoek door de gemeente naar de noodzakelijke hulp voor de jeugdige en/of zijn ouders en alleen als en voor zover naar het oordeel van de gemeente de betreffende voorziening noodzakelijk is voor de betreffende jeugdige en/of zijn ouders. Het toekennen van een individuele voorziening is daarmee altijd maatwerk.
De gemeente heeft inkoopovereenkomsten gesloten met een breed scala aan jeugdhulpaanbieders (te raadplegen op www.dronterwijzer.nl). Een groot deel van de individuele voorzieningen in Dronten wordt ingezet door middel van Zorg in natura. Er zijn geen nadere regels opgenomen over de inzet van Zorg in natura, omdat het kader voor deze vorm van zorg is beschreven in de raamovereenkomsten Jeugdhulp. Voor zorg die wordt ingezet door middel van een persoonsgebonden budget zijn wel nadere regels gesteld. Deze staan in hoofdstuk 4.
De gemeente treft, gelet op artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet, geen individuele voorziening als het gezin in staat is om het probleem op eigen kracht op te lossen.
Eigen kracht is het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders (hierna ook: het gezin) om zelf de problemen op te lossen, eventueel met hulp van personen uit het sociale netwerk.
De gemeente onderzoekt de aanvraag van het gezin tot een individuele voorziening. Bij dat onderzoek komt in ieder geval aan de orde de eigen kracht van de jeugdige en/of zijn ouders, waaronder hun vermogen om samen met personen uit hun sociale netwerk de problemen op te lossen.
Het gezin verstrekt aan de gemeente die informatie die nodig is om de eigen kracht te kunnen beoordelen. Als het gezin nalaat deze informatie aan de gemeente te verstrekken, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de voor de beoordeling van die aanvraag benodigde gegevens dan niet voorhanden zijn.
De gemeente acht eigen kracht in elk geval afdoende aanwezig als:
De hulp waarvoor een individuele voorziening wordt gevraagd te beschouwen is als gebruikelijke hulp die gezinsleden elkaar bieden. Daarbij neemt de gemeente het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ als uitgangspunt. Aan de hand van deze objectieve criteria, aangevuld met de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige, zijn gezinsleden en eventueel zijn sociaal netwerk, beoordeelt de gemeente, samen met het gezin, of in ieder individueel geval de eigen kracht van het gezin toereikend is om het probleem op te lossen.
Het afwegingskader voor het bepalen van de eigen kracht staat hieronder beschreven.
Indien nadrukkelijk is gesteld en onderbouwd dat de begeleiding en/of persoonlijke verzorging van de jeugdige zodanig omvangrijk is dat het voor ouders niet zonder hulp mogelijk is deze te verlenen, onderzoekt het college of de problematiek van de jeugdige die extra begeleiding en/of persoonlijke verzorging noodzakelijk maakt, op welke wijze ouders hierin redelijkerwijs een aandeel kunnen leveren en wat de beste modaliteit is van de in te zetten hulp (in natura of via een pgb, al dan niet te leveren door ouders).
Bij het antwoord op de vraag naar het aandeel van de ouders weegt het college alle belangen af, waaronder in ieder geval het belang van ouders te voorzien in een inkomen, de belastbaarheid van ouders en de draagkracht van ouders, de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige en die van de sociale omgeving van de jeugdige en zijn ouders.
Voor zover begeleiding en/of persoonlijke verzorging redelijkerwijs niet van de ouders kan worden gevergd, verstrekt het college een voorziening op het gebied van jeugdhulp, in natura dan wel in de vorm van een pgb. Indien het onderzoek tot de conclusie leidt dat de jeugdhulp door ouders tot een aantoonbaar betere of effectievere ondersteuning leidt dan wel aantoonbaar doelmatiger is en overigens aan de voorwaarden is voldaan, kan het pgb worden aangewend voor de begeleiding en/of persoonlijke verzorging door ouders.
Van het hiervoor bepaalde kan door de gemeente gemotiveerd worden afgeweken als sprake is van een evident onveilige situatie die onmiddellijke inzet van professionele hulp naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk maakt.
Voor de inzet van jeugdhulp is instemming vereist van de wilsbekwame jeugdige van 12 jaar of ouder.
Voor de inzet van jeugdhulp die (mede) de uithuisplaatsing van de jeugdige (in vrijwillig kader) omvat, is instemming vereist van de gezagdrager(s) van de jeugdige, totdat de jeugdige 18 jaar of ouder is.
Voor de inzet van overige vormen van jeugdhulp is instemming vereist van de gezagdrager(s) van de jeugdige, totdat de jeugdige 16 jaar of ouder is.
De gemeente zet zelf geen jeugdhulp in, maar leidt toe naar, adviseert over, bepaalt en zorgt voor inzet van jeugdhulp. De gemeente zal zich tijdens het onderzoek en voorafgaand aan het beschikken van een individuele voorziening ervan vergewissen dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) of (andere) gezagsdrager(s) instemmen met de jeugdhulp die beschikt wordt.
Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget
In de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp 2017 hebben de wetgever en de gemeenteraad van Dronten wetten en regels gesteld rondom het persoonsgebonden budget (hierna ook: pgb). In de nadere regels hieronder wordt aan deze wet- en regelgeving verder invulling gegeven.
Processtappen voor de toekenning van een pgb
De voorwaarden voor een persoonsgebonden budget
Voorwaarde 1. Er is een pgb-uitvoeringsplan en de aanvrager, de budgethouder en de ondersteuner/hulpverlener conformeren zich aan dat plan
Aan het recht op een pgb is de verplichting verbonden dat de aanvrager (al dan niet met hulp) een pgb-uitvoeringsplan opstelt. In dit plan wordt in ieder geval aangegeven:
De gemeente zal het pgb alleen verstrekken als de aanvrager, de budgethouder en de ondersteuner/hulpverlener zich conformeren aan dat plan.
Voorwaarde 2. Er is een budgethouder
In het pgb-uitvoeringsplan wordt een budgethouder aangewezen. Dit kan zijn de aanvrager zelf (mits 18 jaar of ouder), maar ook een gemachtigde. De aanvrager kan daarnaast een persoon uit zijn sociale netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde vragen hem te helpen bij het uitvoeren van de aan het pgb verbonden taken.
Als de aanvrager niet zelf de budgethouder is, is naast de aanvrager ook de budgethouder aanwezig bij de gesprekken die de gids voert met de aanvrager over het persoonsgebonden budget.
Voorwaarde 3.De budgethouder is in staat de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
De budgethouder moet naar het oordeel van het college in staat zijn de aan een budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan:
De aanvrager dient in het pgb-uitvoeringsplan aan te tonen dat de budgethouder in staat is om deze taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij toont de aanvrager in elk geval aan dat de budgethouder:
Voorwaarde 4. de aanvrager stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod van maatwerk- of individuele voorzieningen niet passend is in zijn specifieke situatie.
Voorwaarde 5. De ondersteuning/hulp komt voor vergoeding vanuit een pgb in aanmerking
De volgende kosten zijn uitgesloten van vergoeding vanuit een pgb:
De doorlopende administratiekosten die de budgethouder bij derden heeft belegdkomen niet voor vergoeding uit het pgb in aanmerking. De pgb-administratie doeteen budgethouder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit hetpgb te ontvangen. Sinds de invoering van het trekkingsrecht zijn de administratieve lasten beperkt.
Een budgethouder komt in principe alleen in aanmerking voor een pgb als hij zelf (ofeen vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Bij een budgethouder zal daarom coördinatie niet aan de orde zijn; deze rol vervult de budgethouder immers zelf of is belegd bij de vertegenwoordiger.
Ad 3) Crisishulp/crisisopvang:
Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om eenplan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids- of zorg)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.
Ad 4) (Voortgezette) diagnostiek en behandeling in het kader van de Jeugd-GGZ door een niet-professional:
Aan de hand van diagnostiek wordt een ondersteuningsplan opgesteld en bepaaldwelke voorzieningen moeten worden ingezet. Diagnostiek moet voldoen aanspecifieke kwaliteitseisen. Deze zorgvorm kan daarom alleen worden verkregen bij gecontracteerde aanbieders.
Voor behandeling in het kader van de jeugd-GGZ geldt dat deze gezien de aard van de hulp is voorbehouden aan daartoe gekwalificeerde professionals. Voor de inzet van personen die niet voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een professionele hulpverlener wordt dan ook geen pgb verstrekt.
Ad 5) Pleegzorg en (andere) zwaardere ondersteuningsvormen:
De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor dezezorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding die niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van hetpgb. Via de organisatie pleegzorg is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezingeborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder weleen pgb ontvangen.
Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden of een cliënt regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfels zal geen pgb voor deze zorgvormen worden toegekend.
Ad 6) Kortdurend verblijf bij een persoon die tot het sociaal netwerk van de jeugdige behoort:
Voor kortdurend verblijf bij personen uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of zijn ouders verstrekt de gemeente geen pgb. Kortdurend verblijf is bedoeld om respijt te bieden aan het sociaal netwerk en vindt daarmee naar zijn aard dus altijd plaats buiten het sociaal netwerk. De gemeente geeft er de voorkeur aan dat het kortdurend verblijf door een professional wordt uitgevoerd, omdat aan het verblijf altijd een begeleidingscomponent is gekoppeld voor de jeugdige die het verblijf geniet. In uitzonderlijke gevallen kan een pgb worden verstrekt voor kortdurend verblijf bij een niet-professional die geen deel uitmaakt van het sociaal netwerk van het gezin, mits deze niet-professional voldoet aan de (kwaliteits)eisen die in deze nadere regels staan geformuleerd.
Ad 7) Jeugdbescherming/Jeugdreclassering:
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering is per wet uitgezonderd van een persoonsgebonden budget.
Wanneer de aanvrager een bemiddelaar wenst in te zetten, dan wel heeft ingezet, om de juiste zorgverlener(s) te vinden, komen de bemiddelingskosten niet in aanmerking voor vergoeding vanuit het pgb.
Het is niet toegestaan om een extra bedrag aan de zorgverlener(s) uit te betalen in het kader van de vakantie en/of de feestdagen. De budgethouder wordt geacht dit op te nemen in het uurloon/maandloon dat met de zorgverlener(s) word afgesproken.
De eenmalige uitkering is bedoeld om zorgverlener(s) tegemoet te komen wanneer de zorgovereenkomst onvoorzien per direct wordt beëindigd. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de inwoner/budgethouder is komen te overlijden. Met de eenmalige uitkering krijgt de zorgverlener maximaal één maandsalaris doorbetaald. Aangezien dit een betaling betreft voor zorg die niet is geleverd, is dit niet toegestaan.
Ad 11) Verantwoordingsvrije bestedingen
Het pgb heeft geen verantwoordingsvrij budget. De uitgaven vanuit het pgb zullen volledig verantwoord moeten kunnen worden.
Voorwaarde 6. De toets op de zorgovereenkomst
De budgethouder sluit met elke zorgverlener een zorgovereenkomst.
De SVB heeft (digitaal) modelovereenkomsten opgesteld. Op grond van de nieuwe Regeling Jeugdwet en Uitvoeringsregeling Wmo, die op 1 april 2017 zijn ingegaan, zijn de budgethouder en degene die de ondersteuning/hulp gaat leveren verplicht deze modelovereenkomsten als basis te gebruiken. De budgethouder blijft verantwoordelijk voor het pgb en het nakomen van de voorwaarden die daarvoor gelden.
In de overeenkomst moeten ten minste de volgende gegevens te worden opgenomen voordat het zorgkantoor of het college die overeenkomst kan goedkeuren:
Een wijziging van een goedgekeurde overeenkomst moet door de budgethouder onmiddellijk met een formulier aan de SVB kenbaar worden gemaakt. De SVB stelt daarvoor het vereiste modelformulier beschikbaar. De wijziging moet in overeenstemming blijven met de toekenningsbeschikking.
Op de zorgovereenkomst vindt een zorginhoudelijke toets plaats door de gemeente en een arbeidsrechtelijke toets door de Sociale Verzekeringsbank.
Het pgb-uitvoeringsplan dient als toets voor de zorgovereenkomst(en). Zorgovereenkomst(en) die inhoudelijk afwijken van hetgeen in het pgb-uitvoeringsplan is opgenomen, zullen door de gemeente worden afgewezen.
De looptijd van de zorgovereenkomst(en) mag niet langer zijn dan de looptijd van de door het college afgegeven beschikking.
Voorwaarde 7. De kwaliteit van de ondersteuning/hulp op basis van een pgb
Het college kan een pgb weigeren als als naar oordeel van het college niet is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Onder goede kwaliteit wordt in ieder geval verstaan ondersteuning die veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht word geleverd.
Het college toetst aan de hand van het pgb-uitvoeringsplan en het onderzoek door de gids vooraf of de kwaliteit van de voorzieningen die de aanvrager van het budget wil betrekken voldoende is gegarandeerd.
De eisen aan de kwaliteit van de inzet van professionele hulpverleners op basis van een pgb
Voor aanbieders van professionele jeugdhulp hanteert het college de kwaliteitseisen zoals deze in de Jeugdwet worden genoemd, ook als de zorg via een pgb geleverd wordt door professionals.
De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:
De gemeente overweegt daarbij nog dat
voor jeugdhulp in de vorm van behandeling specialistisch de professionele standaard is dat de beroepskracht als GZ-psycholoog is geregistreerd in het BIG-register of werkt onder de verantwoordelijkheid van een BIG-geregistreerde beroepskracht. Hierbij is volgens de wet een Orthopedagoog Generalist gelijkgesteld aan een GZ-psycholoog.
De eisen aan de kwaliteit van de inzet van niet-professionele hulpverleners op basis van een pgb
Voor de inzet van niet-professionals zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:
De persoon die de ondersteuning/hulp verleent is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Een verklaring is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene is gaan werken voor de aanvrager. Deze eis geldt niet voor leden van het gezin van de aanvrager.
Voorwaarde 8. Weigeringsgronden pgb
Het college kan een pgb-aanvraag weigeren wanneer de aanvrager niet voldoet aan de hiervoor onder 2.1 tot en met 2.7 genoemde voorwaarden. Daarnaast kan het college een pgb-aanvraag weigeren wanneer:
Hoofdstuk 5. Het niet behandelen van een aanvraag
Als lopende het onderzoek als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Verordening Jeugdhulp 2017 blijkt dat de hulpvraag niet behandeld kan worden op een van de gronden, genoemd in artikel 4:5, lid 1, Awb, draagt het college er zorg voor dat de hulpvraag wordt vastgelegd in een schriftelijke, door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende aanvraag.
De gronden voor het niet behandelen van een aanvraag zijn:
Het voornemen tot niet behandelen wordt besproken met de aanvrager(s) en de aanvrager(s) worden in de gelegenheid gesteld gedurende een termijn van vier weken de aanvraag aan te vullen, dan wel de per e-mail gedane melding schriftelijk in te dienen.
Van het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen wordt de aanvrager binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 5:4, lid 4, Awb, op de hoogte gesteld.
De aanvraag wordt buiten behandeling gesteld binnen vier weken nadat de aanvultermijn is verstreken. Als verzuimd wordt om de aanvraag binnen die vier weken buiten behandeling te stellen, zal de gemeente alsnog een besluit nemen op de aanvraag, uitgaande van de stukken die er op dat moment zijn.
Hoofdstuk 6. Afwijzing van een aanvraag
Als lopende of na het onderzoek als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Verordening Jeugdhulp 2017 blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan de gespecificeerde hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders, draagt het college er zorg voor dat de hulpvraag wordt vastgelegd in een schriftelijke, door de aanvrager(s) ondertekende aanvraag.
Het voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing wordt besproken met de aanvrager(s) en de aanvrager(s) worden in de gelegenheid zijn/hun zienswijze naar voren te brengen. Deze zienswijze wordt vastgelegd in het dossier.
De aanvraag wordt (gedeeltelijk) afgewezen als
De (gedeeltelijke) afwijzing wordt in een beschikking aan de aanvrager(s) medegedeeld.