Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling dienstwoningen en emolumenten |
Citeertitel | Regeling dienstwoningen en emolumenten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Ambtenarenwet, Art. 125
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | 01-01-2019 | Onbekend | 06-12-2005 Personeel-Portaal | Onbekend |
De ambtenaar betaalt de onderhoudskosten die volgens de wet en het plaatselijke gebruik voor rekening van de huurder komen, tenzij het college anders bepaalt.
Indien het dienstverband eindigt door overlijden behouden de nabestaanden, die met de ambtenaar samenwoonden, gedurende de maand waarin het overlijden plaatsvond en de daarop volgende drie maanden het gebruik van de dienstwoning en de beloningen in natura in verband met het gebruik van de dienstwoning die aan de ambtenaar waren toegekend. Van deze termijn kan worden afgeweken als het college dit in het belang van de dienst noodzakelijk acht. Indien de ambtenaar voor of in verband met het gebruik van de dienstwoning een vergoeding verschuldigd was, dan voldoen de nabestaanden deze over de tijd dat zij de dienstwoning blijven gebruiken.
De ontruiming moet plaatsvinden binnen drie maanden nadat de (gewezen) ambtenaar op de hoogte is gesteld van de verplichting de woning te ontruimen. Indien sprake is van ontslag als straf als bedoeld in artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag kan het college de ontruiming direct gebieden.
Gedurende de periode van drie maanden, bedoeld in het derde lid, is de (gewezen) ambtenaar of zijn nabestaanden een vergoeding verschuldigd als bedoeld in artikel 2:3. Indien in strijd met het bepaalde in het derde lid de dienstwoning niet binnen drie maanden is ontruimd, is een bedrag verschuldigd gelijk aan de huur voor de woning wanneer deze op de vrije woningmarkt te huur zou worden aangeboden. Onverlet het verschuldigd zijn van dit bedrag is het college bevoegd de woning tegen de wil van de bewoner(s) op grond van een rechterlijke uitspraak te ontruimen.
In de nu vervallen regeling stond de volgende overgangsbepaling:
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1986, met dien verstande dat bij wijze van overgangsrecht ten aanzien van de ambtenaar die reeds per 31 december 1985 een dienstwoning bewoonde, de inhouding op de bezoldiging voor het genot van wonen blijft gesteld op 75 procent van de huurwaarde met een maximum van 12 procent van de bezoldiging, zo nodig herleid tot de bezoldiging in een volledige betrekking.
Deze bepaling blijft voor zover op individueel niveau nog van toepassing onverminderd van kracht.