Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente 's-Gravenhage

Regeling vergoeding verplaatsingskosten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente 's-Gravenhage
Officiële naam regelingRegeling vergoeding verplaatsingskosten
CiteertitelRegeling vergoeding verplaatsingskosten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Ambtenarenwet, Art. 125

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-200918-01-2018Onbekend

30-06-2009

Personeel-Portaal

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

REGELING VERGOEDING VERPLAATSINGSKOSTEN 2009

REGELING VERGOEDING VERPLAATSINGSKOSTEN 2009

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 15:1:22 en hoofdstuk 18 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag,

  • -

    mede gelet op artikel 125 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet,

  • -

    met instemming van de Commissie voor Georganiseerd Overleg.

Besluit:

vast te stellen de navolgende regeling:

REGELING VERGOEDING VERPLAATSINGSKOSTEN 2009

1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1

Deze regeling verstaat onder:

Plaats van tewerkstelling:

  • 1.

    Het gebouw, gebouwencomplex of terrein, waar betrokkene gewoonlijk zijn functie uitoefent;

  • 2.

    Indien de uitoefening van de functie zich uitstrekt over een bepaald gebied: het gebouw van waaruit de betrokkene zijn werk gewoonlijk aanvangt.

Artikel 1:2

  • 1. Op basis van deze regeling wordt een tegemoetkoming verleend voor uitgaven in verband met verhuizing in verband met indiensttreding, uitgaven voor woon-werkverkeer, dienstritten en dienstreizen.

  • 2. Indien uit andere hoofde in enigerlei vorm aanspraak bestaat op een tegemoetkoming voor de in het eerste lid bedoelde uitgaven, wordt de tegemoetkoming krachtens deze regeling slechts verleend tot het bedrag, waarmee deze tegemoetkoming de eerstbedoelde aanspraak overschrijdt.

2. Tegemoetkoming verhuiskosten

Verhuizingen in verband met indiensttreding

Artikel 2:1
  • 1. De betrokkene die een eigen huishouding voert en die in verband met zijn indiensttreding naar

    Den Haag verhuist of binnen een straal van 20 km bij de plaats van tewerkstelling komt wonen, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend.

  • 2. De tegemoetkoming in verhuiskosten, als bedoeld in dit artikel, wordt slechts verleend, nadat de betrokkene schriftelijk heeft verklaard, dat hij de tegemoetkoming zal terugbetalen indien hij op eigen verzoek of ten gevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen uit gemeentedienst, tenzij het ontslag ingaat twee jaren of langer na de datum van verhuizing.

  • 3. De aanspraak op een tegemoetkoming in verhuiskosten ingevolge dit artikel vervalt, indien de verhuizing niet plaats vindt binnen twee jaren na de datum van indiensttreding.

Hoogte tegemoetkoming

Artikel 2:2
  • 1. De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit:

    • a.

      een bedrag voor de kosten van transport van de bagage en van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken;

    • b.

      een bedrag voor dubbele woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten, met dien verstande dat de tegemoetkoming ten hoogste het ingevolge artikel 18:1:7a ARG geldende bedrag per maand bedraagt en over een termijn van maximaal vier maanden wordt verleend;

    • c.

      een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2. Indien de betrokkene op de dag van de verhuizing een eigen huishouding voert, wordt het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor zover bij of krachtens dit artikel niet anders is bepaald, gesteld op een tegemoetkoming van 3% van de berekeningsbasis voor ieder woon- of slaapvertrek, tot een maximum van vier van deze vertrekken, die de achtergelaten woning telt, met dien verstande dat het bedrag het ingevolge artikel 18:1:7a ARG maximaal geldende bedrag niet mag overschrijden.

  • 3. Indien het betreft een verhuizing van een gezin, waarin de echtgenoten, geregistreerde partners beide betrokkene zijn in de zin van dit hoofdstuk en afzonderlijk opdracht hebben om te verhuizen of zijn verplaatst, wordt voor beide betrokkenen de berekeningsbasis vastgesteld.

    Ingeval beide betrokkenen een deeltijdbetrekking hebben en niet tevens een deeltijdbetrekking bij een andere werkgever die aanspraak geeft op een tegemoetkoming in verhuiskosten, wordt de berekeningsbasis vastgesteld als ware er sprake van een volledige betrekking. De tegemoetkoming wordt toegekend op grond van de hoogste berekeningsbasis.

  • 4. Indien de betrokkene geen eigen huishouding voert, wordt geen tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, onder c, verleend. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan voor deze kosten niettemin een tegemoetkoming worden verleend van 3% van de berekeningsbasis.

3 Woon-werkverkeer algemeen

Artikel 3:1

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen van deze regeling heeft de betrokkene voor zijn woon-werkverkeer naar keuze aanspraak op een abonnement voor het reizen per openbaar vervoer, een vergoeding voor het reizen per openbaar vervoer, een fietsvergoeding of een vergoeding voor bijzondere situaties. De keuze wordt telkens voor één jaar gemaakt per 1 april. Tussentijdse wijziging kan alleen plaatsvinden bij verhuizing van betrokkene, bij overplaatsing naar een andere locatie of wijziging van het aantal dagen dat wordt gereisd.

  • 2. Geen aanspraak als bedoeld in het eerst lid heeft de betrokkene die woont in dezelfde openbaar vervoerzone als waarin de plaats van tewerkstelling is gelegen.

  • 3. De vergoedingen of het abonnement bedoeld in het eerste lid worden slechts betaalbaar of ter beschikking gesteld voor zover voor het woon-werkverkeer werkelijk kosten zijn gemaakt.

  • 4. Over perioden van verlof, geen vakantieverlof zijnde, van een maand of langer en over perioden van ziekte van een maand of langer bestaat geen aanspraak op in het eerste lid bedoelde vergoeding of abonnement.

  • 5. Bij toepassing van de artikelen 4, 5, 7 en 8 blijft een bedrag van € 40,00 per maand en maximaal € 480,00 per jaar voor rekening van de betrokkene. Genoemde bedragen zijn pro rato als betrokkene op minder dan vijf dagen reist.

  • 6. Het bedrag dat maximaal per jaar ten laste van de gemeente komt ten aanzien van artikel 4:1, 5, 7 en 8 is gekoppeld aan de prijs van een jaartrajectkaart over 20 tariefeenheden plus aanvullend stad- streekabonnement voor een zone.

  • 7. Over hetzelfde jaar kunnen de verschillende vergoedingsvormen voor woon- werkverkeer niet samenlopen of worden gecombineerd.

  • 8. Het abonnement als bedoeld in artikel 4:1 en de vergoeding openbaar vervoer als bedoeld in artikel 5:1, worden niet eerder verstrekt of betaalbaar gesteld dan nadat de betrokkene schriftelijk heeft verklaard dat hij het abonnement en verlenging ervan voor het woon-werkverkeer en in voorkomend geval voor dienstritten gebruikt. Dit geldt ook ten aanzien van de kilometervergoeding voor het gebruik van de eigen fiets bedoeld in artikel 6:1.

  • 9. Maandelijkse bedragen van minder dan € 2,50 worden niet uitbetaald.

4. Verstrekking van abonnementen openbaar vervoer

Artikel 4:1

  • 1. De betrokkene die op ten minste vier dagen per week reist met het openbaar vervoer naar zijn plaats van tewerkstelling bij de gemeente, heeft voor zijn woon-werkverkeer aanspraak op een door de gemeente verstrekt abonnement.

  • 2. De aanspraak als bedoeld in artikel 4:1, eerste lid, is afhankelijk van het woonadres en de plaats van tewerkstelling van de betrokkene.

  • 3. Bij vertrek uit dienst vervalt de aanspraak en dient het abonnement te worden ingeleverd.

5. Openbaar vervoervergoeding voor woon-werkverkeer

Artikel 5:1

  • 1. De betrokkene die voor het woon-werkverkeer aantoonbaar gebruik maakt van het openbaar vervoer heeft op declaratiebasis voor zijn woon-werkverkeer aanspraak op een openbaar vervoervergoeding.

  • 2. De aanspraak als bedoeld in het eerste lid, is afhankelijk van de werkelijk gemaakte kosten van het openbaar vervoer goedkoopste klasse, van het woonadres en van de plaats van tewerkstelling van de betrokkene.

  • 3. Indien de betrokkene niet langer voor zijn woon-werkverkeer gebruik maakt van het openbaar vervoer, vervalt de openbaar vervoervergoeding met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het gebruik van openbaar vervoer stopt.

6. Fietsvergoeding

Artikel 6:1

  • 1. De betrokkene die het hele jaar voor het gehele traject woon-werkverkeer aantoonbaar gebruik maakt van zijn eigen fiets heeft aanspraak op de fietsvergoeding overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

  • 2. De fietsvergoeding bedraagt € 0,16 per kilometer. Deze vergoeding is gebaseerd op het gemiddelde NS-kilometertarief 2de klas.

  • 3. De vergoeding wordt per maand uitbetaald en bedraagt maximaal 1/12 x het bedrag van de openbaar vervoervergoeding van de jaartrajectkaart 20 tariefeenheden, 2de klas plus aanvullend streekabonnement, 1 zone.

  • 4. Indien de fiets niet langer dagelijks voor woon-werkverkeer wordt gebruikt, vervalt de fietsvergoeding met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het gebruik van de fiets stopt.

  • 5. In de kilometervergoeding wordt een eventuele vergoeding voor stallingkosten geacht te zijn begrepen.

  • 6. Voor het bepalen van de afstand van de woning naar de plaats van tewerkstelling wordt uitgegaan van de kortste route. Berekening van de afstand geschiedt aan de hand van de routeplanner www.routenet.nl. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig op een decimaal achter de komma afgerond.

7 Vergoeding in bijzondere situaties

Artikel 7:1

  • 1. Het college kan ten aanzien van de betrokkene een van het bepaalde in de hoofdstukken 4 en 5 afwijkend besluit nemen, indien:

    • a.

      de loopafstand tussen de plaats van tewerkstelling en de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer groter is dan 1 km. Die halte hoeft geen relatie te hebben met het specifiek openbaar vervoermiddel waarvan de betrokkene gebruik wil maken;

    • b.

      de bedrijfsarts van oordeel is dat om medische redenen geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer;

    • c.

      de werktijden van de betrokkene zodanig zijn dat de plaats van tewerkstelling niet met openbaar vervoer kan worden bereikt of verlaten;

    • d.

      het openbaar vervoer niet ten minste twee maal per uur stopt bij de plaats van tewerkstelling. Dit geldt zowel bij de aanvang als bij het einde van de diensttijd.

    • e.

      bij gebruik van het openbaar vervoer als gevolg van de ligging van de plaats van tewerkstelling de persoonlijke veiligheid van de betrokkene in gevaar komt.

  • 2. Met inachtneming van de overige bepalingen van dit hoofdstuk bedraagt de vergoeding in bijzondere individuele situaties € 0,19 per km.

  • 3. Indien het college verklaart dat er niet langer sprake is van de bijzondere situatie vervalt de toegekende vergoeding met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin dit wordt verklaard.

  • 4. Ten aanzien van de betrokkene die op minder dan vijf dagen per week reist, wordt de vergoeding naar verhouding van het aantal werkdagen gerelateerd aan het bedrag dat in een volledige betrekking zou zijn genoten.

  • 5. Het college kan aan de toekenning van de vergoeding in bijzondere situaties nadere voorwaarden verbinden.

Artikel 7:2

Indien toepassing is gegeven aan artikel 7:1, lid 1 worden kosten voor parkeergelegenheid bij de plaats van de tewerkstelling in voorkomende gevallen netto vergoed op basis van declaratie tegen overlegging van betaalbewijzen.

8 Dienstritten met de eigen auto

Artikel 8:1

  • 1. Dienstritten met de eigen auto komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien deze door het college zijn goedgekeurd.

  • 2. Onder dienstritten worden verstaan de, met machtiging van het college, met de eigen auto voor de dienst gemaakte ritten in Den Haag.

  • 3. De woon - werkkilometers die op basis van dit artikel worden gemaakt komen voor vergoeding in aanmerking, conform het in artikel 8:2, lid 2 genoemde bedrag.

Artikel 8:2

  • 1. Het college kan de met de eigen auto te maken dienstritten goedkeuren:

    • a.

      indien zonder eigen autogebruik ten behoeve van de dienst en daardoor los van het woon- werkverkeer, ten minste twee uur per werkdag met het openbaar vervoer zou moeten worden gereisd;

    • b.

      indien voor de uitoefening van de functie meer dan handbagage mee moet worden genomen.

  • 2. De vergoeding voor het gebruik van de eigen auto voor de dienst bedraagt € 0,28 per kilometer, waarvan € 0,19 onbelast is.

  • 3. Het college kan de kilometervergoeding slechts toekennen op basis van goedgekeurde declaraties van de kilometers.

Artikel 8:3

Indien toepassing gegeven is aan artikel 8:1, lid 1, worden kosten voor parkeergelegenheid bij de plaats van tewerkstelling in voorkomende gevallen netto vergoed op basis van declaratie en tegen overlegging van betaalbewijzen.

9 Dienstreizen

Artikel 9:1
  • 1. Dienstreizen komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien het college tot het maken van de dienstreis vooraf opdracht heeft gegeven.

  • 2. Onder dienstreizen worden verstaan de in opdracht van het college gemaakte reizen vanaf de plaats van tewerkstelling en indien nodig vanaf het woonadres naar andere gemeenten dan Den Haag.

  • 3. Reizen i.v.m. studie worden eveneens als dienstreis aangemerkt.

  • 4. Het woon- werkverkeer met openbaar vervoer wordt niet als dienstreis aangemerkt.

  • 5. Het college kan aan de dienstreis nadere beperkingen en voorwaarden verbinden.

Artikel 9:2
  • 1. Als uitgangspunt voor dienstreizen geldt dat deze met het openbaar vervoer worden gemaakt.

  • 2. De door betrokkene voor een met de NS gemaakte dienstreis wordt uitsluitend tweede klas vergoed.

Artikel 9:3
  • 1. Het gebruik van de eigen auto voor een dienstreis komt slechts onder goedkeuring van het college voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. Het college kan het gebruik van de eigen auto voor een dienstreis slechts toestaan indien meer dan handbagage mee moet worden genomen, of met tenminste drie personen in dezelfde auto de dienstreis wordt gemaakt of meerdere plaatsen per dienstreis moeten worden bezocht die niet goed met het openbaar vervoer bereikbaar zijn.

  • 3. De met toepassing van dit artikel gemaakte dienstreizen per eigen auto worden vergoed tegen € 0,19 per kilometer.

Artikel 9:4
  • 1. Voor dienstreizen van vier uur of langer kunnen verblijfskosten worden vergoed op basis van de werkelijke gemaakte kosten met inachtneming van de in bijlage A ter zake van verblijfskosten opgenomen restricties en tot maximaal de in bijlage A vermelde bedragen.

  • 2. De verblijfskosten worden slechts vergoed indien deze kosten werkelijk door de betrokkene zijn gemaakt.

  • 3. Vergoeding van reis- en verblijfskosten geschiedt op declaratie onder overlegging van nota’s en/of betaalbewijzen.

Dienstreizen buitenland

Artikel 9:5
  • 1. De betrokkene die uit hoofde van zijn functie of ingevolge een dienstopdracht een dienstreis naar het buitenland maakt, heeft aanspraak op een vergoeding van de kosten van deze dienstreis.

  • 2. De verstrekking van reisbescheiden vindt, door tussenkomst van het Intern Dienstencentrum, plaats door een door het college aangewezen functionaris bij de dienst.

  • 3. De noodzakelijk gemaakte verblijfskosten worden achteraf vergoed tot de maxima die zijn vastgesteld in de Tarieflijst logies en overige kosten bij buitenlandse dienstreizen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

  • 4. Na terugkomst van de dienstreis dient de betrokkene bij de aangewezen functionaris een ondertekende kostenverklaring in voorzien van nota’s en betaalbewijzen en met overlegging van het eventuele overschot aan contant geld in het geval dat een voorschot is verleend.

  • 5. De aangewezen functionaris controleert de kostenverantwoording op juistheid en zorgt tevens voor de verdere verwerking.

Artikel 9:6
  • 1. Buitenlandse dienstreizen door diensthoofden kunnen slechts gemaakt worden na voorafgaande goedkeuring door de (loco-) gemeentesecretaris.

  • 2. De kostenverantwoording als genoemd in artikel 9:5 behoeft in dit geval de goedkeuring van de (loco-)gemeentesecretaris.

10. Koffiegeld vergoeding

Artikel 10:1

  • 1. Aan een betrokkene die uit hoofde van zijn werkzaamheden niet in de gelegenheid is de lunch thuis dan wel in een gemeentelijke kantine of bedrijfsrestaurant te nuttigen en genoodzaakt is om gebruik te maken van een andere horecagelegenheid, wordt een vergoeding wegens verblijfkosten kleine uitgaven overdag verstrekt ter hoogte van het maximum van het in bijlage A genoemde bedrag kleine uitgaven overdag.

  • 2. De kosten worden slechts vergoed indien deze kosten werkelijk door de betrokkene zijn gemaakt.

  • 3. Vergoeding van de kosten geschiedt op declaratie onder overlegging van nota’s en/of betaalbewijzen.

11 Slot- en overgangsbepaling

Artikel 11:1

De betrokkene, die niet overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze regeling handelt of ten aanzien van wie blijkt dat hij ten onrechte een vergoeding geniet of van een abonnement gebruikmaakt, betaalt de ten onrechte ontvangen vergoeding of de kosten daarvan terug aan de gemeente.

Artikel 11:2

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als Regeling vergoeding verplaatsingskosten 2009 en treedt in werking op 1 september 2009.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de Regeling vergoeding verplaatsingskosten 2006 van 28 maart 2006 (kenmerk BSD/2006.3498) en de brief aan Hoofden van takken van dienst betreffende buitenlandse dienstreizen (kenmerk BSD/2004.3341) ingetrokken.

  • 3. Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de Regeling Koffiegeldvergoeding (kenmerk BSD/2008.1053) ingetrokken.

  • 4. Idem treedt Hoofdstuk 18 ARG in werking met uitzondering van artikel 18:1:7 en 18:1:8.

Ondertekening

Den Haag, 30 juni 2009

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretarismw. A.W.H.Bertram
de burgemeesterJ.J.van Aartsen

BIJLAGE A als bedoeld in artikel 9:4, eerste lid, van de Regeling vergoeding verplaatsingskosten 2009.

  • 1.

    De vergoeding wegens verblijfskosten als bedoeld in artikel 9:4, eerste lid, van de Regeling vergoeding verplaatsingskosten 2009 omvat bij binnenlandse dienstreizen voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van maximaal € 3,98 voor kleine uitgaven overdag alsmede een bedrag van € 11,90 voor kleine uitgaven ‘s avonds vermeerderd met:

    • a.

      maximaal € 12,56 voor een lunch;

    • b.

      maximaal € 19,00 voor een avondmaaltijd;

    • c.

      maximaal € 75,67 voor logies;

    • d.

      maximaal € 7,39 voor een ontbijt.

    De aanspraak op de hier genoemde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid. Aan de hand van betalingsbewijzen worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed tot ten hoogste de hiervoor vermelde bedragen;

  • 2.

    De vergoeding wegens verblijfskosten als bedoeld in artikel 9:5, eerste lid, van de Regeling vergoeding verplaatsingskosten 2009 omvat bij buitenlandse dienstreizen ten hoogste de bedragen genoemd in de Tarieflijst logies- en overige kosten bij dienstreizen buitenland.

    De aanspraak op de hier bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van logies en voor de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid. Aan de hand van betalingsbewijzen worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed tot ten hoogste de in de tarieflijst vermelde bedragen.

Koffiegeldvergoeding

In artikel 10:1:1 wordt geregeld dat ook de betrokkene die zijn werkzaamheden (grotendeels) buiten de werkplek verricht en derhalve ook de lunch buiten de werkplek gebruikt, in aanmerking komt voor het bedrag voor kleine uitgaven overdag van maximaal € 3,98 per dag. Dit artikel treedt in de plaats van de Regeling Koffiegeldvergoeding 2008.

VERKLARING ABONNEMENT OPENBAAR VERVOER

Dienst:

Naam:

Woonadres:

Werkplek:

Aantal dagen dat per week wordt gereisd:

verklaart:

  • 1.

    voor de periode.......................... het abonnement (nr. )

    te hebben ontvangen;

  • 2.

    het abonnement te gebruiken voor woon-werkverkeer;

  • 3.

    van wijzigingen in woonadres, werkadres, omvang werktijd of aantal werkdagen per week, terstond kennis te geven aan het college;

  • 4.

    bekend te zijn met de eigen maandelijkse bijdrage;

  • 5.

    in voorkomend geval het abonnement tevens voor dienstritten te gebruiken;

  • 6.

    ermee bekend te zijn dat over perioden van verlof, geen vakantieverlof zijnde, van een maand of langer en perioden van ziekte van een maand of langer geen aanspraak bestaat op een abonnement;

  • 7.

    ermee bekend te zijn dat er geen tussentijdse wisseling van vervoerswijze mogelijk is anders dan bij verhuizing van betrokkene of overplaatsing naar een ander locatie of wijziging in het aantal dagen waarop wordt gereisd;

  • 8.

    ermee bekend te zijn dat bij beëindiging van het dienstverband het abonnement moet worden ingeleverd;

  • 9.

    ermee bekend te zijn dat de kosten van eventueel ten onrechte ontvangen abonnement moeten worden terugbetaald.

DATUM:

HANDTEKENING

VERKLARING OPENBAAR VERVOERVERGOEDING

Dienst:

Naam:

Woonadres:

Werkplek:

Aantal dagen dat per week wordt gereisd:

verklaart:

  • 1.

    voor het woon-werkverkeer van het openbaar vervoer gebruik te maken;

  • 2.

    aan de hand van vervoerbewijzen het woon-werkverkeer te declareren;

  • 3.

    in voorkomend geval het zelf aangeschafte abonnement tevens voor dienstritten te gebruiken;

  • 4.

    van wijzigingen in woonadres, werkadres, omvang werktijd of aantal werkdagen per week, terstond kennis te geven aan het college;

  • 5.

    ermee bekend te zijn met de eigen maandelijke bijdrage;

  • 6.

    ermee bekend te zijn dat over ermede bekend te zijn dat over perioden van verlof, geen vakantieverlof zijnde, van een maand of langer en perioden van ziekte van een maand of langer geen aanspraak bestaat op de openbaar vervoervergoeding;

  • 7.

    ermee bekend te zijn dat er geen tussentijdse wisseling van vervoerswijze mogelijk is anders dan bij verhuizing van betrokkene of overplaatsing naar een ander locatie of het aantal dagen waarop wordt gereisd;

  • 8.

    ermee bekend te zijn dat de eventueel ten onrechte ontvangen openbaar vervoervergoeding moet worden terug betaald.

DATUM:

HANDTEKENING:

VERKLARING FIETSVERGOEDING

Dienst:

Naam:

Woonadres:

Werkplek:

Aantal dagen dat per week wordt gereisd:

Enkele reisafstand woonadres – werkplek in kilometers op basis van de routeplanner www.routenet.nl:

verklaart:

  • 1.

    de eigen fiets voor het woon-werkverkeer te gebruiken;

  • 2.

    in voorkomend geval de eigen fiets tevens voor dienstritten te gebruiken;

  • 3.

    van wijzigingen in woonadres, werkadres, omvang werktijd of aantal werkdagen per week, terstond kennis te geven aan het college;

  • 5.

    ermee bekend te zijn dat over perioden van verlof, geen vakantieverlof zijnde, van een maand of langer en perioden van ziekte van een maand of langer geen aanspraak bestaat op de fietsvergoeding;

  • 6.

    ermee bekend te zijn dat er geen tussentijdse wisseling van vervoerswijze mogelijk is anders dan bij verhuizing van betrokkene of overplaatsing naar een ander locatie of wijziging in het aantal dagen waarop wordt gereisd;

  • 7.

    ermee bekend te zijn dat eventueel ten onrechte ontvangen fietsvergoeding moet worden terug betaald.

DATUM:

HANDTEKENING:

Toelichting bij Regeling Vergoeding Verplaatsingskosten 2009

Tegemoetkoming verhuiskosten in verband met indiensttreding

De tegemoetkoming verhuiskosten in verband met indiensttreding op basis van artikel 2 is een aanvulling op hoofdstuk 18 ARG. De genoemde bedragen worden door het LOGA vastgesteld.

De tegemoetkoming voor dubbele woonkosten bedraagt momenteel maximaal € 272,27 per maand en wordt maximaal vier maanden verleend. De tegemoetkoming voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten bedraagt 3% van de berekeningsbasis per jaar voor ieder woon-of slaapvertrek, tot een maximum van vier van deze vertrekken, die de achtergelaten woning telt. Dit bedrag bedraagt maximaal € 5.445,00 en geldt alleen voor diegenen die op de dag van verhuizing een eigen huishouding voeren. De tegemoetkoming wordt verstrekt op basis van ingeleverde nota’s. Deze nota’s dienen binnen zes maanden na de verhuizing te zijn ingediend.

Aanspraken woon-werkverkeer openbaar vervoer

In artikel 3:1 zijn verschillende mogelijkheden opgenomen ten aanzien van woon-werkverkeer en vergoedingen. De betrokkene kan naar keuze hiervan gebruik maken. De keuze wordt telkens voor één jaar gemaakt. De eigen bijdrage voor de betrokke is gekoppeld aan 120% van het HTM-tarief voor het openbaar vervoerabonnement voor één zone. De bedragen zijn pro rato als de betrokkene op minder dan 5 dagen reist. Samenloop van vergoedingsvormen, bijvoorbeeld een openbaar vervoerabonnement in combinatie met een fietsvergoeding over dezelfde periode, is op grond van artikel 3:1, lid 6, uitgesloten. Tussentijdse wijziging kan alleen plaatsvinden bij verhuizing van betrokkene of overplaatsing naar een andere locatie. De vergoedingen zijn gemaximeerd en afhankelijk van het woon- en werkadres van de betrokkene.

Bedrag dat maximaal ten laste van de gemeente komt

Op grond van artikel 3:1, zesde lid, van de regeling wordt het bedrag dat maximaal per jaar ten laste van de gemeente komt, vermeerderd met het bedrag dat voor rekening komt van de betrokkene, gekoppeld aan de prijs van een NS-jaartrajectkaart over 20 tariefeenheden plus aanvullend stad-streekabonnement voor een zone. Met ingang van de contractsdatum (1 april) dient het bedrag dat maximaal ten laste van de gemeente komt, in overeenstemming te worden gebracht met de kosten van het openbaar vervoer. Deze wijziging wordt bepaald als volgt:

Jaartrajectkaart 20 km € 1.099,00 gedurende de contractperiode 1 april 2009 t/m 31 maart 2010.

Bij: aanvullend stad-streekabonnement (een zone) € 307,00 is samen € 1.406,00.

Fietsvergoeding

In hoofdstuk 6 zijn bepalingen opgenomen voor een vergoeding voor het gebruik van de fiets voor woon- werkverkeer. De vergoeding is gekoppeld aan het aantal kilometers. Voor het bepalen van de fietsafstand dient gebruik worden gemaakt van de routeplanner van www.routenet.nl. Er wordt uitgegaan van de kortste route per fiets. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig op één decimaal achter de komma afgerond.

De fietsvergoeding bedraagt € 0,16 per kilometer. De vergoeding wordt per maand uitbetaald en bedraagt maximaal 1/12 x het bedrag van de openbaar vervoer vergoeding van de jaartrajectkaart 20 tariefeenheden, 2de klas plus aanvullend streekabonnement, 1 zone. Tot en met 31 maart 2010 is dit maximale bedrag 1/12 x € 1406,00. Dit maximale bedrag is pro rato voor betrokkenen die minder dan 5 dagen per week fietsen. Maandelijkse bedragen van minder dan € 2,50 worden niet uitbetaald.

In de kilometervergoeding wordt een eventuele vergoeding voor stallingkosten geacht te zijn begrepen. Ook incidenteel reizen met openbaar vervoer bij slecht weer wordt geacht te zijn opgenomen in de kilometervergoeding.

Bijzondere situaties

Het college kan in bepaalde gevallen afwijken van de algemeen ter zake van woon- werkverkeer geldende regels. De gevallen waarbij dat kan zijn gelimiteerd opgesomd in artikel 7:1. Een dergelijk geval doet zich bijvoorbeeld voor indien op medische indicatie van de bedrijfsarts per auto of ander motorvoertuig moet worden gereisd. In gevallen waarin op medische indicatie de vergoeding wordt verleend, wordt aangeraden om na te gaan in hoeverre deze kosten op basis van andere (wettelijke) regelingen kunnen worden vergoed. Eventuele parkeerkosten bij de plaats van tewerkstelling worden in voorkomende gevallen vergoed.

Gebruik eigen auto voor dienstritten

In de regeling zijn in hoofdstuk 8 bepalingen opgenomen die voorzien in een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto voor dienstritten. De kilometervergoeding bedraagt € 0,28. Van dit bedrag is € 0,19 onbelast. In voorkomende gevallen kunnen kosten voor parkeergelegenheid worden vergoed.

Om voor vergoeding van parkeergelegenheid in aanmerking te komen dient aan de voorwaarden zoals gesteld in hoofdstuk 8 te zijn voldaan. Het toezicht hierop berust bij de diensthoofden. De Gemeentelijke Accountantsdienst zal hierop controleren. Met kosten van parkeergelegenheid worden de volgende mogelijkheden bedoeld.

• Een parkeervergunning of een zogenaamde debetcard bij de plaats van tewerkstelling (deze verstrekking is onbelast).

• Kosten voor het vullen van een parkeermeter dan wel parkeerkosten via de GSM. Deze vergoeding is belast, voor zover hij bovenop de vergoeding van € 0,19 komt. In dat geval is daarop de eindheffing verplicht van toepassing tegen het enkelvoudig tarief. De vergoeding wordt op basis van declaratie en onder overlegging van bonnen aan de medewerker verstrekt.

Dienstreizen

Voorwaarde bij dienstreizen is dat de reis met toestemming van het college wordt gemaakt. Uitgangspunt is dat ze gemaakt worden met het openbaar vervoer. Slechts onder voorwaarden genoemd in artikel 9:3 worden kosten voor de reis met de eigen auto vergoed.

Dienstreizen buitenland

De regeling bepaalt dat de noodzakelijk gemaakte verblijfskosten achteraf op basis van declaratie met overlegging van nota’s en betaalbewijzen, worden vergoed tot de maxima die zijn bepaald in de Tarieflijst logies- en overige kosten bij dienstreizen buitenland van het Ministerie BZK. De bedragen in deze tarieflijst zijn geen normvergoedingen maar maximum vergoedingen. De buitenlandse dienstreizen worden voor de gemeente verzorgd door tussenkomst van het Intern Dienstencentrum (IDC, HRM-services). Het IDC neemt alleen opdrachten tot reisboekingen en eventuele bevoorschotting van onkostenvergoeding aan door of vanwege het diensthoofd. Een uitzondering hierop vormen de dienstreizen naar Brussel (Europese Commissie). Voor deze reizen geldt dat de direct leidinggevende i.p.v. het diensthoofd de opdrachten tot reisboekingen en bevoorschotting mag geven.

De verstrekking van reisbescheiden en bevoorschotting van onkostenvergoeding vindt, door tussenkomst van de IDC, plaats door een door het diensthoofd aan te wijzen functionaris. De betrokkene die de dienstreis heeft ondernomen dient z.s.m. na diens terugkomst bij de aangewezen betrokkene een ondertekende kostenverantwoording in, voorzien van nota’s en betaalbewijzen en overlegt het eventuele restant aan contant geld. De aangewezen functionaris controleert de kostenverantwoording en zorgt voor verdere financieel/administratieve afhandeling. Dienstreizen van diensthoofden geschieden slechts na voorafgaande goedkeuring door de (loco-)gemeentesecretaris. De kostenverantwoording, op de wijze zoals hierboven omschreven, behoeft de goedkeuring van de (loco)gemeentesecretaris.

Verklaringen

Bij de uitvoering van de regeling wordt aan de verklaring van de betrokkene als controlemiddel een belangrijke functie toebedeeld. Bij de regeling zijn een aantal modellen als voorbeeld opgenomen.