Organisatie | Hoogheemraadschap van Delfland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening - Algemene regels behorende bij de Keur Delfland |
Citeertitel | Algemene regels behorende bij de Keur Delfland |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 3.6 van de Keur Delfland
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-06-2015 | Onbekend | 12-05-2015 Waterschapsblad, Jaargang 2015 Nr. 4216 | - |
Besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland van 12 mei 2015, tot vaststelling van algemene regels inhoudende vrijstelling van de vergunningplicht voor het verrichten van handelingen in, op, boven, over of onder waterstaatswerken en het onttrekken van grondwater (Algemene regels behorende bij de Keur Delfland)
Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland;
gelet op artikel 3.6 van de Keur Delfland;
overwegende dat het wenselijk is de regeldruk te verminderen en dat door het stellen van algemene regels de watersysteemkundige belangen kunnen worden gewaarborgd;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Aangeheelde waterkering: waterkering waarvan de hoogte van de achterliggende gronden op kunstmatige wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruinhoogte van de waterkering zijn aangelegd.
Binnenwaterkering: binnenwaterkering zoals bedoeld in de Legger Binnenwaterkeringen, Landscheidingen, Polderkaden en Waterscheidingen.
Buitenkruinlijn: snijpunt van de raaklijnen van de kruin en het buitentalud van een waterkering.
Damwand: wand van verticale planken.
Duiker: een verbindingsbuis om water onder een straat of een stuk grond door te laten.
Duinvoet: duinvoet zoals bedoeld in de Legger Zeewering.
Grondmechanisch onderzoek: uitvoeren van grondonderzoek door middel van sonderingen, handboringen, mechanische boringen, peilbuizen of waterspanningsmeters.
Hek: afscheiding met vrije doorzicht.
Insteek: de snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld.
Kabel: transportmedium zonder holle ruimte.
Landscheiding: landscheiding zoals bedoeld in de Legger Binnenwaterkeringen, Landscheidingen, Polderkaden en Waterscheidingen.
Leiding: transportmedium dat uitmondt in een oppervlaktewaterlichaam, of wel bedoeld als transportmedium voor gassen en vloeistoffen.
Lozingspunt: werk waarmee niet-oppervlaktewater in een oppervlaktewater wordt geloosd.
Milieubeschermingsgebied: milieubeschermingsgebieden voor grondwater zoals bedoeld in het provinciaal waterplan van de provincie Zuid Holland.
NEN 3650 en NEN 3651: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven normen voor het toepassen van kabel en leidingsystemen in waterstaatswerken.
Oeverbescherming: beschoeiing of damwand die wordt aangebracht in de oeverlijn om de oever tegen afkalving te beschermen.
Polderkade: polderkade zoals bedoeld in de Legger Binnenwaterkeringen, Landscheidingen, Polderkaden en Waterscheidingen.
Polderprincipe: creëren van een kunstmatig grondwaterniveau dat lager ligt dan het omliggende grondwaterniveau voor het permanent droog houden van civieltechnische en bouwkundige werken.
Delflandsedijk : Delflandse dijk zoals bedoeld in de Legger Delflandsedijk.
Primair water: primair water zoals bedoeld in de Legger Wateren.
Regionale waterkering: regionale waterkering zoals bedoeld in de Legger Regionale waterkeringen.
Schutting: afscheiding zonder vrije doorzicht.
Secundair water: secundair water zoals bedoeld in de Legger Wateren.
Sleuf: langwerpige smalle ontgraving die in de grond vanaf het maaiveld wordt gegraven.
Sleufloze techniek: het door middel van doorpersen of boren leggen van kabels of leidingen.
Straatmeubilair: objecten die in de openbare ruimte staan ten behoeve van de openbare ruimte.
Strategische zoetwatervoorraad: strategische zoet grondwatervoorraad zoals bedoeld in het provinciaal waterplan van de provincie Zuid Holland.
Verheelde waterkering: waterkering waarvan de hoogte van de achterliggende gronden op natuurlijke wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruinhoogte van de waterkering zijn gelegen.
Voorland: voor een waterkering gelegen land of ondiep gelegen oever.
Waterkerend vermogen: vermogen van een waterkering om aan alle faalmechanismen te voldoen, overeenkomstig de veiligheidseisen.
Zeewering: zeewering als bedoeld in de legger zeewering.
2. In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder beschermingszone, bestuur, grondwater, legger, ondersteunend kunstwerk, natte ecologische zone, oeverlijn, onttrekken van grondwater, onttrekkingsinrichting, oppervlaktewaterlichaam, profiel van vrije ruimte, schouwpeil, waterkering, waterstaatswerk, watervoerende deel en werken verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Keur Delfland.
Artikel 3 Samenhang bij vergunning of beheershandelingen
Indien een handeling als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10, 13, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 28 en 30 deel uit maakt van een handeling of samenstel van handelingen waarvoor een vergunning vereist is op grond van de Keur Delfland, de Waterwet of de daarop berustende bepalingen en deze samenhang gevolgen kan hebben voor het watersysteem geldt de vrijstelling op de vergunningplicht uit deze algemene regels niet.
Indien een handeling als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10, 16, 18, 22, 24, of 26, plaatsvindt op of nabij een locatie, waarvoor een besluit is vastgesteld door het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap, of het bestuur, voor het uitvoeren van beheershandelingen en die handeling een belemmering vormt voor het uitvoeren van die beheershandelingen, geldt de vrijstelling op de vergunningplicht uit deze algemene regels niet.
Hoofdstuk 2 Algemene regels voor het verrichten van handelingen in, op, boven, over of onder waterstaatswerken
Van het aanleggen of verwijderen van een steiger of vlonder als bedoeld in artikel 4, wordt een melding gedaan.
Van het aanleggen of verwijderen van kabels of leidingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt een melding gedaan.
Artikel 13 toepassingscriteria
Voor het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek in, op, boven, over, of onder een waterstaatswerk is geen vergunning op grond van artikel 3.1 van de Keur Delfland nodig.
Van het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek als bedoeld in artikel 13, wordt een melding gedaan.
Voor het beweiden met schapen of geiten in of op de waterkering is geen vergunning op grond van artikel 3.1 van de Keur Delfland nodig, indien het beweiden plaatsvindt:
Artikel 20 toepassingscriteria
Voor evenementen in, op, boven, over, of onder het strand, dat zich uitstrekt van de laagwaterlijn tot aan de duinvoet en de strandopgang, is geen vergunning op grond van artikel 3.1 van de Keur Delfland nodig, indien:
Artikel 24 toepassingscriteria
Artikel 26 toepassingscriteria
1. Voor het aanleggen van een hek of schutting in, op, boven, of over de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen is geen vergunning op grond van artikel 3.1 van de Keur Delfland nodig, indien:
Hoofdstuk 3 Algemene regels voor het water brengen in en onttrekken aan oppervlaktewaterlichaam
Artikel 28 toepassingscriteria
Voor het water brengen in en onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam is geen vergunning op grond van artikel 3.2 van de Keur Delfland nodig, indien:
Hoofdstuk 4 Algemene regels voor het onttrekken van grondwater
Artikel 30 toepassingscriteria
Er is geen vergunning nodig op grond van artikel 3.3 van de keur Delfland voor het onttrekken van grondwater:
ten behoeve van beregening waarbij:
a. niet meer dan 50 m3 per uur en 50.000 m3 per jaar wordt onttrokken;
b. niet meer dan 50 m3 per uur en 200.000 m3 per jaar wordt onttrokken ten behoeve van agrarische activiteiten;
c. grondwater voor agrarische activiteiten uit het eerste watervoerend pakket of dieper wordt onttrokken.
d. geen grondwater wordt onttrokken uit de strategische zoetwatervoorraad.
ten behoeve van een grondwatersanering waarbij:
a. in milieubeschermingsgebieden niet meer dan 10 m3 per uur wordt onttrokken en de onttrekking niet langer dan een jaar plaatsvindt.
b. in andere gebieden dan milieubeschermingsgebieden niet meer dan 25 m3 per uur wordt onttrokken en de onttrekking niet langer dan 7 jaar plaatsvindt.
Diegene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 30, derde tot en met achtste lid:
Aanbrengen putten en peilbuizen
1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist op een aanvraag om een vergunning op grond van de artikelen 3.1, 3.2, of 3.3 van de Keur Delfland en deze regeling op de handeling van toepassing is, wordt de aanvraag om de vergunning aangemerkt als een melding overeenkomstig artikel 2, tenzij artikel 3 van toepassing is.
Deze regeling strekt ter uitwerking van artikel 3.6 van de Keur Delfland (hierna: Keur). In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om algemene regels te stellen die een vrijstelling inhouden van de vergunningplicht uit de artikelen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Keur.
Op grond van artikel 3.1 van de Keur is het verboden om zonder vergunning
waterstaatswerken aan te leggen of te wijzigen. Ook is het verboden om zonder vergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone, of profiel van vrije ruimte, door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder bepaalde handelingen te
Voor het verrichten van bepaalde handelingen wordt in deze regeling vrijstelling verleend van de vergunningplicht uit de Keur (hoofdstuk 2). De verbodsbepalingen in de Keur blijven onverwijld van kracht.
Op grond van artikel 3.2 van de Keur is het verboden om zonder vergunning water te brengen of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.
Voor het verrichten van bepaalde water aan-, of afvoer en van lozingen in en onttrekkingen aan het oppervlaktewaterlichamen wordt in deze regeling vrijstelling verleend van de vergunningplicht uit de Keur (hoofdstuk 3).
Op grond van artikel 3.3 van de Keur is het verboden om zonder vergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren in andere gevallen dan als bedoeld in artikel 6.4 van de Waterwet.
Voor het verrichten van bepaalde grondwateronttrekkingen wordt in deze regeling vrijstelling verleend van de vergunningplicht uit de Keur (hoofdstuk 4).
Indien de voorgenomen handelingen vallen binnen het toepassingsbereik van deze regeling, is geen vergunning nodig op basis van de artikelen 3.1, 3.2, of 3.3 van de Keur. Wel moet dan worden voldaan aan de criteria uit deze regeling.
Om voldoende inzicht in de uitvoering van werken en werkzaamheden en overzicht ten behoeve van het watersysteem te houden, moet in sommige gevallen een melding worden gedaan bij het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland).
Het doel van deze algemene regels is veelzijdig. Allereerst is er de wens om de regeldruk te verminderen. Door de algemene regels komt de vergunningplicht voor het verrichten van bepaalde handelingen te vervallen, of wordt de vergunningplicht vervangen door een meldingsplicht.
Dit betekent een administratieve lastenverlichting voor burgers, bedrijven en andere overheden. Ook voor Delfland hebben de algemene regels een gunstige werking. Door minder aanvragen kunnen tijd en kosten worden bespaard. Ook is de afwikkeling van een melding minder ingrijpend dan het doorlopen van een vergunningsprocedure.
Daarnaast leiden algemene regels tot meer uniformiteit en hebben daardoor meer duidelijkheid tot gevolg.
Bovendien kunnen de watersysteemkundige belangen worden gewaarborgd door algemene regels al dan niet in combinatie met een meldingsplicht, omdat de risico’s van de in deze regels genoemde werken klein zijn voor het watersysteem. Bij de afweging of het wenselijk is een algemene regel op te stellen, spelen verschillende factoren een rol. Door een afweging tussen risico (kans op schade aan een waterstaatswerk x gevolg) en omvang (hoeveelheid
aanvragen) is de wenselijkheid voor algemene regels bepaald. Handelingen die een groot risico voor schade aan een waterstaatswerk met zich mee kunnen brengen, komen daarom niet in aanmerking voor een algemene regel en blijven vergunningplichtig. Daar waar sprake is van een laag risico en van veel aanvragen is ervoor gekozen om algemene regels op te stellen
Diegene die de handeling verricht of doet verrichten, of de eigenaar van de werken is verantwoordelijk voor het voldoen aan de bepalingen uit deze regeling.
Met ‘diegene die de handeling verricht of doet verrichten’ wordt bedoeld: degene die in staat is om tijdens de werkzaamheden deze te doen stoppen, of daartoe opdracht te geven. Dit kan een ander zijn dan de eigenaar van de gronden of de toekomstige werken. Denk bijvoorbeeld aan een aannemer, een gemeente die opdracht geeft tot het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden, of aan een (toekomstig) gebruiker die met toestemming van de (toekomstig) eigenaar de werken aanlegt.
De eigenaar van de werken is de eigenaar van de gronden waar de werken op zijn aangelegd, tenzij het eigendom van de werken anderszins is vastgelegd in een overeenkomst of ander overdrachtsdocument.
De algemene regels uit deze regeling die gelden tijdens het uitvoeren van werkzaamheden zijn gericht aan diegene die de handelingen uitvoert. De algemene bepalingen die gelden tijdens het gebruik of voor het onderhoud van de werken, zijn gericht aan de eigenaar van de werken.
Het toezicht op de naleving en de handhaving vindt plaats op basis van de algemene regels
uit deze regeling. Bij overtreding van de bepalingen uit deze regeling kan gebruik worden
gemaakt van de verschillende bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten uit hoofdstuk 5
van de Algemene wet bestuursrecht, zoals de last onder bestuursdwang, of de last onder
Op basis van Delflands Toezicht- en Handhavingstrategie wordt bepaald wanneer en welke
bestuursrechtelijke maatregelen worden ingezet.
Bovendien is overtreding van de bepalingen uit deze regeling op grond van artikel 4.3 van de
Keur strafbaar gesteld. Strafrechtelijk kan worden opgetreden tegen overtredingen waarbij
het Openbaar Ministerie de strafmaat, meestal een boete, bepaalt.
5. Verhouding met andere regelgeving
Op handelingen die onder het toepassingsbereik van deze regeling vallen, kan ook andere regelgeving van toepassing zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Waterwet, de Wabo of de Flora- en faunawet. Indien bijvoorbeeld voor een bepaalde handeling een ontheffing op grond van de Waterwet, Wabo of Flora- en faunawet nodig is, dan zal naast het voldoen aan algemene regels uit deze regeling, apart een ontheffing moeten worden aangevraagd bij het
Daarnaast kunnen de algemene regels ook raakvlakken met andere richtlijnen, regels en afspraken van Delfland hebben. Enkele voorbeelden zijn:
In de Legger Wateren is van bestaande oppervlaktewaterlichamen per watergang de soort en afmeting vastgelegd. Een beschrijving van ligging en afmetingen van natte ecologische zones zijn ook in deze legger opgenomen.
In de Legger Zeewering is de ligging, vorm, afmeting en constructie van de zeewering vastgelegd. Bij deze legger hoort een tekening met daarop aangegeven de lokatie van de waterkering.
In de Legger Delflandsedijk is de ligging, vorm, afmeting en constructie van de Delflandsedijk vastgelegd. Bij de Legger hoort een tekening met daarop aangegeven de ligging van de waterkering en de bijbehorende beschermingszone en profiel van vrije ruimte.
In de Legger Regionale keringen is de ligging, vorm, afmeting en constructie van de regionale keringen vastgelegd. Bij de Legger hoort een tekening met daarop aangegeven de ligging van de waterkeringen, de bijbehorende beschermingszone en profiel van vrije ruimte.
De Legger Binnenwaterkeringen, landscheidingen, boezemkaden, polderkaden en waterscheidingen
In de Legger Binnenwaterkeringen, landscheidingen, boezemkaden, polderkaden en waterscheidingen is de ligging, vorm, afmeting en constructie van de overige waterkeringen vastgelegd. Bij deze legger hoort een tekening met daarop aangegeven de lokatie van de waterkering.
De beleidsregels voor inrichting van wateren
Het inrichten van wateren is onderverdeeld in de ‘Beleidsregel Dempen en graven’, ‘Beleidsregel Werken in het profiel van wateren’ en ‘Beleidsregel Kunstwerken in wateren’. De beleidsregels bevatten beleid voor het inrichten van watergangen en oevers van alle oppervlaktewaterlichamen binnen het beheersgebied van Delfland. Bij het beoordelen van aanvragen voor watervergunningen wordt getoetst aan deze beleidsregels. Bij het opstellen
van deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij deze beleidsregels.
De Beleidsregel Medegebruik Zeewering
In de Beleidsregel Medegebruik Zeewering zijn voorwaarden gesteld voor het medegebruik van de ruimte in, op en om de primaire waterkering zeewering. Bij het beoordelen van aanvragen voor watervergunningen wordt getoetst aan deze beleidsregel. Bij het opstellen van deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij deze beleidsregels.
De Beleidsregel Medegebruik Delflandsedijk
In de Beleidsregel Medegebruik Delflandsedijk zijn voorwaarden gesteld voor het medegebruik van de ruimte in, op en om de primaire waterkering Delflandsedijk. Bij het beoordelen van aanvragen voor watervergunningen wordt getoetst aan deze beleidsregel. Bij het opstellen van deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij deze beleidsregels.
De Beleidsregel Medegebruik Regionale keringen
In de Beleidsregel Medegebruik Regionale keringen zijn voorwaarden gesteld voor het medegebruik van de ruimte in, op en om de regionale keringen. Bij het beoordelen van aanvragen voor watervergunningen wordt getoetst aan deze beleidsregel. Bij het opstellen van deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij deze beleidsregels.
De Beleidsregel Grondwateronttrekkingen en infiltraties
In de Beleidsregel Grondwateronttrekkingen en infiltraties zijn voorwaarden gesteld voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water binnen Delflands beheersgebied. Bij het beoordelen van aanvragen voor watervergunningen wordt getoetst aan deze beleidsregel.
Bij het opstellen van deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij deze beleidsregels.
Op alle handelingen die worden verricht is artikel 3.5 van de Keur van toepassing. Dit artikel bevat een zorgplicht die iedereen moet betrachten als het gaat om het verrichten van handelingen in watersystemen. Dit geldt ook voor handelingen die op grond van deze algemene regels zijn toegestaan. Indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een handeling afbreuk doet aan de doelstelling die het waterstaatswerk heeft, dient diegene die
de handelingen verricht die maatregelen te treffen om deze afbreuk te voorkomen. In het geval er kennis wordt genomen van dergelijk handelen dient dit onverwijld te worden gemeld bij Delfland. Delfland kan aanwijzingen geven over die maatregelen.
Voor het verrichten van een handeling die valt binnen het toepassinggebied van de algemene regels uit deze regeling kan toestemming van een derde nodig zijn. Dit kan een toestemming van een grondeigenaar zijn, maar ook van een andere (overheids)instantie.
Voor het gebruik van Delflands eigendommen moet aanvullend toestemming worden gevraagd bij het team Juridische Ondersteuning en Vastgoed. Diegene die de handeling verricht moet hier zelf voor zorgen en er rekening meehouden dat de procedure voor het behandelen van een dergelijk verzoek langer kan duren, dan de periode voor het doen van een melding uit deze regeling.
Diegene die de handelingen verricht of doet verrichten, moet hiervan melding doen aan Delfland (zie ook hoofdstuk 3 onder de Toelichting). De melding moet uiterlijk drie weken voorafgaand aan het verrichten van de handelingen worden gedaan, tenzij anders is vermeld.
De melding kan zowel schriftelijk als elektronisch worden ingevuld en ingediend. Als uit de melding blijkt dat de te verrichten handelingen onder de algemene regels van deze regeling vallen, krijgt de melder hiervan bericht. Ook als Delfland van mening is dat de te verrichten handelingen niet onder deze regeling vallen, krijgt de melder hiervan bericht en moet er
alsnog een watervergunning worden aangevraagd.
Wanneer een handeling deel uitmaakt van een handeling of een samenstel van handelingen waarvoor een vergunning is aangevraagd en deze aanvraag tegelijkertijd is ingediend met een melding, is de indieningstermijn van de melding gelijk aan de beslistermijn van de vergunning. Dit betekent dat voor het gelijk indienen van een vergunningaanvraag en een melding, de melding wordt meegenomen in de beslistermijn van de vergunningaanvraag. Het uitvoeren van de handelingen waarvoor een melding is ingediend kunnen pas worden verricht nadat een beslissing op de vergunningaanvraag is genomen.
Het is altijd mogelijk om bij het voornemen van een werk contact met Delfland op te nemen. In het vooroverleg kan bijvoorbeeld worden aangegeven welke gegevens bij de melding nodig zijn, zodat onnodig oponthoud wordt voorkomen.
Als er tijdens de werkzaamheden van de gemelde gegevens wordt afgeweken moet de melder dit direct doorgeven aan Delfland.
De melding vervalt automatisch als niet binnen een jaar de gemelde werkzaamheden zijn uitgevoerd. Hierna dient voor de werkzaamheden opnieuw een melding te worden gedaan.
6.2 Samenhang bij vergunningplichtige- of beheershandelingen
Wanneer sprake is van een project waarbij zowel vergunningplichtige handelingen als bedoeld in de Waterwet of de Keur en meldingsplichtige handelingen als bedoeld in deze regeling worden uitgevoerd en deze als gevolg van hun samenhang een gevolg kunnen hebben op het watersysteem, dient voor alle handelingen gezamenlijk een vergunningaanvraag te worden
ingediend. De aanvraag wordt dan integraal getoetst aan toepasselijke regelgeving en beleidsregels.
Het gaat dan onder meer om het uitvoeren van diverse handelingen die functioneel of fysiek met elkaar samenhangen en die als gevolg daarvan een groter risico vormen voor het watersysteem. Denk bijvoorbeeld aan de bouw van een woning in een waterkering, waarvoor bij de aanleg van een kelder een ontgraving moet worden uitgevoerd. Deze werken zijn vergunningplichtig. Voor het droog houden van de ontgraving wordt een bemaling toegepast
die aan de criteria uit deze regeling voldoet. De bemaling zou dan meldingsplichtig zijn, maar de bemaling in combinatie met een ontgraving kan een extra risico opleveren voor de waterkering. Om dit goed te kunnen beoordelen moeten in dit soort situaties voor alle handelingen één gezamenlijke vergunning worden aangevraagd.
Wanneer een handeling plaatsvindt op of nabij een lokatie, waarvoor door het algemeen bestuur van Delfland of het bestuur een vastgesteld besluit is genomen tot het uitvoeren van beheershandelingen, mag die handeling niet een belemmering voeren voor het uitvoeren van die beheershandelingen. De algemene regels zijn dan niet van toepassing en de werken zijn
dan vergunningplichtig. Bij beheersbehandelingen van Delfland kan men denken aan bijvoorbeeld een kadeverbetering, verlegging van een water of de aanleg van een natte ecologische zone.
Aan de hand van de leggers kunt u bepalen of de handelingen zich bevinden binnen een waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of het profiel van vrije ruimte. De leggers zijn digitaal te raadplegen via onze internetsite www.hhdelfland.nl.
Onder een steiger wordt een constructie verstaan welke gedeeltelijk over een
oppervlaktewaterlichaam is geplaatst met steunpunten in het water (zie figuur 7.1a). Een vlonder is een constructie welke gedeeltelijk over een oppervlaktewaterlichaam is geplaatst met een verankering in het achterliggende perceel (zie figuur 7.1b). Hierbij staan geen
steunpunten in het water. Een steiger of vlonder wordt (meestal) voor recreatieve doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om vis-, of vaarwater goed te kunnen bereiken of voor het verlengen van een tuin. Om de waterkwaliteit en de functie van het oppervlaktewaterlichaam te waarborgen worden eisen gesteld met betrekking tot de maximale afmetingen en uitvoering
van een steiger of vlonder. Het één en ander is onder andere afhankelijk van de afmetingen van het betreffende oppervlaktewaterlichaam.
Het toepassen van gewolmaniseerd of gecreosoteerd hout nabij oppervlaktewater is niet toegestaan. Dit is vastgelegd in wettelijke regelingen zoals het Besluit PAK-houdende coatings en producten milieubeheer.
Bruggen, mits aangebracht volgens de toepassingscriteria (zie figuur 7.2a en 7.2b), hebben vrijwel geen effect op de waterhuishouding, aangezien een brug de doorstroming van een oppervlaktewaterlichaam niet of nauwelijks beïnvloedt. Daarnaast worden secundaire wateren onderhouden door de eigena(a)r(en) van de aangrenzende percelen. Delfland heeft met
betrekking tot het onderhoud dan ook geen direct belang bij het aanbrengen van bruggen over secundaire wateren. Er worden eisen gesteld aan de constructie van een brug om de stabiliteit van de oevers van het betreffende oppervlaktewaterlichaam te waarborgen. Het toepassen van gewolmaniseerd of gecreosoteerd hout nabij oppervlaktewater is niet toegestaan. Dit is vastgelegd in wettelijke regelingen zoals het Besluit PAK-houdende coatings
Het belang van Delfland bij de aanleg van kabels en leidingen in en langs
oppervlaktewaterlichamen betreft voornamelijk de stabiliteit van de oever van het betreffende oppervlaktewaterlichaam, het berijdbaar houden van taluds en beschermingszones en waarborgen nat profiel van de oppervlaktewaterlichamen. Kabels en leidingen worden veelal
aangelegd door middel van een gegraven sleuf, een boogzinker of een gestuurde boring. Wanneer deze werkzaamheden te dicht op de insteek van het oppervlaktewaterlichaam worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de stabiliteit van de oever. Daarnaast moet worden voorkomen dat kabels en leidingen worden beschadigd bij onderhoudswerkzaamheden aan oppervlaktewaterlichamen.
In de Vaarverordening Delfland staat aangegeven welke oppervlaktewaterlichamen binnen het beheersgebied van Delfland toegankelijk zijn voor motorvaart. Aan de hand hiervan kan bepaald worden welke minimale gronddekking vereist is voor een kabel of leiding.
Ten behoeve van bijvoorbeeld aansluitingen van huispercelen op het gas-, water-, elektriciteits-, riool-, of elektronisch telecommunicatienetwerk, worden kabels of leidingen in waterkeringen aangebracht. Hierbij worden tevens regelmatig las- of aansluitgaten gemaakt. Het belang van Delfland in deze, is dat de stabiliteit van de kering blijft gewaarborgd. Door de werken haaks op de kering aan te leggen hebben dergelijke werkzaamheden een zeer gering effect op de staat van een waterkering.
Het aanleggen en hebben van kabels en leidingen haaks op de waterkering en het maken van las- of aansluitgaten betreffen vanuit waterstaatkundig oogpunt relatief eenvoudig en veel voorkomende werken.
Het aanleggen en hebben van kabels en leidingen in en langs oppervlaktewaterlichaamen en haaks op een waterkering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Op de aanvulling van sleuven is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Dat betekent dat de aanvulling van sleuven met schone kleigrond dient te worden uitgevoerd.
Ten behoeve van grondonderzoek dienen vaak grondboringen en sonderingen te worden uitgevoerd en peilbuizen te worden aangebracht en verwijdert binnen waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen. In de meeste gevallen hebben dergelijke werkzaamheden een zeer gering effect op de staat van een waterkering en oppervlaktewaterlichaam. Het uitvoeren van grondboringen, sonderingen en het aanbrengen en verwijderen van peilbuizen betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende
worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Bij het toelaten van vee op een waterkering is de hoeveelheid vee en het soort vee van belang. Paarden en koeien zullen door hun gewicht eerder schade aan de grasmat van een waterkering of aan de waterkering zelf aanrichten dan schapen of geiten. Vertrapping of wegvreten van de grasmat kan erosie en vervolgens instabiliteit van de waterkering tot gevolg hebben. Hierom worden alleen geiten of schapen toegestaan met een maximum aantal per hectare te beweiden perceel.
Een oeverbescherming is een oever verstevigende constructie die in voorkomende gevallen in het talud van een waterlichaam kan worden geplaatst om afkalving en instorten van de oever te voorkomen. De voorwaarden waaraan dient te worden voldaan bij het plaatsen van een
oeverbescherming hebben tot doel dat er zo min mogelijk waterbergingsverlies optreedt en dat er een zo klein mogelijk effect op de doorstroming van het betreffende oppervlaktewaterlichaam ontstaat.
Voorkomen moet worden dat een beschoeiing in het oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst om het gebruiksareaal van een perceel te vergroten, ten koste van het profiel van dat oppervlaktewaterlichaam. Dergelijke constructies vallen niet onder deze algemene regel. Omdat het effect op de waterberging en de doorstroming doorgaans zeer gering is kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Het toepassen van gewolmaniseerd of gecreosoteerd hout nabij oppervlaktewater is niet toegestaan. Dit is vastgelegd in wettelijke regelingen zoals het Besluit PAK-houdende coatings en producten milieubeheer.
Het verwijderen van oeverbeschermingen die in een legger met waterkeringen is aangewezen, is uitgesloten van de algemene regel. Deze werkzaamheden zijn op grond van de Keur Delfland vergunningplichtig. De reden van deze uitsluiting ligt hem in het feit dat deze beschoeiingen een ondersteunend kunstwerk zijn voor de waterkering.
De algemene regel voor evenementen op het strand heeft betrekking op het gebruik van het strand in verband met het houden van een niet gemotoriseerd evenement. Een wandeltocht, hardloopwedstrijd of fietswedstrijd zijn enkele voorbeelden van een niet gemotoriseerd evenement. Daarnaast is het voor de organisatie van een evenement toegestaan om tijdelijke werken op het strand aan te leggen. Hier moet men denken aan een kraam, vlaggenmast, controlepost, borden, dranghekken of andersoortige werken ten behoeve van het evenement.
De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in het geval van een evenement op het strand, gelet op de tijdelijkheid en de geringe inbreuk van de activiteit op de functie en het beheer van het strand, voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Langs oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen zijn in Delfland van oudsher veel wegen aanwezig. Om de functie en veiligheid van en op openbare wegen te waarborgen is het noodzakelijk om straatmeubilair te plaatsen of te verwijderen. Het is daarbij van belang dat bij het plaatsen of verwijderen van straatmeubilair de functie van het desbetreffende oppervlaktewaterlichaam of waterkering blijft gewaarborgd.
Onder straatmeubilair wordt verstaan objecten die in de openbare ruimte staan ten behoeve van de openbare ruimte. Voor waterkeringen heeft dit, in het buitentalud, kruin, of binnentalud, alleen betrekking op bebordingen op fles-, of buispalen of reflectorpalen. Dergelijke werken hebben meestal geen effect op het functioneren van de waterkering. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Voor bijvoorbeeld lantarenpalen, verkeersregelinstallaties, of abri’s is het noodzakelijk dat (grootschalige) graafwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd, zoals het aanleggen van kabels of leidingen of het ingraven van een fundering. Deze werken hebben een effect op het functioneren van de waterkering en vallen daarom niet onder de vrijstelling.
Met werken worden in dit document demontabele werken bedoeld die voor onbepaalde tijd in het waterstaatswerk worden aangelegd, maar die, wanneer nodig, eenvoudig verwijdert kunnen worden. Demontabele werken zijn niet voorzien van een in de grond aangebrachte, gestorte, geslagen of soortgelijke fundatie en bevinden zich op het waterstaatswerk. Gedacht kan worden aan opstallen (bijvoorbeeld houten tuinhuisje), speeltoestellen of open bestratingen. Voor beplanting kan een onderscheid gemaakt worden tussen bomen, struiken en lage beplanting (bijvoorbeeld perkplanten), uitgezonderd gras. Het ingraven van beplantingen is toegestaan. Voor werken is het ingraven beperkt tot de beschermingszone.
Een natte ecologische zone valt niet onder het begrip beplanting.
Demontabele werken en beplantingen in, op, boven, over, of onder een waterstaatswerk kunnen een effect op de waterkering hebben, het onderhoud belemmeren, leiden tot aantasting van het talud of negatieve invloed hebben op de ecologie. Daarom is het niet toegestaan om de aangegeven demontabele werken en beplanting binnen de onderhoudsstrook, bij natte ecologische zones of in het waterstaatswerk aan te leggen (zie figuur 7.9a, 7.9b, 7.9c en 7.9d).
De algemene regels zijn gericht op de wijze van en de plaats van het aanleggen van een demontabel werk of beplanting in een waterstaatswerk. Hiermee wordt voorkomen dat het watersysteem negatief wordt beïnvloed.
Hekken kunnen onderverdeeld worden in een hekwerk of een afrastering. Beide werken hebben een vrije doorzicht, waarbij een hek bestaat uit in de grond geplaatste palen met daartussen een frame van spijlen of gaas. Een afrastering wordt veelal gebruikt om vee te keren en bestaat voornamelijk uit in de grond geplaatste palen met daartussen prikkeldraad of staaldraad.
Schuttingen zijn werken die geen vrije doorzicht hebben en bestaan veelal uit in de grond geplaatste palen met daartussen een gesloten scherm van opgroeiende beplanting, hout, beton of andersoortige materialen. Door de gesloten constructie kunnen schuttingen veel wind vangen en is het redelijkerwijs noodzakelijk om een schutting dieper aan te leggen of te
funderen op een ingegraven verzwaarde voet. Hierdoor kan er een negatief effect ontstaan op de veiligheid van een waterkering.
Het aanleggen of verwijderen van een hek of schutting zijn vanuit waterstaatkundig oogpunt relatief eenvoudig en veel voorkomende werken. In de meeste gevallen hebben de werkzaamheden een zeer gering effect op een waterstaatswerk. Hierdoor kunnen de waterstaatkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
7.11 Water brengen en onttrekken aan oppervlaktewaterlichaam tot 100 m³/uur
In deze algemene regel wordt onder het lozen en onttrekken verstaan het op enige wijze (hemelwaterafvoer, overstort, drainage, etc.) brengen of halen van water in of uit een oppervlaktewaterlichaam. De constructie (pomp) voor het lozen of onttrekken valt niet onder deze algemene regel.
Alle afvoeren van één perceel op één oppervlaktewaterlichaam worden samen als één lozingspunt beschouwd. Een perceel kan dus alleen meerdere lozingspunten hebben wanneer op verschillende oppervlaktewaterlichamen wordt geloosd. Onder het onttrekken wordt verstaan het op enige wijze halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam.
Het lozen in en onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam is een veel voorkomend werk bij oppervlaktewaterlichamen. De werken betreffen meestal regenwaterafvoeren van gebouwen of warenhuizen en kleine onttrekkingen voor bijvoorbeeld het sproeien van een tuin. Omdat de werkzaamheden veel voorkomen en de negatieve effecten op het watersysteem gering zijn
kunnen de waterstaatkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Het doel van het grondwaterbeleid is om zo effectief en efficiënt mogelijk met grondwater om te gaan en het voorkomen van negatieve effecten door grondwateronttrekkingen en infiltraties. Voor grote onttrekkingen, waarbij de kans aanwezig is dat er significante effecten voor grondwaterstanden, grondwaterstromingen en de kwaliteit van het grondwater ontstaan,
geldt de vergunningsplicht. Voor onttrekkingen waarbij geen of nauwelijks risico’s zijn voor deze belangen en voor de omgeving zijn vrijstellingen opgenomen in deze algemene regels.
Algemene regels in relatie tot artikel 6.11 van het Waterbesluit.
Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit is een melding vereist voor degene die grondwater onttrekt of water infiltreert als bedoeld in artikel 30 derde tot en met achtste lid. In artikel 6.11 van het Waterbesluit is tevens een algemene regeling opgenomen voor het meten aan grondwateronttrekkingen en infiltraties. De indieningsvereisten voor grondwateronttrekkingen zijn op basis van artikel 6.11 van het Waterbesluit bij ministeriele regeling vastgesteld.
Op grond van artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit kan het Waterschap zelf bij verordening voor wat betreft het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water gevallen aanwijzen waarin verplichtingen uit de regeling niet gelden. In de algemene regels maakt Delfland van deze mogelijkheid gebruik.
Allereerst door in artikel 30 en 31 onderscheid te maken in onttrekkingen waarbij de wettelijk vereiste informatie moet worden ingediend én onttrekkingen die hier vanaf kunnen afwijken.
Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van de duur en het debiet van de onttrekking. Delfland maakt van deze mogelijkheid gebruik door voor kleinere onttrekkingen, waar het risico op effecten minder groot is, minder informatie op te vragen. Voor kleine onttrekkingen kan volstaan worden met het doorgeven van de naam van aanvrager, de locatie, startdatum
en het doel van de onttrekking. Daarnaast bepaalt Delfland zelf in artikel 33 de meet- en registratieverplichtingen voor grondwateronttrekkingen.
Voor onttrekkingen tot 1 m3 per uur buiten milieubeschermingsgebieden en onttrekkingen voor brandblusvoorzieningen geldt volledige vrijstelling. Hier moet worden opgemerkt dat bij grote ondergrondse constructies met waterdichte vloer toch sprake kan zijn van een (zeer)
geringe lekkage. Afhankelijk van de toepassing moet gedacht worden aan een lekdebiet tot circa 0,01 – 0,10 mm per dag. Het afpompen van dergelijke lekdebieten in een waterdicht ontworpen constructie wordt niet als een grondwateronttrekking beschouwd.
Voor kleine onttrekkingen die onder een soepeler meldingenregime vallen wordt en grenswaarde van 12.000 m3 per jaar 10 m3 per uur gehanteerd. Deze grens wordt in de praktijk bij waterschappen en provincie (voor de heffing) veelvuldig gehanteerd om de kleine onttrekkingen aan te duiden.
In artikel 3.3, tweede lid, van de Keur Delfland wordt gesteld dat een onttrekkingsinrichting of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever of in één project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen, gelden als één inrichting. Van een samenhangend geheel is echter geen sprake als invloedsgebieden elkaar niet overlappen.
Het kan zijn dat een meldingsplichtige onttrekking toch een specifiek risico met zich meebrengt. Aan de wettelijke indieningsvereisten is dan ook de verplichting toegevoegd om een aantoonbare check te doen op omgevingseffecten en daarmee samenhangende risico’s.
Door het bemalingsplan als eis in de algemene regels op te nemen worden problemen in een later stadium zo veel mogelijk voorkomen. Het bemalingsplan dient op basis van een worstcase scenario de risico’s te beschrijven voor kwetsbare bodemgebruiksfuncties. Hieronder
- bebouwing (met funderingswijze) en infrastructuur
- grondwaterverontreinigingen
- natuur, landbouw en openbaar groen
- andere grondwateronttrekkingen en infiltraties
Tevens wordt aangegeven hoe de verticale stabiliteit wordt gewaarborgd. Met verticale stabiliteit wordt bedoeld dat er geen opbarstgevaar is. Het bepalen van het risico van opbarsten van de bodem dient te gebeuren aan de hand van de NEN-6740. Het “opbarsten” is een situatie dat een waterremmende grondlaag instabiel wordt en bezwijkt door de grondwaterdruk onder de grondlaag. Een ontgraving kan hierdoor vollopen met grondwater.
Het risico van opbarsten speelt onder andere een rol bij bouwputten en sleufontgravingen.
De informatie die een bemalingsplan minimaal moet bevatten komt overeen met de gegevens uit paragraaf 4.1 Gegevens om de aanvraag of melding te onderbouwen uit de Beleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties.