Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente IJsselstein 2010 |
Citeertitel | Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatregelenbeleid |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-10-2010 | 01-07-2010 | 24-12-2015 | Nieuwe regeling | 07-10-2010 Gemeenteblad, 2010, 16 | raadsstuk 2010-29063 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Indien een belanghebbende zich naar het oordeel van het college schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 20 van de wet, dan wel de uit de wet, of de uit artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, dan wordt een maatregel opgelegd conform de bepalingen in deze verordening.
Artikel 4 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, indien:
c. de gedraging schending van de inlichtingenplicht betreft en als gevolg daarvan ten onrechte uitkering is verleend, en deze wordt onderzocht door het openbaar ministerie. De maatregel blijft definitief achterwege indien ter zake strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 5 Het besluit tot het opleggen van een maatregel
In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, de hoogte van het percentage of het bedrag van de maatregel en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 8 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden, waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW en IOAZ, met uitzondering van de verplichting bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c van de IOAW en IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën.
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 van de IOAW en IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien, waarbij kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW en IOAZ, dan wel artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering, wordt de maatregel vastgesteld aan de hand van het benadelingsbedrag.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW en IOAZ, dan wel artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, 5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien, waarbij kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaren te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot het opleggen van een maatregel