Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2008 alsmede de bijbehorende tarieventabel |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belastingen |
Deze regeling wordt vervangen door de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2009.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2011 | intrekking | 06-11-2008 Gemeenteblad van Utrecht, 2008, 75 | Raadsvoorstel jaargang 2008, nr. 142 | |
25-09-2008 | 01-01-2009 | wijziging Tarieven-tabel, onderdeel II, letter B, onder 1,2,3 | 11-09-2008 Gemeenteblad van Utrecht 2008, nr. 62 | Raadsvoorstel jaargang 2008, nr. 119 |
Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2008 alsmede de bijbehorende tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting(raadsbesluiten van 8 november 2007)
De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w.:
VERORDENING op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2008 alsmede de bijbehorende tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig, dat is ingeschreven in het kentekenregister, motorvoertuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475) aangehouden registers van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
dagkaart: een parkeerkaart, welke na het voldoen van parkeerbelasting op aangifte, bij aanvang van het parkeren afgegeven wordt door parkeerapparatuur en waarmee tegen een gereduceerd tarief tot aan het einde van de betreffende periode waarover parkeerbelasting is verschuldigd, geparkeerd kan worden op de op de parkeerkaart aangegeven parkeerapparatuurplaatsen;
avondkaart: een parkeerkaart, welke na het voldoen van parkeerbelasting op aangifte, bij aanvang van het parkeren, afgegeven wordt door parkeerapparatuur en waarmee tegen een gereduceerd tarief vanaf 19.00 uur tot aan het einde van de betreffende periode waarover parkeerbelasting is verschuldigd, geparkeerd kan worden op de op de parkeerkaart aangegeven parkeerapparatuurplaatsen;
Onder de naam parkeerplaatsengeld wordt geheven de belasting als bedoeld in artikel 228 Gemeentewet, terzake van parkeerplaatsgebruik, waaronder moet worden verstaan het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats dan wel het houden van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, op of boven een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats.
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dat gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van de degene, die de parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats afzet of laat afzetten dan wel de in artikel 2, tweede lid bedoelde voorwerpen, niet zijnde een voertuig, op een parkeerapparatuurplaats of op een belanghebbendenplaats houdt.
De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart indien op de gehandicaptenparkeerkaart de letter B (van bestuurder) of de letters B/P (bestuurder/passsagier) staat vermeld.
Artikel 6 Belastingtarief, belastingtijdvak en maatstaf van de heffing
Het belastingtarief, belastingtijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en de daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 8 Ontheffing van parkeerbelasting
Indien de belastingplicht in de loop van een kwartaal aanvangt, is de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, verschuldigd voor zoveel maanden van de voor dat kwartaal verschuldigde belasting als er in dat kwartaal, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, aanspraak op ontheffing voor zoveel maanden van de voor dat kwartaal verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Deze aanspraak geldt niet voor tijdelijke vergunningen als bedoeld onder artikel 3, derde en vierde lid ,van de vigerende Parkeerplaatsenverordening.
Indien als direct gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.
Artikel 9 Bevoegdheid tot het aanwijzen van parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag bedragen, ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, EUR 49,00.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 13 Overgangs- en slotbepalingen
De Verordening parkeerbelastingen 2007 alsmede de daarbij behorende tarieventabel 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2006 (Gemeenteblad van Utrecht 2006, nr. 47), worden ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 8 november 2007.
Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf
Bekendmaking is geschied op 21 november 2007.
Deze verordening is in werking getreden op 29 november 2007.
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2007, NR. 61
Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2008 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2008 zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2007
Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2008
Voor de toepassing van deze tarieventabel wordt uitgegaan van de hierna omschreven gebieden die worden begrensd door de per gebied genoemde wegen of gedeelten van wegen, deze wegen of gedeelten van wegen daaronder begrepen.
Voor het parkeren als bedoeld in artikel 2 geldt als:
Het gebied omsloten door Westplein, Leidseveertunnel, spoorlijn (noordelijke richting), Daalsetunnel, Stadsbuitengracht, Moreelsepark, de denkbeeldige lijn tussen Moreelsepark zuidzijde en Mineurslaan, Mineurslaan, Veemarktplein en Croeselaan tot aan Westplein.
Het gebied omsloten door de buitengrens van gebied 1, spoorlijn (noordelijke richting), Amsterdamse-straatweg, Bethlehemweg (zelf niet inbegrepen), Stroomstraat, Oudenoord, David van Mollemstraat, Draaiweg, Willem Arntszkade, Willem van Noortplein (met uitzondering van huisnrs. 10 t/m 14 en 15 t/m 19 bis), Van Swindenstraat tot en met huisnr. 59, denkbeeldige lijn zuidwaarts naar Biltsche Grift, Biltsche Grift, Biltstraat (zelf niet inbegrepen), spoorlijn (zuidelijke richting), Burgemeester Reigerstraat, Wilhelminapark (gedeelte tussen huisnummers 27 t/m 64), Julianalaan, denkbeeldige lijn zuidwaarts naar Minstroom, Minstroom tot aan spoorlijn, Abstederdijk (inclusief Abstederhof huisnrs. 1 t/m 9 en 10 t/m 18), Kromme Rijn, Eendstraat, Gansstraat, Laan van Soestbergen, spoorlijn (westelijke richting), Bleekstraat, Vondellaan (zelf niet inbegrepen), Balijelaan (alleen zijde met oneven huisnummers), Merwedekanaal, Billitonkade, Van Koetsveldstraat, Cremerplein en spoorlijn (oostelijke richting).
Het gedeelte van de gemeente niet behorende tot gebied 1 en gebied 2.
A Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt
B Het tarief als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt
vergunnning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bewoners, die de auto particulier delen afgegeven op kenteken en geldig in een deel van een rayon EUR 0,00
d. vergunning voor de belanghebbendenplaatsen aan bewoners, die de auto particulier delen afgegeven op kenteken en geldig in een deel van een rayon EUR 0,00
* De kosten voor de heroplaadbare chipkaart bedragen EUR 6,10
voor bedrijven die een voertuig gebruiken bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen in één van de rayons moet worden geparkeerd:
op voor voetgangers bestemde weggedeelten, met ontheffing van het bepaalde in artikel 62 van het RVV 1990, voor zover het betreft de borden van bijlage 1 RVV 1990, voor bedrijven die een voertuig gebruiken bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet worden geparkeerd, per dag EUR 21,75
in het voetgangersgebied, met ontheffing van het bepaalde in artikel 10 van het RVV 1990, voor zover het betreft de borden van bijlage 1 RVV 1990, voor bedrijven die een voertuig gebruiken bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet worden geparkeerd, per dag EUR 21,75
C Het parkeerplaatsengeld als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt
voor het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats
dan wel het gebruik maken van een parkeerapparatuurplaats of belanghebbenden-
plaats met een voorwerp, niet zijnde een voertuig