Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vught

Raadscommissieverordening 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVught
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRaadscommissieverordening 2003
CiteertitelRaadscommissieverordening 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt het Commissiestatuut 1994.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 82

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-07-200319-12-2014Nieuwe regeling

01-05-2003

Het Klaverblad, 11-06-2003

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Raadscommissieverordening 2003

De Raad van de gemeente Vught;

 

gezien de tussenrapportage van de werkgroep dualisme 2003;

 

gelet op de discussie in de raadsbijeenkomst van 20 maart 2003;

 

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

"Raadscommissieverordening 2003"

Inhoudsopgave

­Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

­

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

­­­

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

­­­

Artikel 2 Instelling raadscommissies

Artikel 3 Taken

Artikel 4 Samenstelling

Artikel 5 Voorzitter

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

­­­

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college van burgemeester en wethouders en secretaris

­

Artikel 8 College van burgemeester en wethouders

Artikel 9 Secretaris

­­­

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

­­­

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

Artikel 11 Oproep

Artikel 12 Agenda

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

Artikel 14 Openbare kennisgeving

­­­

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Artikel 16 Opening vergadering, quorum

Artikel 17 Spreekrecht burgers

Artikel 18 Besluitenlijst

Artikel 19 Spreekregels

Artikel 20 Volgorde sprekers leden, (burger) initiatiefnemers en college van burgemeester en wethouders

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

Artikel 22 Spreektijd

Artikel 23 Voorstellen van orde

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

Artikel 25 Beraadslaging

Artikel 26 Deelname aan beraadslaging door anderen

Artikel 26a Toelichtende presentaties

Artikel 27 Advies

Artikel 28 Mededelingen college

­­­

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

­

Artikel 29 Algemeen

Artikel 30 Besluitenlijst

Artikel 31 Geheimhouding

Artikel 32 Opheffing geheimhouding

­

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

­

Artikel 33 Toehoorders en pers

Artikel 34 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 35 Verbod gebruik mobiele telefoons

­­­

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

­

Artikel 36 Uitleg verordening

Artikel 37 Inwerkingtreding

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: raadslid of burgerlid van een raadscommissie.

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger.

  • c.

    commissiegriffier: griffier van de raad of diens vervanger.

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger.

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

  • f.

    presidium: het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters.

  • g.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een lid van de commissie voor een verordening of een ander voorstel.

  • h.

    burgerinitiatief: een voorstel van een burger dat op de agenda van de raad wordt geplaatst.

  • i.

    inspreekrecht: het recht van een burger om het woord te voeren tijdens een commissievergadering.

  • j.

    portefeuillehouder: een lid van het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor een specifiek onderwerp.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1.

    De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      Samenleving;

    • b.

      Ruimte;

    • c.

      Bestuur.

  • 2.

    De raadscommissie Samenleving adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      Zorg;

    • b.

      Inkomensvoorzieningen;

    • c.

      Arbeidsmarkttoeleidingen en maatschappelijke participatie;

    • d.

      Jeugd- en Jongerenbeleid;

    • e.

      Educatie en onderwijs;

    • f.

      Welzijn;

    • g.

      Sport;

    • h.

      Subsidiebeleid;

    • i.

      Accommodatiebeleid;

    • j.

      Zorginfrastructuur;

    • k.

      Cultuur.

  • 3.

    De raadscommissie Ruimte adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      Ruimtelijke ontwikkeling;

    • b.

      Grondzaken;

    • c.

      Bouwen en Wonen;

    • d.

      Volkshuisvesting;

    • e.

      Economische Zaken;

    • f.

      Beheer openbare ruimte;

    • g.

      Verkeer en Vervoer;

    • h.

      Wegen- en waterbeheer;

    • i.

      Natuurbeheer en recreatie;

    • j.

      Milieu (inclusief afvalverwerking);

    • k.

      Monumenten;

    • l.

      Handhaving.

  • 4.

    De raadscommissie Bestuur adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      Burgerzaken;

    • b.

      Openbare orde en Veiligheid;

    • c.

      Algemeen bestuurlijke en juridische zaken;

    • d.

      Burgerzaken;

    • e.

      Planning en control, informatisering;

    • f.

      Communicatie en voorlichting;

    • g.

      Financiën en belastingen;

    • h.

      Personeel en Organisatie;

    • i.

      Bestuurlijke samenwerking;

    • j.

      Bestuursorganen;

    • k.

      Overige zaken.

  • 5.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij het presidium voorstelt een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies te beleggen of dat de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 6.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • -

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen;

  • -

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigen beweging;

  • -

    het voeren van overleg met de burgemeester en/of de wethouders over in ieder geval door de burgemeester en/of de wethouders verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit minimaal één en maximaal drie leden per fractie, waarvan één lid burgerlid kan zijn. Een fractie met meer dan zes leden kan maximaal vier leden, waarvan één lid burgerlid kan zijn, tot lid van de raadscommissie laten benoemen.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde leden, raadsleden en burgerleden, worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Per fractie kunnen maximaal twee burgerleden worden benoemd.

  • 4.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 5.

    De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een raadscommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid. Het burgerlid kan het raadslid niet vervangen.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit hun midden benoemd.

  • 2.

    De voorzitter is tevens lid van de raadscommissie.

  • 3.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt;

    • e.

      inhoudelijke deelname aan de vergadering mits vooraf kenbaar gemaakt aan de vergadering.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4.

    De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5.

    Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7.

    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1.

    Ter ondersteuning van iedere raadscommissie fungeert de griffier of zijn of haar plaatsvervanger als commissiegriffier.

  • 2.

    De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3.

    De commissiegriffier kan, indien hij of zij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslaging als bedoeld in deze verordening deelnemen.

  • 4.

    De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college van burgemeester en wethouders en de secretaris

Artikel 8 College van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Bij de behandeling van de agendapunten als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder drie en vier is de portefeuillehouder zonder verdere uitnodiging aanwezig om deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 2.

    Naast hetgeen in lid 1 is geregeld kan de voorzitter één of meer collegeleden uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 3.

    Indien een collegelid bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 4.

    De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 5.

    De raadscommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat het college of een lid van het college niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

Artikel 9 Secretaris

De raadscommissie kan het college verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissie:

    • a.

      Samenleving plaats op de maandag, twee weken voorafgaand aan de week van de raadsvergadering;

    • b.

      Ruimte plaats op de dinsdag, twee weken voorafgaand aan de week van de raadsvergadering;

    • c.

      Bestuur plaats op de donderdag, twee weken voorafgaand aan de raadsvergadering.

  • 2.

    De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 20.00 uur en vinden plaats commissievergaderzaal van het raadhuis.

  • 3.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter of het presidium het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 4.

    Het presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur voorstellen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 11 Oproep

De griffier zendt ten minste elf dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

Beleidsnota’s worden zo mogelijk vier weken, startnota’s en financiële nota’s minstens drie weken voor de commissievergadering naar de commissieleden gestuurd.

Voor de verzending van financiële besluitvormingsstukken wordt de verzendingstermijn bij wijze van inspanningsverplichting en in samenspraak met het college vastgesteld.

Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 12 Agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan het presidium of de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereidt acht, kan hij aan de burgemeester en/of wethouders nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproepvoor een ieder op het raadhuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het raadhuis gebracht.

  • 3.

    Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

De namen van de aanwezigen (voorzitter, leden, portefeuillehouders en griffier) worden in de besluitenlijst opgenomen.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden of hun aangewezen plaatsvervangers aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

Bij elk agendapunt kunnen andere aanwezigen dan de commissieleden, het college van burgemeester en wethouders, de griffier en de secretaris het woord voeren. Ook kan bij aanvang van de vergadering het woord worden gevoerd over niet geagendeerde onderwerpen in geval van een burgerinitiatief of een politiek actueel onderwerp.

Het woord kan niet worden gevoerd:

  • a.

    over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter open staat of heeft opengestaan;

  • b.

    over een benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • c.

    indien een klacht op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

 

Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken meldt dit voorafgaande aan de vergadering bij de griffier. Hij of zij meldt zijn naam, indien relevant zijn organisatie en het onderwerp waarover hij of zij het woord wil voeren.

De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meerdere sprekers bij een agendapunt zijn.

De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de commissie doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 18 Besluitenlijst

  • 1.

    De concept-besluitenlijst wordt als het mogelijk is nog voor de eerstvolgende raadsvergadering en in elk geval voor de eerstvolgende raadscommissievergadering toegezonden aan alle raadsleden, de burgerleden en het college.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter en de collegeleden hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de besluitenlijst aan de raadscommissie te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van de besluitenlijst bij de commissiegriffier te worden ingediend of mondeling voorgesteld.

  • 4.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de commissiegriffier, de burgemeester en de wethouders, de secretaris en de raadsleden, allen voor zover in de vergadering aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben, afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een beknopte en zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de fracties die het woord voerden;

    • d.

      een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de namen van de fracties die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de fracties die zich niet uitgelaten hebben;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19 Spreekregels

Een ieder spreekt vanaf zijn plaats en richt zich tot de voorzitter.

Artikel 20 Volgorde sprekers leden, (burger) initiatiefnemers en college van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Een ieder voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

  • 3.

    Voorafgaand aan de beraadslaging door de commissie:

    • -

      geeft de portefeuillehouder een toelichting in geval van beraadslaging over een startnota, beleidsnota en/of een politieke actualiteit;

    • -

      geeft de opsteller van een burgerinitiatief of initiatiefvoorstel een toelichting.

  • 4.

    In de eerste termijn:

    • -

      krijgt de inspreker het woord over alle mogelijke agendapunten;

    • -

      krijgt de commissie het woord over alle mogelijke agendapunten;

    • -

      kan de portefeuillehouder reageren op de commissieleden over alle mogelijke agendapunten. In geval van een burgerinitiatief of initiatiefvoorstel reageert de portefeuillehouder nadat de initiatiefnemer heeft gesproken;

    • -

      de burgemeester kan in eerste termijn reageren in geval van portefeuillehouderschap en in geval er sprake is van een politieke actualiteit.

  • 5.

    In de tweede termijn:

    • -

      bepaalt de voorzitter of een inspreker het woord krijgt;

    • -

      krijgt de commissie het woord over alle mogelijke agendapunten;

    • -

      bepaalt de voorzitter of de portefeuillehouder kan reageren op agendapunten betrekking hebbend op uitvoering van beleid, startnota’s en beleidsnota’s en kan de portefeuillehouder reageren op de commissie in geval een politieke actualiteit, de beleidsbegroting, bestuursrapportage en of jaarrekening wordt besproken;

    • -

      de burgemeester kan als portefeuillehouder reageren op de commissie in geval een politieke actualiteit en/of het burgerjaarverslag wordt besproken;

    • -

      de (burger)initiatiefnemer kan altijd in tweede termijn reageren ingeval van beraadslaging over zijn initiatief.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 23 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1.

    De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26a Toelichtende presentaties

Toelichtende presentaties door anderen worden uitsluitend gehouden na overleg in het presidium.

Artikel 27 Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies. Tevens besluit de raadscommissie of het stuk in de raad als akkoord- of bespreekpunt zal worden geagendeerd.

  • 4.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Artikel 28 Mededelingen college

Mededelingen van het college worden vooraf bij de voorzitter aangemeld. Deze bepaalt of de betreffende mededeling op grond van de actualiteit en/of noodzakelijkheid kunnen worden gedaan.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 29 Algemeen

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Onderwerpen die in aanmerking komen om in een besloten vergadering te worden behandeld worden vooraf aangemeld bij het presidium.

  • 3.

    Behandeling van het onderwerp vindt plaats na afloop van de commissievergadering waarin het onderwerp thuishoort.

Artikel 30 Besluitenlijst

De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage in de raadleeskamer.

Artikel 31 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 32 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 33 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 34 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 35 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 36 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van publicatie.

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Vught

in zijn openbare vergadering van 1 mei 2003.

de plaatsvervangend griffier,

drs. ing. K.V.M. de Vries

de voorzitter,

J.de Groot

Toelichting

In de Gemeentewet zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur wordt een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

 

De bepalingen met betrekking tot het nieuwe commissiestelsel treden op 7 maart 2002 in werking. Het commissiestelsel en daarmee de verordeningen op de commissies zullen aan de Wet dualisering gemeentebestuur aangepast moeten worden. Wel is er een overgangsbepaling opgenomen ten aanzien van bestuurscommissies. De raadscommissies “oude stijl” (of: vaste commissies van advies en bijstand aan het college) mogen tot 13 maart 2002 blijven functioneren. Dit is namelijk de laatste zittingsdag van de “oude” raad na de verkiezingen. Vanaf 14 maart zullen de raadscommissies die de raad instelt aan de voorschriften van de Wet dualisering gemeentebestuur moeten voldoen. Wel kan de raad vanwege de tijd die gemoeid is met de voorbereiding van de instelling van raadscommissies en de gedachtevorming hierover, er voor kiezen om tijdelijk zonder raadscommissies te functioneren.

 

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissies is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld. Een overweging die een rol kan spelen bij het handhaven van raadscommissies, is dat vooralsnog bestuursbevoegdheden in de medebewindswetgeving en de autonome bevoegdheden bij de raad blijven berusten.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

 

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

 

Artikel 2

 

In dit artikel is het raadsbesluit van d.d. 25 april 2002 opgenomen. Zie bijlage.

 

Artikel 3

 

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met de wethouders en/of de burgemeester.

In de praktijk stelt de werkgroep een primair technisch inhoudelijke invulling van de commissievergadering voor waarbij expliciet ruimte is voor politiek voorsorteren.

 

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan, met die uitzondering dat de raadscommissie geen besluitvormend karakter heeft.

 

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar het presidium en of de raadscommissie zelf bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.

 

Artikel 4

 

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste een en maximaal 3 leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden. Voor fracties met meer dan zes leden is een uitzondering gemaakt.

 

In dit artikel wordt de positie van burgerlid gelijkgesteld met die van raadslid van de raadscommissie. Een uitzondering: het burgerlid kan het raadslid niet vervangen.

Ook worden zijn rechten en plichten nader uitgewerkt.

 

Op grond van het vierde lid moeten raadsleden en burgerleden voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

 

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.

 

Artikel 5

 

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden om de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissies.

 

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter tevens lid van een raadscommissie.

 

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

 

Artikel 6

 

De zittingsperiode van de leden, raadsleden en burgerleden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

 

Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

 

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

 

Artikel 7

 

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. In de praktijk is dit de griffier van de raad of zijn of haar plaatsvervanger.

 

De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 7 van deze verordening de mogelijkheid biedt om na instemming van de voorzitter aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

 

Artikel 8

 

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt.

 

Om misverstanden te voorkomen is het artikel zo geformuleerd dat de portefeuillehouder standaard is uitgenodigd, tenzij.

 

Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.

 

Artikel 9

 

Ook de aanwezigheid van de secretaris is in een gedualiseerd stelsel niet langer vanzelfsprekend. Indien de raadscommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een raadscommissie aanwezig is, zal de raadscommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers zijn werkgever. Ook deze bepaling geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen. Op basis van artikel 26 kan de raad ook andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen, ook hiertoe zullen zij een verzoek aan het college moeten doen.

 

Artikel 10

 

De vergaderingen van de raadscommissies vinden plaats op een vaste dag en voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als het presidium en/of de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen.

Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen.

 

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

 

Artikel 11

 

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste elf dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 14, vierde lid).

 

Beleidsnota’s worden zo mogelijk 4 weken terwijl financiële stukken en startnota’s zo mogelijk 3 weken voorafgaand aan de commissievergadering worden verstuurd.

 

Ten aanzien van financiële stukken, begroting, jaarrekening en BURAP is deze termijn van 3 weken een inspanningsverplichting.

 

Artikel 12

 

Voor het verzenden van de oproep, stelt het presidium de agenda voorlopig vast.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

 

Artikel 13

 

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 14

 

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis worden gebracht. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

 

Artikel 15

 

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

 

Artikel 16

 

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Artikel 17

 

Dit artikel legt de huidige praktijk vast.

 

Artikel 18

 

De ontwerp-besluitenlijst wordt uiterlijk tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de besluitenlijst vaststelt.

 

Artikel 19

 

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 20

 

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid of de voorzitter, op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 23 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

 

Leden 3, 4 en 5 zijn een uitwerking van het voorstel van de werkgroep dualisme. Nadrukkelijk is melding gemaakt van het zogenaamde burgerinitiatief. Voor dit burgerinitiatief wordt een aparte verordening opgesteld.

 

Artikel 21

 

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

 

Artikel 22

 

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

 

Artikel 23

 

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 20, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.

 

Artikel 24

 

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

 

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

 

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 32 van deze verordening.

 

Artikel 25

 

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

 

Artikel 26

 

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders, de secretaris en de commissiegriffier. Deze hebben op grond van de artikelen 7, 8, 9, 19 en 20 van deze modelverordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de besluitenlijst, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

 

Artikel 26a

 

Dit artikel is een uitwerking van de werkgroep dualisme.

 

Artikel 27

 

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

 

Artikel 28

 

Dit artikel is een uitwerking van de werkgroep dualisme.

 

Artikel 29

 

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 30

 

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casus dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede deel van dit artikel dat de notulen van een besloten vergadering ter inzage liggen in de raadleeskamer.

 

Artikel 31

 

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

 

Artikel 32

 

Zoals uit de toelichting op artikel 31 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 33

 

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

 

Artikel 34

 

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

 

Artikel 35

 

Artikel 35 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

 

Artikel 35 en 36

 

Deze artikelen behoeven geen toelichting.