Organisatie | Goes |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Derde wijziging van de Beleidsregels afwijking bestemmingsplan |
Citeertitel | Derde wijziging van de Beleidsregels afwijking bestemmingsplan |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregels vervangen per 20 juli 2017 de Tweede wijziging van de Beleidsregels afwijking bestemmingsplan, in werking getreden op 17 september 2015
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-07-2017 | 18-10-2018 | Nieuwe regeling | 07-07-2017 | Onbekend |
Artikel 1 Inleidende bepalingen
Voor een omschrijving van de in deze beleidsregels gehanteerde begrippen wordt verwezen naar de begripsbepalingen van het vigerende bestemmingsplan. Voor zover in het bestemmingsplan niet of onvoldoende is voorzien in een omschrijving van een bepaald begrip, wordt aansluiting gezocht bij de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), de bouwverordening van de gemeente Goes en de standaardbestemmingsplanregels van de gemeente Goes.
Artikel 2 Algemeen afwegingskader
Burgemeester en wethouders verlenen in het algemeen géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken in de gevallen die in de artikelen 3 tot en met 10 van deze beleidsregels zijn verwoord, indien:
een privaatrechtelijke belemmering als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek aan het verlenen van omgevingsvergunning in de weg staat, waarbij de belemmering een evident karakter heeft;
de activiteit waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, plaatsvindt in, aan, op of bij een bouwwerk dat in strijd met artikel 2.1 van de Wabo is gebouwd of wordt gebruikt;
het afwijken tot gevolg heeft dat tussen het bouwwerk waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing een tussenruimte ontstaat die minder dan 1,00 m breed is, tenzij voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Artikel 3 Bijbehorende bouwwerken
Artikel 4, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
Voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom, dat is gesitueerd vóór de voorgevelrooilijn, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom, dat is gesitueerd in naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd voorerfgebied achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
voor zover het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk betreft waarbij de afstand tussen de voorgevel van het bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevelrooilijn 1,00 m of meer bedraagt, de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk meer bedraagt dan 7,50 m of de bouwhoogte van het hoofdgebouw overschrijdt;
Voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom, dat is gesitueerd in achtererfgebied, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, verlenen burgemeester en wethouders voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom, die is gelegen in het gebied van het bestemmingsplan Goese Meer, géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
met dien verstande dat onder bebouwde kom wordt verstaan: “een gebied met samenhangende bebouwing, waarbij de aard van de omgeving bepalend is en niet de plaats van het verkeersbord dat de grens van de bebouwde kom als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 aangeeft.”
Artikel 4 Infrastructurele of openbare voorzieningen
Artikel 4, onderdeel 2, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Voor een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening verlenen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien dat gelet op het openbaar belang noodzakelijk is.
Artikel 5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Artikel 4, onderdeel 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor de voorgevelrooilijnverlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een bouwwerk, zijnde een erf- of perceelsafscheiding, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien de hoogte van het bouwwerk, voor zover dit is gesitueerd achter de voorgevelrooilijn, meer bedraagt dan 2,00 m.
Voor een bouwwerk, zijnde een kleine windturbine, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een bouwwerk, zijnde een aanlegsteiger die is gelegen in het gebied van het bestemmingsplan Goese Meer, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Artikel 4, onderdeel 4, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.”
Voor een dakopbouw of gelijksoortige, niet op de grond staande uitbreiding op een hoofdgebouw, zich niet uitstrekkende over de gehele lengte en breedte van het hoofgebouw, bedoeld ter ophoging van de voorgevel, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een dakopbouw of gelijksoortige, niet op de grond staande uitbreiding op een hoofdgebouw, zich niet uitstrekkende over de gehele lengte en breedte van het hoofgebouw, bedoeld ter ophoging van de achtergevel, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een dakopbouw of gelijksoortige, niet op de grond staande uitbreiding op een bijbehorend bouwwerk verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Artikel 7 Antenne-installaties
Artikel 4, onderdeel 5, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m.”
Voor een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatieverlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Voor een antenne-installatie ten behoeve van privégebruik door een radiozendamateur verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Artikel 8 Herinrichting van openbaar gebied
Artikel 4, onderdeel 8, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.”
Voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied verlenen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien dat gelet op het openbaar belang noodzakelijk is.
Artikel 9 Gebruik van bouwwerken
Artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemersof de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.”
Voor het gebruiken in strijd met de bestemming van bouwwerken,verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien het betreft het gebruiken van bouwwerken ten dienste van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf of raam- en straatprostitutie.
Voor het gebruiken in strijd met de bestemming van woningen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, logies en ontbijt daaronder begrepen, verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
het gebruik onder de werking van de Wet milieubeheer valt, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
het gebruik de uitoefening van detailhandel betreft, tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte.
Artikel 10 Gebruik van een recreatiewoning voor bewoning
Artikel 4, onderdeel 10, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking:
het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,
Voor het gebruiken in strijd met de bestemming van een recreatiewoning voor bewoning verlenen burgemeester en wethouders géén omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo in onvoorziene omstandigheden gemotiveerd afwijken van het beleid dat in de artikelen 3 tot en met 10 is verwoord.
Op 24 november 2011 hebben burgemeester en wethouders beleidsregels vastgesteld inzake de bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze beleidsregels zijn in werking getreden op 1 januari 2012.
Burgemeester en wethouders hebben op 17 december 2012 besloten tot wijziging van de beleidsregels, in die zin dat artikel 3 geheel is vervangen. Deze eerste wijziging is van kracht geworden op 3 januari 2013. Vervolgens is op 8 september 2015 nogmaals besloten tot wijziging van de beleidsregels, waarbij onder meer de tekst van de beleidsregels in overeenstemming is gebracht met de per 1 november 2014 gewijzigde tekst van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat de categorieën planologisch ondergeschikte gevallen (“kruimelgevallen”) aanwijst. De tweede wijziging van de beleidsregels is op 17 september 2015 in werking getreden.
De belangrijkste aanleiding om de beleidsregels opnieuw te wijzigen is de gebleken onduidelijkheid over de vraag of de beleidsregels ook van toepassing zijn op het uitbreiden van appartementengebouwen. Om aan deze onduidelijkheid een einde te maken wordt in het tweede lid van artikel 1 uitdrukkelijk opgenomen dat onder het begrip woning in de zin van deze beleidsregels geen appartement wordt verstaan. Verder wordt in artikel 2 het toepassingsbereik van de beleidsregels verduidelijkt, in het tweede en derde lid van artikel 3 het absolute maximum van de bebouwde oppervlakte geschrapt en aan het eerste en tweede lid van artikel 6 een zinsnede toegevoegd waarmee wordt verhelderd dat met de in dit artikel vermelde bouwwerken geen dakopbouwen of andersoortige uitbreidingen worden bedoeld die zich uitstrekken over de gehele lengte en breedte van het hoofgebouw. Tenslotte worden enkele per 9 september 2015 van kracht geworden tekstuele wijzigingen van de onderdelen 4 en 9 van artikel 4 van bijlage II bij het Bor ook in de tekst van de beleidsregels verwerkt.