Organisatie | Vlissingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening stadsvernieuwing Vlissingen |
Citeertitel | Verordening stadsvernieuwing Vlissingen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-05-2002 | 01-05-2002 | 1.7, 5,3 | 25-04-2002 Gemeenteblad, 2002, IV.14 | Geen. | |
14-02-1985 | nieuwe regeling | 25-01-1985 Gemeenteblad, 1985, IV.14 | Geen. |
De gemeenteraad neemt jaarlijks, tegelijk met de vaststelling van de gemeentebegroting, een besluit waarin wordt aangegeven welk bedrag voor een bepaald jaar beschikbaar wordt gesteld in het belang van de stadsvernieuwing aan natuurlijke- of rechtspersonen voor de verschillende sectoren van de samenleving, waaronder in elk geval de bewoners van huur- en eigen woningen, en in het bijzonder ten behoeve van de versterking van de positie van de bewoners, het bedrijfsleven en sociale en culturele instellingen.
De gemeenteraad is bevoegd een voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag te verlagen, wanneer, mede gelet op het totaal van de voor het betreffende jaar voor die bepaalde sector reeds ingediende aanvragen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat voor die bepaalde sector van de samenleving aan het einde van het desbetreffende jaar gelden zullen resteren.
HOOFDSTUK 2 PARTICULIERE WONINGVERBETERING
Paragraaf 2.1 Algemene en begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1. de funderingen, dragende muren en kolommen, het geraamte van het gebouw met de ondergrond, het ruwe metselwerk en voegwerk, alsmede de vloeren, de buitengevels, waaronder begrepen de kozijnen met ramen en glas, waterslagen en kunst- en natuursteen werken, deuren welke zich in de buitengevel bevinden, balkonconstructies, borstweringen, de daken (inclusief bedekking en randafwerking alsmede alle lood- en zinkwerken en de gootconstructie), dakkapellen, dakramen, schoorstenen, rookgasafvoeren, en ventilatiekanalen;
2. de technische installaties met de daarbij behorende leidingen voor gas, water en elektriciteitsvoorziening en de afvoer van afval- en hemelwater met de riolering;
kosten van de voorzieningen: de door het college goedgekeurde kosten van het treffen van voorzieningen die worden gemaakt ter zake van:
1. de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;
2. de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling 1991:
4. het toezicht op de uitvoering;
5. de aansluiting op de nutsvoorzieningen;
7. collectieve begeleidingskosten;
9. het vervaardigen van een onderhoudsplan, als bedoeld onder t;
10. onderzoek en adviezen op het gebied van constructies of op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;
12. een reservering voor kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de onder 1e tot en met ten 11e genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;
13. de kosten voor grondonderzoek, dat noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van een bouwvergunning;
In dit hoofdstuk wordt mede verstaan onder:
Paragraaf 2.2.1 Het aanvragen, verlenen, vaststellen en intrekken van geldelijke steun
De geldelijke steun wordt verleend onder de voorwaarde dat:
aan de door het college met controle belaste personen op door hen te bepalen tijdstippen:
1e toegang wordt verleend tot het onroerend goed;
2e inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;
3e de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden vastgesteld;
4e gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;
de woning, gedurende de in artikel 2.14 genoemde termijn, niet zonder voorafgaande toestemming van het college wordt gesloopt of aan de bestemming tot woning wordt onttrokken, dan wel wordt onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;
De geldelijke steun in de vorm van subsidie op termijn wordt betaalbaar gesteld aan het einde van de lopende maand van het jaar waarin een termijn van vijftien jaren na de vaststelling van de geldelijke steun eindigt, mits voldaan is aan de in dit hoofdstuk genoemde voorwaarden en met name aan de in artikel 2.17 gestelde voorwaarde.
Paragraaf 2.2.2 Nadere bepalingen
In afwijking van het gestelde in het eerste lid wordt bij een eigendomsoverdracht voor de afloop van de termijn, bedoeld in artikel 2.14, de subsidie op termijn opnieuw vastgesteld. Een eventueel verleend voorschot, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt op de opnieuw vastgestelde subsidie op termijn in mindering gebracht. Mits aan de voorwaarden en verplichtingen van dit hoofdstuk is voldaan, bedraagt de geldelijke steun een percentage van de in het eerste lid bedoelde subsidie op termijn, overeenkomstig tabel II:
Paragraaf 2.3 Overgangs- en slotbepalingen
Ter nadere uitwerking en ter afwijking van het bepaalde in artikel 1.7 kan het college afwijken van het bepaalde in dit hoofdstuk, indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in dit hoofdstuk en ingevolge de overige bepalingen van deze verordening naar zijn oordeel zou leiden tot een onredelijke beslissing.
HOOFDSTUK 3 MONUMENTEN EN BEELDBEPALENDE PANDEN
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
monumenten en beeldbepalende panden;
1. panden die zijn opgenomen in het register van de beschermde monumenten als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, dan wel panden ten aanzien van welker aanwijzing als beschermd de minister van welzijn, volksgezondheid en cultuur het advies heeft gevraagd als bedoeld in artikel 3 van deze wet;
2. panden die zijn opgenomen in de monumentenlijst als bedoeld in de gemeentelijke monumentenverordening;
1. panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een beschermd stads- of dorpsgezicht dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen;
2. panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een door de gemeenteraad als waardevol aangemerkt gebied.
Onder de in artikel 3.2 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens het college goedgekeurde bedragen van:
In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid kan het college toestaan dat de voorzieningen in ten hoogste vier fasen, doch uiterlijk binnen vier jaar, worden getroffen, mits in de eerste fase ten minste de bouwtechnische gebreken van het gehele pand of een zelfstandig onderdeel ervan worden opgeheven.
Bij hun beslissing op aanvragen om een bijdrage-ineens ingevolge artikel 3.2 houdt het college in elk geval rekening met:
Dit hoofdstuk vervalt met ingang van 1 januari 1995, met dien verstande dat het van toepassing blijft op aanvragen om de in dit hoofdstuk genoemde bijdrage:
Geldelijke steun wordt verder niet verstrekt voor zover de ondernemer geldelijke aanspraken heeft ontleend of kan ontlenen aan andere regelingen, waaronder begrepen het Burgerlijk Wetboek, of overeenkomsten, met uitzondering van de Algemene Bijstandswet [Stb. 1963, 284], de Wet Investeringsrekening [Stb. 1978, 368] en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen of de regelingen, die daarvoor in de plaats komen of worden gesteld.
Aan de ondernemer die voor de bedrijfsvoering noodzakelijke verbouwingen en/of aanpassingen verricht of laat verrichten aan een verouderde voorgevelonderpui - inclusief eventueel aanwezige etalages - van zijn detailhandelsbedrijfsruimte, gelegen in het gebied, kan geldelijke steun worden toegekend in de kosten van:
Een aanvraag dient naast de gegevens, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, vergezeld te gaan van een advies opgesteld door het Regionaal Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf, het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, het Koninklijk Nederlands Ondernemers Verbond, het Nederlands Christelijk Ondernemers Verbond of de Rijksnijverheidsdienst. Toetsing aan het criterium als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, onder c, geschiedt door één van deze organen.
De ondernemer dient, voor zover redelijkerwijs voor de uitvoering van dit hoofdstuk nodig is, desgevraagd aan de door of vanwege het college aangewezen personen gegevens te verstrekken, inzage te geven in zijn boeken en bescheiden, machtiging te verstrekken tot inzage van de bij de Dienst der Rijksbelastingen berustende gegevens van zijn detailhandelsbedrijf en toegang te verlenen tot zijn detailhandelsbedrijfsruimten.
De ondernemer moet zich verbinden de als voorschot ontvangen geldelijke steun terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien en voor zover de bedrijfsvoornemens niet binnen zes maanden overeenkomstig de ingediende bescheiden zijn uitgevoerd. Het college is bevoegd deze termijn éénmalig met drie maanden te verlengen.
HOOFDSTUK 6 OVERGANGSBEPALINGEN
Tot een nader te bepalen tijdstip blijven voor de toepassing van hoofdstuk 3 de volgende bepalingen van kracht:
In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de bijdrage-ineens worden verstrekt van maximaal 50% van de toegekende bijdrage.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Vlissingen op 25 januari 1985,