Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidies couleur locale Rotterdam 2018 |
Citeertitel | Nadere regels subsidies couleur locale Rotterdam 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2017 | 07-07-2018 | Nieuwe regeling | 27-06-2017 | Gemeenteblad 2017, nummer 99 |
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
bijlage II bij deze nadere regels, waarin de criteria zijn opgenomen voor het verlenen van subsidie op grond van deze nadere regels; | ||
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam; | ||
gebiedsgebonden activiteiten ten behoeve van het verwezenlijken van de beleidsuitgangspunten, genoemd in het NRW; | ||
subsidie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014; | ||
gebied als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Verordening op de gebiedscommissies 2014; | ||
bijlage I bij deze nadere regels, waarin is beschreven hoe de beoordeling aan de hand van het afwegingskader plaatsvindt; | ||
subsidie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014; | ||
Kadernotitie “Nieuw Rotterdams Welzijn 2016-2019” zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juni 2015. |
Deze nadere regels zijn van toepassing op het aanvragen en verstrekken van eenmalige en jaarlijkse subsidies ten behoeve van de uitvoering van activiteiten in het kader van couleur locale vanaf het kalenderjaar 2018.
Artikel 4 Aanvullende subsidievoorwaarden
Het college kan een ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid als het daartoe aanleiding ziet, behalve voor vrijwilligers die in contact komen met jeugdigen, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Voor subsidies op grond van deze nadere regels gelden vanaf 1 januari 2018 per gebied en per kalenderjaar de hieronder genoemde subsidieplafonds:
Artikel 9 Verdeelregels eenmalige subsidie
Wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de datum waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag.
Artikel 10 Verdeelregels jaarlijkse subsidie
Voor zover het totaalbedrag van de subsidieaanvragen, bedoeld in het eerste lid, het subsidieplafond, bedoeld in artikel 8 overschrijdt, honoreert het college die subsidieaanvragen, die naar het oordeel van het college kwalitatief en kwantitatief de grootste bijdrage leveren aan de doelstellingen zoals geformuleerd in het NRW.
Het college handelt overeenkomstig deze nadere regels, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nadere regels te dienen doelen.
Nota van toelichting bij de Nadere regels subsidies couleur locale Rotterdam 2018
Op 4 juni 2015 is de Kadernotitie Nieuw Rotterdams Welzijn 2016-2019 (hierna NRW) vastgesteld. Het NRW is nog steeds het vigerende beleidskader voor het welzijn. Dit is ook aangegeven in het doorontwikkelplan Zorg voor elkaar (www.rotterdam.nl/zorgvoorelkaar). Het doorontwikkelplan is vooral gericht op de verbinding tussen zorg en welzijn en geeft ten aanzien van couleur locale aan dat dit nog steeds een belangrijke functie vervult binnen het welzijn in de wijk.
Met het NRW is het fundament gelegd voor toekomstbestendig welzijnswerk per 1 januari 2016. De basisinfrastructuur welzijn wordt gebiedsgericht ingekocht via aanbesteding. Er wordt daarbij uitgegaan van integrale opdrachten per gebied, dit houdt in welzijn voor jeugd & volwassenen in één opdrachtbeschrijving.
Op grond van het NRW bestaat de mogelijkheid van subsidiëring van activiteiten op het gebied van couleur locale en stedelijk welzijn. Hiervoor zijn de volgende subsidieregelingen vastgesteld:
Naast het stedelijk welzijn en de integrale gebiedsopdrachten voor de basisinfrastructuur is er ruimte/een flexibel budget voor de kleinere betekenisvolle partijen in het gebied voor sociale cohesie en ondersteuning van de kwetsbaren.
In ieder gebied zijn er organisaties die bijdragen aan de leefbaarheid, zich inzetten voor kwetsbare groepen, die waardevolle activiteiten voor bewoners organiseren of een vernieuwende aanpak bieden. Deze organisaties draaien meestal op grote vrijwillige- en minimale professionele inzet. Dit type organisaties maakt zelfstandig nauwelijks kans bij grootschalige inkoop. Ook is er een risico dat het specifieke karakter verloren gaat wanneer de dienstverlening bij een andere aanbieder ondergebracht wordt.
De worteling van deze zogenaamde “couleur locale” in het gebied is groot. Het uitgangspunt is dat de couleur locale activiteiten biedt, die een bijdrage leveren aan de doelen en de resultaten van het NRW: het versterken van de civil society en de zelfredzaamheid van Rotterdammers.
In het gebied draagt de welzijnsinzet bij aan:
In artikel 1 worden begrippen gedefinieerd die worden gebruikt in de nadere regels. Het gaat in enkele gevallen om begrippen die in de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (hierna SvR 2014) op dezelfde wijze zijn gedefinieerd. Ten behoeve van de leesbaarheid en duidelijkheid is er voor gekozen om deze begrippen ook in de begripsbepalingen van de nadere regels op te nemen.
Dit afwegingskader is een bijlage van de nadere regels en is een nadere uitwerking van de criteria opgenomen in artikel 3 en de weigeringsgronden opgenomen in artikel 7 van de nadere regels.
Naast het stedelijk welzijn en de integrale gebiedsopdrachten voor de basisinfrastructuur is er ruimte/een flexibel budget voor de kleinere betekenisvolle initiatieven in het gebied met betrekking tot sociale cohesie en ondersteuning van de kwetsbaren. In ieder gebied zijn er organisaties die bijdragen aan de leefbaarheid, zich inzetten voor kwetsbare groepen, die waardevolle activiteiten voor bewoners organiseren of een vernieuwende aanpak bieden.
Deze organisaties draaien meestal op grote vrijwillige en minimale professionele inzet. Dit type organisaties maakt zelfstandig nauwelijks kans bij grootschalige inkoop.
Ook is er een risico dat het specifieke karakter verloren gaat wanneer de dienstverlening bij een andere aanbieder ondergebracht wordt. De inbedding van deze zogenaamde “couleur locale” in het gebied is groot. Het uitgangspunt is dat de couleur locale activiteiten biedt, die een bijdrage leveren aan de doelen en de resultaten van het NRW: het versterken van de civil society en de zelfredzaamheid van Rotterdammers.
Voor een toelichting op dit begrip wordt verwezen naar de toelichting onder artikel 1 van de SvR 2014.
De gemeente Rotterdam kent 14 gebieden. Deze zijn opgenomen in artikel 2 van de Verordening op de gebiedscommissies 2014.
instructie beoordeling afwegingskader
Deze instructie is een bijlage van de nadere regels en legt uit hoe de beoordeling aan de hand van het afwegingskader plaatsvindt.
Voor een toelichting op dit begrip wordt verwezen naar de toelichting onder artikel 1 van de SvR 2014.
Het NRW richt zich op vrij toegankelijke, of met een zeer beperkte toegangstoets beschikbare algemene voorzieningen in de stad. Kijk voor meer informatie op www.rotterdam.nl/wonen-leven/nrw-2016-2019.
De volgende doelstellingen staan centraal in het nieuwe welzijnsdomein:
het vergroten van de zelfredzaamheid van Rotterdammers betekent dat bewoners zo lang mogelijk met inzet van hun directe omgeving en niet- geïndiceerde wijkvoorzieningen in hun eigen omgeving actief zijn, daar blijven wonen en zo laat mogelijk een beroep doen op geïndiceerde professionele zorg en jeugdhulp.
De inzet van welzijn is gericht op het ontlasten van mantelzorgers, de ondersteuning van vrijwilligers, het organiseren van en toeleiden naar gebruik van collectieve wijkvoorzieningen, langer thuis blijven wonen, inzet/scholing/training van Rotterdammers met een uitkering;
De bevoegdheid van het college om nadere regels vast te stellen is opgenomen in artikel 3, derde lid van de SvR 2014. De nadere regels zijn van toepassing op activiteiten die vanaf 1 januari 2018 plaatsvinden.
Artikel 3 Criteria subsidie couleur locale
In het afwegingskader (zie bijlage II van de nadere regels) zijn 8 vragen opgenomen op grond waarvan het college toetst of een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan worden gesubsidieerd vanuit de nadere regels. De instructie hoe de beoordeling van de aanvragen aan de hand van het afwegingskader plaatsvindt staat beschreven in bijlage I van de nadere regels. Bijlage I en bijlage II zijn een onderdeel van de nadere regels.
Artikel 4 Aanvullende subsidievoorwaarden
Ieder gebied kent een maatschappelijk convenant. Dit convenant heeft als doel de civil society te versterken en de mensen te stimuleren weer (zelf) regie te nemen over hun leven. Door het maatschappelijk convenant te ondertekenen onderschrijven de partners de doelstellingen van het NRW en werkt men actief samen met wijknetwerkpartners om bewoners zo goed als mogelijk te ondersteunen. Daarbij gebruikmakend van elkaars kennis, expertise en aanbod en de juiste route te gebruiken voor aanmelding bij de VraagWijzer en/of het wijkteam. Zowel in de subsidieaanvraag als bij de subsidieverantwoording wordt een toelichting gegeven op de ondertekening en het werken volgens het maatschappelijk convenant.
In het tweede lid van artikel 4 is de Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna VOG) opgenomen als een aanvullende subsidievoorwaarde. Er zijn twee uitzonderingsmogelijkheden op deze VOG verplichting:
indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een risico, bijvoorbeeld omdat de vrijwilliger niet één op één in contact komt met een (kwetsbare) burger. Denk aan de vrijwilliger die iedere maand het buurtkrantje bezorgt. In deze gevallen biedt lid 3 de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van de VOG verplichting. Deze uitzondering kan niet worden gemaakt voor de vrijwilliger die met jeugdigen in aanraking komt (zie artikel 4.1.6 Jeugdwet);
indien de subsidieaanvrager gemotiveerd kan onderbouwen dat een vrijwilliger die geen VOG kan krijgen wel als een vrijwilliger moet kunnen werken vanwege een specifieke deskundigheid. In deze gevallen biedt lid 4 de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van de VOG verplichting. Voor de subsidieontvanger geldt dan hetgeen in bijlage III van de nadere regels is opgenomen. Bijlage III is een onderdeel van de nadere regels.
De subsidieaanvrager en de accounthouder kunnen over de uitzonderingsmogelijkheden het gesprek aangaan en een eventuele ontheffing wordt vastgelegd in de verleningsbeschikking. De VOG mag bij de eerste aanvang van de werkzaamheden niet ouder zijn dan 3 maanden en heeft een geldigheid tot 3 jaar na afgifte. De subsidieontvanger dient na het verstrijken van deze termijn, opnieuw een VOG aan te vragen.
Er worden geen extra eisen gesteld aan het accountantsproduct dat bij het verzoek tot vaststelling dient te worden ingediend. Wel dienen de kosten voor de aanschaf van VOG’s in de jaarrekening apart zichtbaar te worden gemaakt. Bij twijfel over de correcte uitvoering kan altijd nadere informatie worden opgevraagd op grond van de SVR 2014 en desgewenst steekproefsgewijs worden gecontroleerd.
De subsidieontvanger dient in de subsidieverantwoording het aantal aangekochte VOG’s in het subsidiejaar zichtbaar te maken.
Zie voor meer informatie over de VOG-plicht: https://www.rotterdam.nl/apps/rotterdam.nl/werken-leren/vog-vrijwilligers-verplicht/
Artikel 5 Aanvullende subsidieverplichtingen
Het ‘Beleidskader Jeugd 2015-2020 Rotterdam Groeit’ kent onder meer als uitgangspunt: ‘doen wat werkt’. Voor meer informatie over dit beleidskader zie www.rotterdam.nl/jeugd. Dit wordt nagestreefd door meer inzet van acties en maatregelen die effectief of onderbouwd zijn. Zie hiervoor de website van het Nederlands Jeugdinstituut: www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies.
De subsidieontvanger werkt met bewezen effectieve interventies en methodieken – daar waar beschikbaar, dan wel met goed onderbouwde interventies of methodieken. Waar deze niet beschikbaar zijn, werkt de subsidieontvanger toe naar onderbouwing van gehanteerde methodieken. Het erkenningstraject van het Nederlands Jeugdinstituut is te vinden onder de volgende link: http://www.nji.nl/nl/Databank/Erkenningsprocedure-databank-effectieve-jeugdinterventies
Artikel 6 Aanvraag en aanvraagtermijn
Bij de beoordeling van de aanvragen gaat de voorkeur uit naar couleur locale activiteiten waarbij de organisatie- en uitvoering van deze activiteiten zich kenmerkt door een grote vrijwillige inzet met beperkte professionele ondersteuning (maximaal 20%). Dit is daarom als vraag opgenomen in het afwegingskader in bijlage II (zie vraag 8).
Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient in de aanvraag inzichtelijk te worden gemaakt welk percentage van het aantal in te zetten uren wordt ingezet door vrijwilligers en welk percentage van het aantal in te zetten uren wordt ingezet door professionals.
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid die hij heeft om op grond van artikel 6, vierde lid van de SvR 2014 een andere indieningstermijn te stellen. De aanvraagtermijn voor de jaarlijkse subsidies is 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd.
Zodoende hebben potentiële subsidieaanvragers voldoende tijd om kennis te nemen van de nadere regels en op basis hiervan een subsidieaanvraag in te dienen. De subsidieaanvraag wordt online ingediend via de subsidieportal www.rotterdam.nl/bestuur-organisatie/subsidies.
In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. Naast deze weigeringsgronden gelden uiteraard de weigeringsgronden opgenomen in artikel 8 van de SvR 2014 en de weigeringsgronden opgenomen in de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Awb). Hieronder een opsomming van de weigeringsgronden met toelichting.
Het gaat hierbij om een activiteit (die):
Het niet bijdragen van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd aan ten minste één van deze maatschappelijke resultaten betekent een weigering van de subsidieaanvraag. Enkel activiteiten die voldoen aan ten minste één van de deze maatschappelijke resultatenworden aangemerkt als welzijnsactiviteiten in het kader van het NRW.
Aangezien de bewonersinitiatieven en de couleur locale activiteiten beide in de gebieden plaatsvinden wordt bij de beoordeling van een aanvraag couleur locale getoetst of er sprake is van een bewonersinitiatief. Indien aan de hand van de criteria voor bewonersinitiatieven blijkt dat er sprake is van een bewonersinitiatief wordt de subsidie geweigerd.
Met bestaande aanbod wordt bedoeld de integrale gebiedsopdracht en/of de bestaande couleur locale activiteiten in het gebied. De vraag en/of prioriteiten in een gebied worden onder andere bepaald op basis van de gebiedsanalyse, de wijkactieplannen, prioriteiten van de gebiedscommissie en targets van gemeentelijke afdelingen.
Het wijkteam en VraagWijzer bieden ondersteuning en vraagverheldering aan bewoners met multi-problematiek, waarbij gezien de aard en zwaarte van de problemen professionele ondersteuning (met eventuele doorverwijzing naar specialistische ondersteuning) noodzakelijk is. (Eenvoudige) delen van de ondersteuning kan geboden worden door wijknetwerkpartners. Het wijkteam en/of de VraagWijzer heeft hierbij de regie.
Het tweede lid is als kan-bepaling opgenomen onder de weigeringsgronden in dit artikel. Naast de opgesomde weigeringsgronden in het eerste lid, kunnen zich immers andere omstandigheden voordoen die het college aanleiding geven om een subsidieaanvraag te weigeren.
Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn door de combinatie van criteria waarop een aanvraag punten heeft gekregen op grond van het afwegingskader, vanwege de beperkte meerwaarde van de gewenste activiteit in het gebied of omdat voor hetzelfde doel reeds een voorziening is of wordt getroffen in het gebied en de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd hieraan niet of nauwelijks van toegevoegde waarde is. Met dit tweede lid is het college daardoor in staat meer specifiek tot een beoordeling van de aanvraag te komen.
Artikel 4, tweede lid, SvR2014, geeft het college de bevoegdheid om aanvullende subsidieplafonds vast te stellen. In artikel 8 wordt een subsidieplafond vastgesteld omdat de middelen waaruit gesubsidieerd kan worden niet oneindig zijn. De raad heeft budgetten opgenomen in de begroting (met een voorbehoud dat deze budgetten in het najaar door de raad worden vastgesteld). Het bereiken van het maximum van dit budget is een grond om de subsidieaanvraag te weigeren. Zie ook de toelichting onder artikel 7 t/m 10.
De aanvraag wordt tevens geweigerd voor zover door verstrekking van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb). Daarom is het niet als weigeringsgrond opgenomen in de nadere regels.
Artikel 4:25, tweede lid van de Awb:
Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Het kan voorkomen dat op enig moment het budget niet meer toereikend is om het aangevraagde bedrag volledig te subsidiëren. Bijvoorbeeld als een subsidiebedrag van € 50.000,- wordt aangevraagd, de subsidieaanvraag voldoet aan de criteria om voor subsidie in aanmerking te komen. Echter er is nog een restbudget beschikbaar van € 30.000,-. In dit geval kan de subsidie gedeeltelijk worden geweigerd. Dit wordt gedaan in overleg met de subsidieaanvrager. Het kan namelijk zijn dat door een gedeeltelijke weigering, het laten plaatsvinden van de overige activiteiten niet realiseerbaar is voor de subsidieaanvrager.
Artikel 4, tweede lid, SvR2014, geeft het college de bevoegdheid om aanvullende subsidieplafonds vast te stellen. In dit artikel worden deze plafonds vastgesteld en bekend gemaakt, onder het voorbehoud dat de raad de begroting ongewijzigd vaststelt. De plafonds gelden per kalenderjaar. Dit betekent dat deze plafonds voor het jaar 2019 opnieuw gelden, mits deze nadere regels niet worden ingetrokken. Deze plafonds zijn logischerwijs niet van toepassing op de subsidies die eventueel op grond van de begrotingspost worden gesubsidieerd.
Artikel 9 Verdeelregels eenmalige subsidie
Artikel 4, derde lid van de SvR 2014, geeft het college de bevoegdheid om verdeelregels vast te stellen. Voor de eenmalige subsidies geldt dat “wie het eerst komt wie het eerst maalt”. Dus de aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld en voor zover de aanvragen aan de nadere regels voldoen en het budget toereikend is, worden de aanvragen gehonoreerd. Ook hier kan sprake zijn van een gedeeltelijke weigering, omdat bij een volledige honorering van de aanvraag het subsidieplafond zou worden bereikt.
Zoals hierboven reeds is toegelicht, wordt de (eenmalige) aanvraag tevens geweigerd voor zover door verstrekking van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4:25, tweede lid van de Awb. Daarom is het niet als weigeringsgrond opgenomen in de nadere regels. Op grond van artikel 4:5 Awb, eerste lid, onderdeel c, krijgt de aanvrager de gelegenheid om de aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te vullen. De datum waarop de aanvulling op de aanvraag is ontvangen, geldt als datum van ontvangst.
Het derde lid van dit artikel geeft aan dat de eenmalige subsidieaanvragen voor activiteiten in het daaropvolgende kalenderjaar, die uiterlijk 1 oktober zijn ingediend, worden meegenomen in de gezamenlijke beoordeling van de jaarlijkse subsidieaanvragen. Zie hiervoor de toelichting onder artikel 10.
Artikel 10 Verdeelregels jaarlijkse subsidie
Artikel 4, derde lid van de SvR 2014, geeft het college de bevoegdheid om verdeelregels vast te stellen. De aanvragen voor een jaarlijkse subsidie worden uiterlijk 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend. De subsidieaanvragen worden gezamenlijk beoordeeld.
Indien na de uiterlijke indieningstermijn blijkt dat het aangevraagde bedrag het subsidieplafond overschrijdt worden die aanvragen die de meeste punten behalen (na toetsing aan het afwegingskader) en voor het overige voldoen aan de nadere regels verstrekt.
Ook hier kan sprake zijn van een gedeeltelijke weigering, omdat bij een volledige honorering van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4:25, tweede lid van de Awb.
Daarom is het niet als weigeringsgrond opgenomen in de nadere regels. Op grond van artikel 4:5 Awb, eerste lid, onderdeel c, krijgt de aanvrager de gelegenheid om de aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te vullen.
In deze nadere regels is om redenen van volledigheid een met de SVR 2014 overeenstemmende hardheidsclausule opgenomen om in gevallen waarin onverkorte toepassing van de regeling - gegeven de doelstelling en de strekking van die regeling - ‘onbillijkheden van overwegende aard’ zouden optreden, artikelen of onderdelen daarvan buiten toepassing te kunnen laten of daarvan te kunnen afwijken.
Met andere woorden: de hardheidsclausule heeft betrekking op situaties die niet voorzien zijn bij het vaststellen van de nadere regels en waarin het niet redelijk zou zijn om geen subsidie te verstrekken, ook al wordt niet geheel voldaan aan het bepaalde in de nadere regels (en de SVR 2014).
De nadere regels treden in werking op de dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij worden geplaatst en zijn van toepassing op activiteiten die vanaf 1 januari 2018 plaatsvinden.
Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels subsidies couleur locale Rotterdam 2018”.
Bijlage I: Instructie beoordeling afwegingskader Nadere regels subsidies couleur locale Rotterdam 2018
Deze instructie is ter verduidelijking van de beoordeling. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van het afwegingskader opgenomen in bijlage II van deze nadere regels. De vragen hieronder verwijzen naar de vragen opgenomen in het afwegingskader in bijlage II van deze nadere regels.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van de Nadere regels couleur locale Rotterdam 2018 dient de subsidieaanvrager in ieder geval te voldoen aan de criteria 1 t/m 5 opgenomen in het afwegingskader (dit zijn de uitsluitingsgronden voor subsidiëring).
Voor de vragen 6, 7 en 8 worden punten toegekend. De richtlijn voor toekenning punten is:
Onder de kolom toelichting wordt de toekenning van het aantal punten toegelicht.
Voor ieder gebied is in de nadere regels een subsidieplafond opgenomen (zie artikel 8). Indien in een bepaald gebied het totaalbedrag van de eenmalige aanvragen die voor 1 oktober zijn ingediend en de jaarlijkse subsidieaanvragen dit subsidieplafond overschrijdt, honoreert het college die subsidieaanvragen, die na toetsing aan het afwegingskader de meeste punten behalen en voor het overige voldoen aan deze nadere regels.
Bijlage II: Afwegingskader Nadere regels subsidies couleur locale Rotterdam 2018
Draagt de activiteit bij aan minimaal één van de vier functies zoals beschreven in het NRW 1 , te weten: a.Tijdig signaleren en (gezondheids)preventie | Indien een activiteit niet bijdraagt aan minimaal één van de vier functies van het NRW dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze nadere regels. | |||
Maatschappelijke resultaten NRW: Draagt de activiteit bij aan minimaal één van de drie maatschappelijke resultaten zoals beschreven in het NRW, te weten: Het vergroten van de zelfredzaamheid: ontlasten van mantelzorgers, kleiner beroep op formele zorg, meer gebruik van collectieve wijkdiensten, langer thuis blijven wonen, grotere inzet/scholing/training van Rotterdammers met een uitkering, Het vergroten van de samenredzaamheid van Rotterdammers (een sterke civil society): meer vrijwillige inzet, meer bewonersinitiatief; toename van sociale cohesie. Het creëren van een kansrijke, veilige buurt en opvoedingsomgeving voor kinderen en jongeren. | Indien een activiteit niet bijdraagt aan één van de drie maatschappelijke resultaten, dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze nadere regels. | |||
Valt de subsidieaanvraag onder de reikwijdte van de nadere regels stedelijk welzijn of nadere regels bewonersinitiatieven? | Indien deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze nadere regels. | |||
Is in het bestaande aanbod (integrale gebiedsopdracht en/of bestaande couleur locale activiteiten) (voldoende) voorzien in aanbod met dezelfde doelstelling(en) en dezelfde doelgroep(en)? | Indien deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze nadere regels. | |||
Activiteiten wijkteam/Vraagwijzer: Betreffen het activiteiten waarvoor het wijkteam en/of VraagWijzer primair verantwoordelijk zijn? | Indien deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze nadere regels. | |||
Wordt concreet beschreven hoe de samenwerking met het wijknetwerk wordt vormgegeven en wordt gewerkt conform de uitgangspunten van het maatschappelijk convenant van het betreffende gebied? | ||||
Sluit(en) de activiteit(en) aan bij de prioriteiten uit de gebiedsanalyse en/of het wijkactieprogramma en/of het gebiedsplan? | ||||
Vrijwillige-/professionele ondersteuning: Kenmerkt de organisatie- en uitvoering van de activiteiten zich door grote vrijwillige inzet met beperkte professionele ondersteuning (maximaal 20%)? Hierbij geldt dat maximaal 20% van de benodigde totale ureninzet wordt uitgevoerd door professionals. |
Bijlage III: Uitzonderingen op verplichte VOG voor vrijwilligers bij welzijn
Bij het maken van uitzonderingen op de VOG-verplichting gelden de volgende uitgangspunten en verplichtingen.
Subsidieontvanger is verplicht om het risico voor de samenleving op aantoonbare wijze te minimaliseren. Subsidieontvanger is in dit kader verplicht om een goede analyse te maken van het risico voor de samenleving en het herhalingsgevaar, gelet op de functie waarin (en de locatie waarop) medewerker wordt ingezet.
Verwerken in incidentenrapportage
Subsidieontvanger verwerkt de informatie over de genomen maatregelen op geanonimiseerde wijze in de periodieke incidentenrapportages. Uit de periodieke incidentenrapportage moet blijken:
Het verwerken in een periodieke incidentrapportage laat onverlet de verplichting voor subsidieontvanger om, indien er sprake is van een calamiteit in de zin van de Wmo, deze onverwijld aan de toezichthouder te melden. In het kader van eventuele calamiteiten zal de toezichthouder mogelijk de persoonsgebonden registratie van de VOG-uitzonderingen bij de aanbieder opvragen, indien dit voor onderzoek van de calamiteit proportioneel en noodzakelijk is.
Dit gemeenteblad 2017, nummer 99, is uitgegeven op 30 juni 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)