Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017
CiteertitelBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregels vervangen per 19 juli de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 36
  2. Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016
  3. Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016, art. 1.3, tweede lid
  4. Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016, art. 5.2, vijfde lid
  5. Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging van de algemeen directeur 2016, art. 2, eerste en derde lid
  6. Besluit Ondermandaat, Ondervolmacht en Ondermachtiging cluster Maatschappelijke Ontwikkeling 2016, art. 3.1, eerste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-07-201701-01-2018Nieuwe regeling

29-06-2017

gmb-2017-123361

Gemeenteblad 2017, nummer 98

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017

De directeur Maatschappelijke Ondersteuning in de Wijk van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling,

gelet op:

overwegende:

dat het, in verband met gewijzigde beleidsopvattingen, noodzakelijk is om nieuwe beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van artikel 36 van de Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Artikel 2 Verzoek en besluitvorming

  • 1.

    Als bijlagen bij het aanvraagformulier worden in ieder geval gevoegd:

    • a.

      een afschrift van alle, op de referteperiode betrekking hebbende jaaropgaven van de alleenstaande (ouder) of de gehuwde; en

    • b.

      de bijlagen die benodigd zijn om vast stellen of verzoeker op de peildatum vermogen heeft zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid behoeven geen bijlagen bij het verzoek gevoegd te worden wanneer door de verzoeker en diens eventuele echtgeno(o)t(e) in de referteperiode ononderbroken een bijstandsuitkering is ontvangen.

  • 3.

    Het college kan, in aanvulling op de bij het verzoek gevoegde bijlagen als genoemd in het eerste lid, aanvullende informatie van de verzoeker verlangen indien het college dit nodig acht om de aanvraag te kunnen beoordelen.

Artikel 3 Inkomen

  • 1.

    Voor een verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e) die in de referteperiode niet ononderbroken een bijstandsuitkering heeft ontvangen, wordt bij het vaststellen van het inkomen als bedoeld in artikel 4 van de verordening in ieder geval betrokken:

  • 2.

    Het inkomen wordt voor de referteperiode per kalenderjaar vastgesteld.

Artikel 4 Vorderingen

Indien ten aanzien van de verzoeker een vordering is ingesteld in verband met teveel ontvangen bijstand of uitkering op grond van de IOAW of IOAZ in de referteperiode, dan wordt het bedrag van deze vordering, voor zover niet verrekend dan wel terugbetaald tijdens de referteperiode, opgeteld bij het inkomen van de aanvrager, bedoeld in artikel 3.

Artikel 5 Wijziging situatie gedurende referteperiode

Als gedurende de referteperiode de situatie van de verzoeker en/of diens eventuele echtgeno(o)t(e) is gewijzigd, waardoor op grond van artikel 4 van de verordening een ander sociaal wettelijk minimum van toepassing was, wordt het wettelijk sociaal minimum naar rato vastgesteld.

Artikel 6 Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e) op de datum van het verzoek:

  • 2.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e) in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum een opleiding of studie heeft afgerond als bedoeld in het vorige lid.

  • 3.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als bij verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e) in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum sprake was van een maatregelwaardige gedraging waarvoor een maatregel van 100% is opgelegd zoals bedoeld in artikel 1 onder f.

  • 4.

    Het college kan afwijken van de voorgaande leden, indien het van oordeel is dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die inkomensverbetering in de weg staan.

Artikel 7 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016 worden ingetrokken.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Verzoeken voor een individuele inkomenstoeslag die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop op de datum van inwerkingtreding nog niet is beslist, worden afgehandeld krachtens deze beleidsregels.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking van het Gemeenteblad waarin zij worden geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2017.

 

Aldus vastgesteld op 29 juni 2017.

A.G.Coenen

Directeur Maatschappelijke Ondersteuning in de Wijk

Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling

TOELICHTING

Algemeen

De gemeenteraad heeft op 7 juli 2016 de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016 vastgesteld. Hierin is aangegeven dat een persoon in aanmerking kan komen voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet, als zijn inkomen gedurende vijf jaar niet meer bedroeg dan 100% van het wettelijk sociaal minimum, waarbij de toepasselijke bijstandsnormen worden gehanteerd als inkomensgrens. Daarnaast is in de verordening een aantal criteria opgenomen met betrekking tot het recht op individuele inkomenstoeslag, het begrip langdurig laag inkomen, en omstandigheden die betrekking hebben op inkomensverbetering. In artikel 6 van de verordening is aangegeven dat het college beleidsregels kan vaststellen. In deze beleidsregels is nadere invulling gegeven aan enkele criteria uit de verordening.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat begrippen die niet al in de wet of in de verordening staan gedefinieerd.

In artikel 1 wordt voor het begrip maatregel verwezen naar het begrip zoals vermeld in artikel 1, eerste lid onder j van de Verordening maatregelen en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ, voor zover het een maatregel betreft van 100% en betrekking heeft op het niet nakomen van een arbeidsverplichting, waarbij de gedraging heeft plaatsgevonden in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2 Verzoek en besluitvorming

Om aan te kunnen tonen dat er gedurende de referteperiode sprake is geweest van een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in de verordening, dient verzoeker in elk geval over de referteperiode per kalenderjaar een kopie te voegen van de jaaropgaven.

Verzoekers die gedurende de gehele referteperiode bijstand of een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ hebben ontvangen, behoeven geen kopieën van de jaaropgaven mee te sturen. Het college beschikt in dat geval al over de benodigde gegevens.

Verzoekers die gedurende de gehele referteperiode bijstand hebben ontvangen, behoeven eveneens geen bijlagen mee te zenden die nodig zijn voor de vaststelling van het vermogen. Voor overige verzoekers geldt dit niet. Zij moeten de gevraagde bijlagen die nodig zijn om het vermogen op peildatum te kunnen vaststellen wel meesturen.

Artikel 3 Uitwerking inkomen

In artikel 4 van de verordening is opgenomen dat als laag inkomen wordt aangemerkt een (belastbaar) inkomen ter hoogte van 100% van het wettelijk sociaal minimum. Dit minimum wordt gerelateerd aan de toepasselijke bijstandsnorm voor alleenstaande (ouder) of gehuwden. Hiertoe worden de per half jaar geldende bijstandsnormen omgerekend in een van de bijstandsnormen afgeleid belastbaar loon.

Er wordt geen rekening gehouden met een eventuele kostendelersnorm of verlaagde toeslag (participatiewet/Wet Werk en Bijstand).

Daarbij moet opgemerkt worden dat dit artikel alleen van toepassing is als verzoekers of diens echtgeno(o)te in de referteperiode niet ononderbroken een bijstandsuitkering heeft genoten. In dat geval worden overige inkomsten immers geacht gemeld en gekort te zijn op de genoten bijstandsuitkering.

Om conform de bedoeling van de wetgever 1 individueel maatwerk te kunnen leveren is in artikel 3 nader uitgewerkt hoe het college het langdurig laag inkomen vaststelt. Daarbij is gelet op een consistente en transparante uitvoering van deze regeling. Daarom zijn diverse vormen van inkomen die betrokken worden in de inkomen-toets zo concreet mogelijk benoemd.

Artikel 4 Vorderingen

In artikel 4 is aangegeven dat vorderingen, die betrekking hebben op ten onrechte ontvangen bijstand, ontstaan in de referteperiode en in de referteperiode nog niet (volledig) zijn verrekend of terugbetaald, worden opgeteld bij het inkomen van verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e). Als een gedeelte van de vordering al is terugbetaald of verrekend gedurende de referteperiode, dan wordt alleen dat gedeelte van de vordering dat nog openstaat, opgeteld bij het inkomen.

Artikel 5 Wijziging situatie gedurende referteperiode

Als er in de referteperiode een wijziging van een situatie heeft plaatsgevonden, waardoor verschillende inkomensnormen van toepassing zijn geweeest, wordt hiermee rekening gehouden. Er vindt dan een berekening naar rato plaats.

Artikel 6 Uitzicht op inkomensverbetering

In dit artikel wordt de invulling uitzicht op inkomensverbetering nader uitgewerkt.

Als verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e) op de datum waarop het verzoek is ingediend een studie of opleiding volgt is er sprake van uitzicht op inkomensverbetering. Een studie of opleiding is immers uiteindelijk gericht op arbeidsinschakeling en daarmee is er een reëel perspectief op inkomensverbetering. Tevens is sprake van uitzicht op inkomensverbetering als verzoeker of echtgeno(o)t(e) in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum, een studie of opleiding heeft afgerond.

In de verordening is opgenomen dat bij de beoordeling van de inspanningen die verzoeker of diens eventuele echtgeno(o)t(e) heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, kan worden betrokken of er gedurende de referteperiode sprake is geweest van een maatregel. In de beleidsregels is deze bepaling als volgt uitgewerkt: als er sprake is geweest van een gedraging waarvoor een maatregel van 100% is opgelegd, deze maatregel houdt verband met het niet nakomen van verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gedraging(en) plaats vond(en) in de twaalf maanden die voorafgaan aan de peildatum, dan wordt gesteld dat verzoeker onvoldoende inspanning heeft verricht om te komen tot inkomensverbetering.

Het uitgangspunt is dat bij gehuwden uitzicht op inkomensverbetering door beide partners gerealiseerd kan worden. Bij gehuwden wordt dan ook gekeken of voor beide echtgenoten een van de gronden van toepassing is genoemd in het eerste of tweede lid. Als dat het geval is, is er voor de gehuwden uitzicht op inkomensverbetering. Als voor één van de partners geconstateerd wordt dat er uitzicht is op inkomensverbetering, bestaat er geen recht op een individuele inkomenstoeslag voor beide partners.

In het derde lid is opgenomen dat het college van de vorige leden kan afwijken op grond van de individuele omstandigheden van verzoeker.

Artikel 7 Intrekking oude beleidsregels

Met de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels worden de oude beleidsregels ingetrokken.

Artikel 8 Overgangsbepaling

In dit artikel is bepaald datde aanvragen dieop de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels nog niet zijn afgehandeld, worden beoordeeld op grond van deze nieuwe beleidsregels.

Dit gemeenteblad 2017, nummer 98, is uitgegeven op 30 juni 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)


1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33801, nr. 3, p. 22-23.