Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Eigen vermogen in de Algemene subsidieverordening |
Citeertitel | Beleidsregel Eigen vermogen in de Algemene subsidieverordening |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | - |
Geen.
-
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-02-2004 | 11-01-2008 | nieuwe regeling | 02-12-2003 Gemeenteblad van Utrecht 2004, nr. 8 | B&W besluit van 2 december 2003 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Beleidsregel‘Eigenvermogeninde Algemenesubsidieverordening’
(b. en w.-besluit van 2 december 2003).
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht
BELEIDSREGEL ‘Eigen vermogen in de
Onder ‘eigen vermogen’, bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 2.7
van de Algemene Subsidieverordening wordt verstaan: de som van:
een en ander vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in Titel 9 ‘De jaarrekening en het jaarverslag’ artikel 362 e.v. van boek II van het Burgerlijk Wetboek.
Voor de omschrijving van het begrip ‘eigen vermogen’ is in deze beleidsregel aangesloten bij de bepalingen de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek die gaan over de jaarrekening. De opsomming is ontleend aan artikel 373 van het Burgerlijk Wetboek.
Expliciet is vermeld dat voor de toepassing van deze bepaling onder kapitaal tevens is begrepen ingebracht vermogen niet zijnde een schuld.
Het begrip ‘agio’ is alleen aan de orde bij de vaststelling van het vermogen van een eventuele aan de gesubsidieerde gelieerde N.V. of B.V. (zie artikel
2.1, tweede lid, en 2.7, vierde lid van de Algemene subsidieverordening).
Gekozen is voor een eenvoudige schakeling naar reeds bestaande wet- en regelgeving. Gebleken is dat titel 9 van het Burgerlijk Wetboek het beste aansluit. Dat titel 9 van het Burgerlijk Wetboek ook diverse bepalingen inhoudt die met name betrekking hebben op instellingen met winstoogmerk doet hieraan niet af; die bepalingen zullen op stichtingen en verenigingen alleen van toepassing zijn indien de aard van die rechtspersoon zich daar niet tegen verzet.
Hiermee wordt overigens geen uitspraak gedaan over de vraag in welke mate subsidiëring van dergelijke instellingen praktijk is. Daar gaat deze beleidsregel niet over en die vraag wordt in de verordening zelf beantwoord.
Het begrip eigen vermogen is met name van belang voor de toepassing van de kortingsregeling zoals opgenomen in artikel 2.7, eerste lid van de Algemene subsidieverordening.
Ook indien het vermogen min of meer ‘vast zit’ in gebouw of inventaris, dan dient dat volgens de verordening bij de berekening van het eigen vermogen in aanmerking genomen te worden.
Dit komt overigens pas aan de orde indien en voor zover de in de verordening opgenomen drempels overschreden worden. Voorts kan in dit verband gewezen worden op de mogelijkheid voor een instelling om toestemming te vragen voor een voorziening of een bestemmingsreserve.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt tot het eigen vermogen van aanvrager eveneens gerekend het eigen vermogen van gelieerde rechtspersonen, alsmede voorzieningen en bestemmingsreserves van de aanvrager c.q. begunstigde en van gelieerde rechtspersonen waarvan de noodzaak niet is aangetoond.
Voorzieningen en bestemmingsreserves waarvoor toestemming is verleend worden niet betrokken bij de in het eerste en tweede lid bedoelde vermogenstoets.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 2 december 2003
Burgemeester en wethouders voornoemd,
De secretaris, De burgemeester,
Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf
Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 18 februari 2004. Deze beleidsregel is in werking getreden op 18 februari 2004.