Organisatie | Drechtsteden |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Verhaal Drechtsteden |
Citeertitel | Beleidsregels Verhaal Drechtsteden |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregels zijn aangepast via vaststelling van de Beleidsregels Terugvordering op 20 december 2012 en via vaststelling van de Beleidsregels Participatiewet op 4 september 2014 en 10 december 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | Nieuwe regeling | 03-11-2008 | Onbekend |
HOOFDSTUK 3: BELEIDSREGELS VERHAAL
Het Drechtstedenbestuur maakt in alle gevallen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 61 tot en met 62i van de wet, tenzij in deze regeling anders is bepaald.
Het Drechtstedenbestuur verhaalt kosten van bijstand op degene en in de situaties zoals genoemd in artikel 62 en 62f van de wet, met uitzondering van de persoon in de situatie genoemd in artikel 62, aanhef en sub c in de wet.
De verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 van de wet wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving van de debiteur.
Het Drechtstedenbestuur verricht één keer per 36 maanden een onderzoek naar de draagkracht van de debiteur voor het voldoen van een verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 van de wet. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, vindt binnen 36 maanden een heronderzoek plaats. Het Drechtstedenbestuur stelt als gevolg van dit onderzoek bij wijziging van de draagkracht de verhaalsbijdrage gewijzigd vast.
Indien de debiteur een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage ingevolge de artikelen 62 of 62f van de wet of een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b van de wet niet voldoet, zijn de artikelen 6 tot en met 15 uit de Beleidsregels Terugvordering Drechtsteden overeenkomstig van toepassing.
HOOFDSTUK 4: SLOTBEPALINGEN REGELING
Het Drechtstedenbestuur kan deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en verhaal.
Het Drechtstedenbestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de debiteur afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Toelichting beleidsregels Verhaal Drechtsteden
De wet maakt onderscheid in terugvordering en verhaal van kosten van bijstand.
Terugvordering heeft betrekking op het terughalen van teveel of ten onrechte verleende bijstand. Ook bij het niet nakomen van de aflossingsverplichtingen van een verstrekte leenbijstand is er sprake van terugvordering. De bijstand wordt teruggevorderd van degene aan wie de bijstand is uitbetaald, dus van de (voormalige) uitkeringsgerechtigde zelf.
Bij verhaal van bijstand gaat het om het terugkrijgen van de kosten van bijstand van een andere persoon dan de uitkeringsgerechtigde, bijvoorbeeld in verband met de onderhoudsplicht of schenkingen of door verhaal op nalatenschappen.
Vanaf de inwerkingtreding van de Participatiewet is terugvordering en verhaal geen verplichting meer maar een bevoegdheid. Hieruit volgt dat de sociale dienst de beleidsruimte heeft om zelf eigen afwegingen te maken over de wijze waarop zij hieraan invulling wil geven.
Het gaat dan niet alleen om het terugvorderen en verhalen op zichzelf maar ook om de wijze waarop de sociale dienst haar beleidsruimte invult met betrekking tot de invordering van vorderingen uit hoofde van terugvorderings- en verhaalsbesluiten alsook de wijze waarop zij vorm wil geven aan kwijtschelding.
Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt de Sociale Dienst Drechtsteden enerzijds een meer slagvaardiger en doelgerichter incasso- en uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop de Sociale Dienst Drechtsteden aan de gegeven beleidsruimte invulling geeft.
Bij de opmaak van de beleidsregels zijn nadrukkelijk de volgende uitgangspunten in ogenschouw genomen:
Altijd rigide vasthouden aan deze hoofdregel kan betekenen dat burgers (financieel) in de knel komen. Met name via de bepalingen over kwijtschelding, afkoop van schulden en de bepaling van de aflossingscapaciteit is dan ook getracht om een goede balans te vinden tussen de belangen van de Sociale Dienst Drechtsteden als schuldeiser enerzijds en de belangen van de burger als debiteur anderzijds. Iets abstracter beredeneert: de Sociale Dienst Drechtsteden dient een maatschappelijk (economisch) belang indien zij de belangen van de burger als debiteur nadrukkelijk in haar besluitvorming betrekt. Vooral ook bezien vanuit die invalshoek is het van belang om oog te hebben voor de persoonlijke situatie van de debiteur. Feitelijk gaat het dan ook om uitstroom naar werk en armoedebeleid.
Ook vanuit het oogpunt van efficiency en effectiviteit zijn beleidsmatig keuzes gemaakt. In de bepalingen met betrekking tot de zogenaamde kruimelbedragen voor het terugvorderen en het invorderen laat zich dat bijvoorbeeld heel expliciet voelen. Bij de opmaak van de beleidsregels is in die zin ook telkens een kosten-baten-analyse gemaakt ten aanzien van de inspanningen en activiteiten om te komen tot de invordering van schulden.
Fraude mag niet lonen. Ook hier is evenwel de balans gezocht in relatie tot efficiëntie en effectiviteit en de belangen van de debiteur. In de beleidsregels zie je dan ook terug dat bijvoorbeeld ook in geval van fraudeschulden mogelijkheden bestaan voor kwijtschelding en afkoop van schuld. Wel is er telkens, vanuit het benoemde principe dat fraude niet mag lonen, bewust voor gekozen om de terug- en invordering van fraude-schulden te verzwaren ten opzichte van niet-fraude-schulden.
HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN REGELING
Toelichting op artikel 1 - Begripsbepalingen
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die noodzakelijk zijn voor het begrip van deze regeling.
HOOFDSTUK 2: vervallen per 1 januari 2013
HOOFDSTUK 3: BELEIDSREGELS VERHAAL
Toelichting op artikel 17 – Verhaalsbevoegdheid
Vergelijkbaar met artikel 3, wat de terugvorderingsbevoegdheid betreft, is in artikel 17 vastgelegd dat het Drechtstedenbestuur van de verhaalsbevoegdheid gebruik maakt als ware het een verplichting, tenzij de beleidsregels ander bepalen.
Toelichting op artikel 18 – Verhaal van bijstand
Hier is omschreven welke kosten worden verhaald. Onder a en b worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex) echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld tav zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.
Toelichting op artikel 19 – Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal
Ingevolge lid 1 wordt van verhaal afgezien indien het verhaalsbedrag lager is dan € 45,00 per maand of € 540,00 per jaar. De keuze voor deze beperking is, gelijk artikel 15 van deze beleidsregels, ingegeven door redenen van doelmatigheid c.q. een kosten-baten-analyse.
Let op: conform deze beleidsregel wordt afgezien van het nemen van een verhaalsbesluit. Dat is iets wezenlijks anders dan het afzien van verhaal in rechte. Bij dat laatste is wel een verhaalsbesluit genomen, maar wordt vervolgens geen procedure aanhangig gemaakt bij de rechter indien de debiteur nalaat tot betaling over te gaan.
Lid 2 van dit artikel bepaalt dat het Drechtstedenbestuur geheel of gedeeltelijk van verhaal kan afzien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.
In het algemeen kan er sprake zijn van dringende redenen indien bepaalde feiten ertoe nopen om af te zien van verhaal ter bescherming van lijf en geest van de debiteur of de bijstandspartij. In die zin heeft het begrip “dringende redenen” bij verhaal een ruimer bereik dan bij terugvordering. Uit de aard der zaak kan een dringende reden nimmer financieel van aard zijn: indien de onderhoudsplichtige niet in staat is om bij te dragen in de bijstandskosten is verhaal (tijdelijk) wegens het ontbreken van draagkracht niet mogelijk.
Toelichting op artikel 20 – Ingangsdatum verhaalsbijdrage
In het kader van de rechtszekerheid is bepaald om de (mogelijke) ingangsdatum van de verhaalsbijdrage te bepalen op de eerste van de maand volgend op de datum van de eerste aanschrijving van debiteur. Dit is het moment waarop de debiteur gevraagd wordt om inlichtingen te verstrekken op basis waarvan eventueel een verhaalsbijdrage vastgesteld kan worden.
Let wel: indien de debiteur niet overgaat tot betalen en de Sociale Dienst Drechtsteden een verhaalsprocedure start bij de rechtbank, zal de rechtbank de ingangsdatum van verhaal anders vast stellen, indien het tijdvak groot is tussen de door de Sociale Dienst Drechtsteden vastgestelde ingangsdatum van verhaal en het aanhangig maken van de procedure. De jurisprudentie van de Dordtse Rechtbank wijkt overigens met betrekking tot de ingangsdatum verhaalsbijdrage af van de landelijke jurisprudentie. Met vaststelling van dit artikel is rekening gehouden met deze afwijkende jurisprudentie.
Toelichting op artikel 21- Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Net als bij terugvordering kan ook de debiteur met een verhaalsvordering in een uitzichtloze schuldsituatie verkeren die alleen met een schuldenregeling opgelost kan worden. Dit artikel geeft aan hoe in deze situatie te handelen. Zie verder de toelichting bij artikel 14.
Toelichting op artikel 22 - Kwijtschelding van een verhaalsvordering die een afgesloten periode betreft
Het Drechtstedenbestuur kan van verdere inning van de verhaalsvordering afzien indien het een eenmalige vordering van een afgesloten bijstandsperiode betreft, onder de voorwaarden in dit artikel vermeld. Voor de duidelijk is aangegeven wat onder een afgesloten bijstandsperiode wordt verstaan.
Toelichting op artikel 23 - Verhaal in rechte en op grond van rechterlijke uitspraak
Bij gebreke van minnelijke voldoening van de verhaalsbijdrage wordt tot verhaal in rechte overgegaan. De rechterlijke uitspraak die volgt op de verhaalsprocedure in rechte levert een executoriale titel op. Een al aanwezige rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud wordt verhaald. Dit besluit tot verhaal levert een executoriale titel op. Beide executoriale titels worden op kosten van de schuldenaar betekend. Zie ook artikel 11 van deze regeling.
Toelichting op artikel 24– (Her-) onderzoek naar draagkracht
Verhaalsonderzoeken zijn intensief en blijken in de praktijk slechts in beperkte mate te leiden tot gewijzigde vaststelling van een verhaalsbijdrage. Om die reden is in dit artikel het uitgangspunt neergelegd dat een verhaalsonderzoek eenmaal per 36 maanden plaatsvindt. In lid 2 zijn aanvullende criteria benoemd.
Toelichting op artikel 25 – Invordering van verhaalsbijdragen
Op het moment dat de Sociale Dienst Drechtsteden een verhaalsbesluit heeft genomen en debiteur betaalt niet, dan is een uitspraak van de rechter nodig. De uitspraak van de rechter levert een executoriale titel op. Vanaf het moment van het verkrijgen van een executoriale titel is er geen reden om verhaalsvorderingen anders te bezien dan vorderingen die voortkomen uit terugvordering. Om die reden zijn op grond van dit artikel de invorderingsbepalingen terugvordering dan ook van toepassing op (afdwingbare) verhaalsvorderingen. Een verhaalsvordering is daarbij aan te merken als een niet-fraudeschuld.
HOOFDSTUK 4: SLOTBEPALINGEN REGELING
Toelichting op artikel 26 – Nadere invulling van beleid
Het Drechtstedenbestuur kan deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en verhaal.
Toelichting op artikel 27 – hardheidsclausule
Indien de toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden leidt, kan het Drechtstedenbestuur ten gunste van de debiteur afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient terughoudend gebruik gemaakt te worden om het scheppen van precedenten tegen te gaan.
Toelichting op artikel 28 – Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 en vervangt per die datum de bestaande beleidsregels en werkwijze inzake verhaal.
De hoofdregel is dus dat deze nieuwe regeling niet alleen geldt voor situaties van verhaal gelegen na datum inwerkingtreding, maar ook voor reeds bestaande rechtsverhoudingen, met dien verstande dat zolang de debiteur zich aan eerder gemaakte afspraken houdt, deze afspraken worden geëerbiedigd. Deze beleidsregels, voor zover ten nadele van de debiteur, blijven buiten toepassing.