Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Werktijden- en verlofregeling Gemeente Leudal |
Citeertitel | Werktijden- en verlofregeling Gemeente Leudal |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
CAR-UWO
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2017 | 08-10-2020 | Nieuwe regeling | 04-07-2017 Gemeenteblad 2017, 122621 | Onbekend |
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE LEUDAL
gelet op het bepaalde in de artikelen 3:2 tot en met 4:9, de artikelen 6:1 tot en met 6:2:2 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) en de bepalingen in de artikelen 4:1a, 4:3 en 5:4 van de Arbeidstijdenwet;
mede gelet op de instemming van de ondernemingsraad d.d. 13 juni 2017;
vast te stellen de navolgende WERKTIJDEN- EN VERLOFREGELING GEMEENTE LEUDAL
Over de werktijden, het verlof en de planning van de werkzaamheden worden, voorafgaand aan elk kalenderjaar, afspraken gemaakt tussen leidinggevende en medewerker. Deze afspraken worden tweemaal per jaar geëvalueerd. Bij de toepassing van dit artikellid wordt uitgegaan van de voor de medewerker geldende netto-arbeidsduur per jaar.
De medewerker met een voltijds dienstverband heeft recht op 144 uur vakantieverlof per jaar, zoals bepaald in artikel 6:2, lid 1 van de CAR/UWO. Dit vakantieverlof wordt, voor alle medewerkers, vermeerderd met 21,6 uur per jaar.
Medewerkers tussen de 30 en 45 jaar krijgen daarnaast 14,4 uur extra vakantieverlof. Medewerkers van 45 jaar en ouder krijgen 36 uur extra vakantieverlof.
Deeltijd medewerkers ontvangen het vakantieverlof naar rato van de deeltijdfactor.
De medewerkers die beschikbaarheidsdiensten verrichten hebben, op basis van artikel 6:2:1, lid 4 van de CAR/UWO, recht op 14,4 uur extra verlof op jaarbasis. Deze aanvulling van het verlof geldt alleen voor medewerkers die schriftelijk zijn aangewezen en die minimaal 8 keer per jaar tijdens hun beschikbaarheidsdienst 24/7 beschikbaar moeten zijn (conform het bepaalde in artikel 2:1B lid 2 onder c van de CAR UWO). Medewerkers die minder dan 8 beschikbaarheidsdiensten per jaar beschikbaar zijn, medewerkers Oranje Kolom en medewerkers waarvoor het ‘beschikbaar moeten zijn’ is beperkt tot enkele uren of enkele avonden/dagdelen per week geldt dat zij geen extra verlofuren ontvangen.
Verantwoording van werkbare uren, op basis van de netto-arbeidsduur, is verplicht voor iedere medewerker en geschiedt met behulp van daartoe beschikbare hulpmiddelen.
Artikel 11 Onvoorziene gevallen
Voor die gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, beslist het college.
Heythuysen, 04 juli 2017
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL
De secretaris (wnd.) De burgemeester
H.K.W. Bekkers A.H.M. Verhoeven
Toelichting werktijden- en verlofregeling
Artikel 2 Bedrijfstijd, arbeidsduur
De bedrijfstijd is aangepast aan het dagvenster. Medewerkers hebben de mogelijkheid om ook op maandag tot en met donderdag nà 19:00 uur en op vrijdag nà 17:00 uur in het bestuurdersgedeelte van het gemeentehuis (kamers secretaris en secretaresses) te werken.
Hiervoor gelden de volgende regels/afspraken:
Een volledige betrekking heeft volgens de CAR een omvang van ten hoogste 1836 uur per jaar. Hierin zijn meegenomen Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag en de beide Kerstdagen.
Lokaal heeft het college ook nog andere dan de bovengenoemde feestdagen aangewezen als bijzondere verlofdagen te weten: Bevrijdingsdag en carnavalsmaandag en -dinsdag. Deze dienen bij de bepaling van de arbeidsduur per jaar verrekend te worden.
Op basis van de berekening in de CAR en rekening houdend met het feit dat Bevrijdingsdag niet op een vaste dag per jaar plaatsvindt en carnavalsmaandag en -dinsdag wel, dient de omvang van een volledige betrekking bij de gemeente Leudal te worden verminderd met 19,5 uur (5/7 x 7,2 uur = 5,1 uur voor Bevrijdingsdag en 14,4 uur voor de beide carnavalsdagen) en vastgesteld te worden op 1816,5 uur per jaar.
De voor de medewerker geldende arbeidsduur per jaar dient jaarlijks vóór 1 januari van enig jaar vastgesteld te worden voor het daaropvolgend jaar, uitgaande van 1816,5 uur en te verminderen met de verlofaanspraken van de medewerker (basisverlof, extra verlof, leeftijdsverlof) én met verrekening van aan de medewerker toegekende extra arbeidsvoorwaarden (toegestane overname van verlof van voorgaand jaar, extra verlof voor verrichten van beschikbaarheidsdiensten (artikel 6:2:1, lid 4 UWO), verruiming formele arbeidsduur (artikel 2:7a CAR), koop en verkoop verlofuren (artikel 3:29 en 3:36 CAR), overschrijding arbeidsduur per jaar (artikel 6:2, lid 2 CAR).
Een volledige betrekking heeft een formele arbeidsduur van 36 uur per week (= 1 fte). De feitelijke arbeidsduur per week kan daarvan afwijken.
De maximale arbeidsduur per dag is 11 uur en per week ten hoogste 50 uur (opgenomen in artikel 4:2, lid 4 (standaard werktijdenregeling) en artikel 4:4, lid 2 (bijzondere werktijdenregeling) van de CAR), rekening houdend met de in de Arbeidstijdenwet opgenomen pauzeregeling (artikel 5:4:2 bij een dagelijkse werktijd van meer dan 5,5 uur: 30 minuten; bij een dagelijkse werktijd van 10 uur: 45 minuten, op te knippen in kwartieren).
Deze ruime arbeidsduur is opgenomen in het kader van de flexibilisering van de werktijden om zodoende de werkgever (lees: leidinggevende) de gelegenheid te geven om de feitelijke arbeidsduur per week in overleg met de medewerker op een andere omvang vast te stellen dan de werktijd (= formele arbeidsduur) per week. Hierdoor kunnen bepaalde (groepen) medewerkers in drukke tijden meer ingezet worden en in rustiger tijden minder. De verdeling van de arbeidsuren per jaar (periode meer werken tegenover periode minder werken) dient met elkaar in overeenstemming te zijn in een en hetzelfde jaar en de netto-arbeidsduur niet te overschrijden.
Zo kan ook, zoals artikel 4:1a van de Arbeidstijdenwet voorschrijft, rekening worden gehouden met persoonlijke omstandigheden buiten het werk. Wanneer een medewerker bijvoorbeeld mantelzorg wil gaan verlenen kunnen, in goed overleg, afspraken worden gemaakt over tijdelijk minder werken voor verlenen van mantelzorg en het inhalen van deze uren op een ander moment.
Ook kunnen medewerkers worden ingezet voor het verrichten van werkzaamheden tijdens avondvergaderingen.
Over de werktijden wordt twee maal per jaar een gesprek gevoerd tussen medewerker en leidinggevende waarbij een eventuele bijstelling van afspraken plaatsvindt. In artikel 4:2, lid 6 van de CAR/UWO is deze verplichting opgenomen.
Bijstelling van gemaakte afspraken kan het gevolg zijn van gewijzigde taken, vermindering beschikbare arbeidsuren (bijv. ten gevolge van langdurige ziekte) of inzet bij werkzaamheden/projecten als gevolg van onvoorziene omstandigheden (bijv. wijziging wet- en regelgeving, andere werkzaamheden in het kader van (loopbaan)ontwikkeling, voortschrijdend inzicht etc.).
Het individuele overleg over de werktijden vraagt veel van leidinggevende en medewerker.
Daarom is het belangrijk dat binnen de organisatie gevolgd wordt hoe dit proces verloopt. De OR is hiervoor het aangewezen orgaan. Als de OR problemen signaleert, bijvoorbeeld binnen een specifiek organisatieonderdeel, dan kan de OR verbetervoorstellen doen aan het college. Het college kan hier alleen gemotiveerd van afwijken (artikel 4:2, lid 12 van de CAR).
De bezoldiging van de medewerker ondergaat geen wijziging als gevolg van toepassing van dit artikel.
Wordt een medewerker ontslag verleend gedurende het kalenderjaar dan zal zo spoedig mogelijk een berekening gemaakt moeten worden van te veel/te weinig gewerkte uren in relatie tot de arbeidsduur per jaar. Het positieve/negatieve saldo wordt gecompenseerd door in de resterende periode dat de medewerker in dienst is minder/meer te werken. Is dit niet -volledig- mogelijk dan vindt bij de eindafrekening financiële verrekening plaats.
De, door het college aangewezen groepen medewerkers, vallen onder de bijzondere regeling en hebben, in voorkomende gevallen, recht op overwerkvergoeding, vergoeding onregelmatige dienst en verschuivingsvergoeding. De buitendagvenstervergoeding is voor deze groepen medewerkers niet van toepassing.
Met de invoering van het Individueel Keuzebudget (Hoofdstuk 3, paragraaf 5 van de CAR) zijn de verlofuren aangepast naar 144 uur per kalenderjaar (artikel 6:2, lid 1 van de CAR).
De medewerker dient in het geval van een beschikbaarheidsdienst waarvoor hij schriftelijk is aangewezen, minimaal 60 kalenderdagen per 12 maanden belast te zijn (artikel 2:1B lid 2 onder c van de CAR). Omgerekend zijn 60 kalenderdagen bij 24/7 beschikbaarheid 8,5 dienst per jaar. Afgerond is het uitgangspunt minimaal 8 beschikbaarheidsdiensten van 24/7 per jaar.
De vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden in dienstopdracht op dagen die als bijzondere verlofdag zijn aangemerkt is geregeld in artikel 3:12 (buitendagvenstertoelage) voor de medewerkers die onder de standaardregeling vallen en in artikel 3:18:2, lid 5 (overwerkvergoeding) voor de medewerkers die onder de bijzondere regeling vallen.
Artikel 7 Collectieve verlofdag(en)
In de oude verlofregeling was hierover opgenomen dat de vrijdag na Hemelvaart standaard als collectieve verlofdag werd aangemerkt en dat daarnaast het college, in overleg met de OR, nog één dag kon vaststellen. In de voorgaande jaren is twee keer hiervan afgeweken en zijn álle brugdagen (2 extra) in de betreffende jaren als collectieve verlofdagen aangemerkt. De komende zes jaar (tot 2020) komt het slechts twee keer voor (in 2015 en 2018) dat in afwijking van de oude regeling 2 extra brugdagen aangewezen zouden kunnen/moeten worden.
Er is daarom voor gekozen om alle brugdagen in enig jaar als collectieve verlofdag aan te merken.
In december van enig jaar wordt via Intranet gecommuniceerd over de collectieve verlofdagen in het jaar volgend.
Artikel 8 Verrichten beschikbaarheidsdiensten
Alle medewerkers kunnen aangewezen worden voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten. Dit is dus niet afhankelijk van of een medewerker onder de standaard- of onder de bijzondere werktijdenregeling valt.
De beschikbaarheidsdiensten worden ruim vóór de aanvang van enig jaar vastgelegd in een rooster. Aan de hand van het rooster wordt de maandelijkse vergoeding aan de medewerker bepaald.
Artikel 9 Vergoeding beschikbaarheidsdiensten
Dit artikel 9 vervangt oud artikel 4 en 5 uit de ‘Regeling bereikbaarheidsdienst’ en is aangepast aan de nieuwe werktijdenregeling.
De berekening van de beschikbaarheidstoelage in de oude regeling was gekoppeld aan een salarisschaal. Bij salarisverhogingen betekende dat, dat een nieuwe berekening moest plaatsvinden en de vergoedingen moesten worden aangepast. Er is nu voor gekozen om, in het kader van administratieve lastenverlichting, voor deze vergoeding uit te gaan van één (standaard)bedrag per 24/7 dienst.
Dit artikellid is opgenomen omdat de nieuwe werktijdenregeling hierover niet duidelijk is en op verschillende manieren geïnterpreteerd zou kunnen worden.
Artikel 10 Afbouw onregelmatigheidstoeslag
Medewerkers die onder de standaardregeling vallen komen niet meer in aanmerking voor een overwerkvergoeding, vergoeding onregelmatige dienst (=onregelmatigheidstoeslag) of verschuivingsvergoeding.
Voor de uren buiten het dagvenster waarop een medewerker in dienstopdracht werkzaamheden moet verrichten geldt een buitendagvenstervergoeding als bedoeld in artikel 3:8 van de CAR.
De afbouw voor het verrichten van onregelmatige diensten is opgenomen voor de medewerkers die voorheen vanuit hun functie een dergelijke toeslag kregen en nu onder de standaardregeling vallen.
Door de werkbare uren te verantwoorden kan toegezien worden op de naleving van (artikel 4:3 van) de Arbeidstijdenwet, ook voor wat betreft de arbeids- en rusttijden.