Organisatie | Waterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Wet werk en bijstand (WWB) en Wet investeren in jongeren (WIJ) |
Citeertitel | Handhavingsverordening Wet werk bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Waterland 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Waterland 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-06-2015 | 12-06-2015 | intrekking | 21-05-2015 | 337-67 | |
04-06-2010 | 01-10-2009 | 12-06-2015 | Nieuwe regeling | 20-05-2010 Ons Streekblad, 03-06-2010 | Onbekend |
De raad van de gemeente Waterland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, artikel 8a Wet werk en bijstand en artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wet investeren in jongeren;
overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren;
De Handhavingsverordening Wet werk en bijstand (WWB)en Wet investeren in jongeren (WIJ) vast te stellen.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
rechthebbende: degene die conform artikel 13 WIJ werkleeraanbod heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen of degene wie bijstand heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft, wordt onder de uitkeringsgerechtigde elk van de echtgenoten verstaan. Wanneer het een ongehuwde betreft wordt aansluiting gezocht bij de betekenis van de begrippen zoals die in artikel 11 WWB is gegeven;
Hoofdstuk 2. Hoogwaardige handhaving
Artikel 2 Beleidsplan WWB en WIJ
Het college stelt het beleidsplan WWB en WIJ vast. Daarin wordt vastgelegd welke preventieve en repressieve maatregelen worden genomen.
Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Daarin wordt in ieder geval geregeld:
Het college vordert de kosten van bijstand, kosten van het werkleeraanbod of de inkomensvoorziening van de jongere, boven een nader door het college te bepalen bedrag, terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 WWB, en de artikelen 54 tot en met 56 WIJ zijn aangegeven voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.
Het college verhaalt de kosten van bijstand volgens de artikelen 56, 61 en 62 WWB en de kosten van de inkomensvoorziening conform artikel 57 WIJ, voor zover zich hier geen andere wettelijke regel tegen verzet.
Artikel 8 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand of de inkomensvoorziening
Het college voert onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering, het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening te controleren.
In een onderzoeksplan legt het college vast op welke wijze de controle tijdens en na de uitkering, werkleeraanbod en de inkomensvoorziening plaatsvindt.
Hoofdstuk 4. Gevolgen bij fraude
Artikel 11 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien een gedraging van rechthebbende leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand of de inkomensvoorziening te verlagen en de ten onrechte ontvangen gelden terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten conform de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude.
Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als strikte toepassing ervan zou leiden tot ernstige onbillijkheid en mits de rechthebbende geen enkel verwijt van nalatigheid in het nakomen van verplichtingen kan worden gemaakt.
Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingsverordening Wet werk bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Waterland 2009.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 20 mei 2010.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
drs. E.G.H. Dijk mr. E.F. Jongmans
Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren
Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet investeren in jongeren. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. Het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van de WWB is reeds in de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand vastgelegd. Vastgesteld is dat dit beleidskader met enige aanpassingen ook toepasbaar is op de uitvoering van de WIJ. Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten wordt voorgesteld om het handhavingsbeleid voor de WIJ op te nemen in de Handhavingsverordening WWB. Deze krijgt daardoor ook een andere naam en zal voortaan ‘Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren’ heten.
In artikel 8a van de WWB en artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de WIJ is bepaald dat de gemeenteraad in het kader van het financiële beheer bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, werkleeraanbod en de hiervan afgeleide inkomensvoorziening alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. De gemeente moet in de WWB en de WIJ zelf bepalen op welke wijze het handhavingsbeleid wordt gevoerd. Bovengenoemde artikelen in de wet stellen het vaststellen van handhavingsregels verplicht, maar geven niet aan welke regels dit expliciet moeten zijn.
Zowel de WWB als de WIJ verlangt dat de gemeenteraad de regels voor het eigen handhavingsbeleid op hoofdlijnen vaststelt in een verordening. Het college krijgt daarmee de mogelijkheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van handhavingsregels.
Tot Hoogwaardige Handhaving behoren alle activiteiten van de gemeente die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd. In het geval van de WWB en WIJ gaat het erom dat misbruik en oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk worden voorkomen.
Hoogwaardig Handhavingsbeleid bestaat uit preventief en repressief beleid.
Preventie is een belangrijk onderdeel van handhaving, immers voorkomen is beter dan genezen. Voorkomen moet worden dat mensen de wetten misbruiken. Preventie is een belangrijk onderdeel van de poortwachterfunctie: nagegaan moet worden of degene die bijstand aanvraagt inderdaad recht heeft op een bijstandsuitkering en of de hoogte van deze uitkering correct kan worden vastgesteld.
Repressie heeft betrekking op de activiteiten die verricht worden nadat het misbruik is vastgesteld: het toepassen van sancties en het terugvorderen van ten onrechte betaalde uitkeringen.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Toelichting bij artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening behelst de uitwerking van twee wetten, namelijk de WWB en de WIJ. Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten is het bestaande handhavinginstrumentarium in het kader van de WWB met de nodige aanpassingen evenzeer toepasbaar voor de WIJ. Bovendien geldt dat het handhavingsbeleid voor bijstandsgerechtigden en jongeren niet of nauwelijks uiteen zal lopen.
Hoofdstuk 2. Hoogwaardige handhaving
Met de inwerkingtreding van deze handhavingsverordening wordt het vigerende beleidsplan WWB aangevuld met de WIJ-wetgeving. Tevens wordt in een hoofdstuk naar hoogwaardige handhaving gerefereerd. Doel van dit hoofdstuk is te streven dat alleen degene die daadwerkelijk recht op een uitkering, werkleeraanbod of een inkomensvoorziening hebben, dit ontvangen in overeenstemming met de wet.
Toelichting bij artikel 2 Beleidsplan WWB en WIJ
Dit artikel legt bij het college de verantwoordelijkheid neer voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren. Het vigerende beleidsplan WWB wordt aangevuld met de WIJ.
Toelichting bij artikel 3 Nadere regels
Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere regels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen. De leden geven aan waar in ieder geval nadere regels over worden geformuleerd.
Toelichting bij artikel 4 Validering van gegevens
Om zekerheid te krijgen over de volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen, kunnen de gegevens bij andere externe instanties worden gecontroleerd. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van bestandsuitwisseling of op cliëntniveau, bijvoorbeeld middels een huisbezoek.
Wanneer uit bestandsvergelijkingen onregelmatigheden blijken in de actuele gegevens kan de bijstand of de inkomensvoorziening dan wel de ondersteuning bij arbeidsinschakeling aangepast worden, waarbij eerst een controle bij de rechthebbende dient plaats te vinden.
Toelichting bij artikel 5 Terugvordering
Sinds de invoering van de WWB ingaande 1 januari 2004 is terugvordering van bijstand geen verplichting meer vanuit de wet. In dit artikel is bepaald dat de gemeente de kosten van bijstand, werkleeraanbod of de inkomensvoorziening terugvordert in de gevallen genoemd in de artikelen 58 en 59 van de WWB en de artikelen 54 tot en met 56 van de WIJ.
Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is een nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen omtrent verjaringen in het burgerlijk Wetboek of de bepalingen rond het wettelijk traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief, en aangezien toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor een algemene formulering.
Artikel 17 lid 1 van de wet verplicht de rechthebbende dat deze op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededelingen doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de arbeidsinschakeling of het recht van bijstand of werkleeraanbod aan het college. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Toelichting bij artikel 6 Verhaal
Deze verordening is in beginsel gericht op het nakomen van verplichtingen van de cliënt. Deze verordening heeft echter ook ten doel oneigenlijk gebruik terug te dringen. De maatschappij mag van een cliënt verlangen, en zelfs eisen, dat deze gebruik maakt van voorliggende voorzieningen en dus ook dat deze probeert met een onderhoudsbijdrage naar burgerlijk recht in zijn of haar bestaan te voorzien. Wanneer de cliënt hiermee in gebreke blijkt, of wanneer dit niet lukt, dan kan de gemeente in de plaats treden van de cliënt en verhaal zoeken op de onderhoudsplichtige. Verhaal is een bevoegdheid van gemeenten geworden.
Toelichting bij artikel 7 Afzien van terugvordering / kwijtschelding
De bedoelde voorwaarden gesteld in dit artikel worden geregeld in de uitvoeringsvoorschriften welke vermeld staan in het Handboek WWB van de gemeente.
In artikel 7 wordt de wijze van invordering vastgesteld. Regel is dat op grond van het eerste lid van artikel 7 het optimale wordt gedaan om in te vorderen.
Uitgangspunt van verordening is en blijft dat schulden voldaan moeten worden. Het college kan, maar is niet verplicht om van verdere terugvordering af te zien. Dat het college uit eigen beweging moet beoordelen of aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan, zonder dat de rechthebbende een signaal afgeeft dat aflossing problematisch is of dreigt te worden, kan niet worden verlangd. In de verordening is dan ook opgenomen dat kwijtschelding op verzoek van de rechthebbende kan worden verleend.
Het minimum terug te vorderen bedrag wordt genoemd in het handboek Wet werk en bijstand van de gemeente. Dit bedrag wordt vastgesteld in het uitvoeringsbesluit “Regeling terugvordering geringe bedragen” door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De inlichtingenplicht en medewerkingsplicht conform artikel 17 lid 1 WWB en de artikelen 44 en 45 WIJ hebben de meeste betekenis inzake de verlening van bijstand of een inkomensvoorziening, echter het kan ook van belang zijn dat het college kennis draagt van feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de arbeidsinschakeling van de individuele rechthebbende. Om deze reden heeft de inlichtingenverplichting betrekking op zowel de arbeidsinschakeling als het recht op bijstand. Uitgangspunt blijft dat van de rechthebbende die een beroep doet op een specifieke overheidsvoorziening verlangd kan worden dat hij voldoende gegevens en inlichtingen verstrekt die het de uitvoerder van die voorziening mogelijk maakt te beoordelen of het beroep op die voorziening terecht wordt gedaan. Het feit dat het college niet alleen bij een aanvraag om bijstand of om ondersteuning bij arbeidsinschakeling, maar ook in andere stadia van bijstandverlening en arbeidsinschakeling concrete informatie en bewijsstukken van de rechthebbende mag vragen, laat onverlet dat de rechthebbende onverwijld uit eigen beweging inlichtingen dient te verstrekken indien het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die feiten en omstandigheden, of de daarin opgetreden wijzigingen, van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of zijn recht op bijstand. Verstrekt de rechthebbende niet of niet alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de beoordeling door het college en het recht op bijstand of ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
Toelichting bij artikel 8 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand
Dit artikel regelt dat het college in een onderzoeksplan beschrijft hoe de controle bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstanduitkering, werkleeraanbod en de inkomensvoorziening plaatsvindt. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat rechthebbenden ten onrechte in de bijstand komen.
Toelichting bij artikel 9 Controlemiddelen
Dit artikel omschrijft dat in het beleidsplan en de uitvoeringsvoorschriften wordt uitgelegd hoe fraude wordt bestreden tijdens de uitkering. Controle op de rechtmatigheid van de bijstandsverlening en de inkomensvoorziening wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken, bestandskoppelingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen, het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net en het Inlichtingenbureau, waarin actuele gegevens staan van (potentiële) rechthebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.
Hoofdstuk 4. Gevolgen bij fraude
Toelichting bij artikel 10 Maatregel
Onderdeel van handhaving is het verlagen van de uitkering op het moment dat een arbeidsverplichting of inlichtingenverplichting niet of niet voldoende wordt nagekomen. In de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren is opgenomen in welke gevallen, voor hoe lang en welk percentage een persoon een verlaging op de uitkering krijgt.
Toelichting bij artikel 11 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Als een verlagingswaardige gedraging tevens een strafbaar feit oplevert, dient het college hiervan proces verbaal op te maken en aangifte doen bij het Openbaar Ministerie indien het bedrag waarvoor is gefraudeerd boven de aangiftegrens komt. Het Openbaar Ministerie bepaalt de aangiftegrens.
Toelichting bij artikel 12 Uitvoering
Evenals de uitvoering van de WWB en de WIJ ligt de uitvoering van de Handhavingsverordening bij het college.
Toelichting bij artikel 13 Toezicht
Met het toezicht op de naleving van de wetten zijn volgens artikel 76a WWB en artikel 88 WIJ belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren. Door ambtenaren aan te wijzen als toezichthouder ligt formeel vast dat zij bevoegd zijn onderzoek te doen. Informatie ingewonnen door op grond van het college aangewezen toezichthouders is een officiële en juridische basis voor een beschikking.
Bijzondere opsporingsdiensten worden vermeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering.
Ambtenaren van de Sociale Recherche zijn beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar voor opsporingsactiviteiten met betrekking tot fraude.
Toelichting bij artikel 14 Onvoorziene omstandigheden
Dit artikel mandateert aan het college de bevoegdheid een besluit te nemen in gevallen waarin deze verordening onverhoopt niet voorziet.
Toelichting bij artikel 15 Hardheidsclausule
Dit artikel schept de mogelijkheid om bij onbedoelde situaties van klaarblijkelijke hardheid af te wijken van (delen van) de verordening. Dit om onwenselijke situaties op te kunnen lossen via maatwerk. Deze mogelijkheid geeft tevens de verplichting om per geval na te gaan of er zich een situatie voordoet waarbij de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De hardheidsclausule zal doorgaans alleen worden ingezet in gevallen waarbij in het voordeel van de rechthebbende wordt afgeweken.