Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel wonen en vliegen 20Ke-contour Schiphol |
Citeertitel | Beleidsregel wonen en vliegen 20Ke-contour Schiphol |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregel treedt op 1 januari 2018 in werking tegelijk met het Luchthavenindelingbesluit.
Algemene we bestuursrecht, artikel 4:81; Wet ruimtelijke ordening, artikel 3.8, zesde lid en artikel 4.2, eerste lid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | nieuwe regeling | 23-05-2017 | PZH-2017-590514465 |
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.8, zesde lid en artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
Overwegende dat op grond van artikel 2.1.11 van de Verordening Ruimte een bestemmingsplan voor de gronden binnen de 20 Ke-contour rondom de luchthaven Schiphol in bepaalde gevallen kan voorzien in nieuwe woningen binnen bestaand stads- en dorpsgebied en buiten bestaand stads- en dorpsgebied voor zover het enkele specifieke categorieën betreft;
Overwegende dat de gemeenten onder andere verplicht worden om in de toelichting van een bestemmingsplan, voor zover dit plan woningen binnen de 20 Ke-contour mogelijk maakt, rekenschap te geven van de geluidsbelasting ter plaatse;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 3.8, zesde lid en artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd zijn om een aanwijzing te geven indien dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten vast te leggen dat zij in beginsel gebruik zullen maken van deze bevoegdheid wanneer in de toelichting van een bestemmingsplan, dat woningbouw mogelijk maakt binnen de 20 Ke-contour, onvoldoende rekenschap wordt gegeven van de geluidbelasting ter plaatse.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
aanwijzingsbevoegdheid: bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om op grond van artikel 3.8, zesde lid en artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening een aanwijzing te geven met betrekking tot een onderdeel van een bestemmingsplan, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken;
Luchthavenindelingbesluit: het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, na inwerkingtreding van het “Besluit houdende wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met een omissie”;
Artikel 2 Toelichting bestemmingsplan: algemeen
In aanvulling op de in het eerste en het tweede lid genoemde beschrijvingen, wordt als uitgangspunt gehanteerd dat in het geval maatregelen worden getroffen om geluidsbelasting dan wel geluidhinder te verminderen, de toelichting een beschrijving van die maatregelen en de afweging die daaraan te grondslag ligt, bevat.
Artikel 3 Toelichting bestemmingsplan: huidige geluidsituatie
Uitgangspunt is dat een beschrijving van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Artikel 4 Toelichting bestemmingsplan: belangen
Uitgangspunt is dat in de toelichting bij een bestemmingsplan dat woningbouw in de LIB 4-contour mogelijk maakt, wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouw wordt gerealiseerd met het oog op de lokale leefbaarheid, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de criteria voor leefbaarheid en lokale vitaliteit:
Uitgangspunt is dat in de toelichting bij een bestemmingsplan, dat woningbouw in de 20 Ke-contour mogelijk maakt, de relevantie van de betreffende woningbouw in de 20 Ke-contour wordt beschreven, waarbij afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, de volgende aspecten worden afgewogen:
Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop het “Besluit houdende wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met een omissie”, waarvan het ontwerp is kennisgegeven (Stcrt. 2016, 55748), in werking treedt.
In artikel 2.1.11 van de Verordening Ruimte wordt bepaald dat binnen de 20 Ke-contour rond de luchthaven Schiphol, binnen bestaand stads- en dorpsgebied en buiten bestaand stads- en dorpsgebied voor zover passend binnen specifieke categorieën, nieuwe woningen mogelijk mogen worden gemaakt. In het derde lid wordt voorgeschreven dat er bij plannen voor nieuwe woningen binnen de 20Ke-contour altijd een integrale ruimtelijke afweging dient plaats te vinden waarbij luchtvaartgeluid expliciet wordt afgewogen in een bestemmingsplan. Met het derde lid wordt bewerkstelligd dat bij de juridisch-planologische besluitvorming tot toevoeging van woningen voor zover gelegen binnen de 20 Ke-contour, het bevoegd gezag zich nadrukkelijk rekenschap geeft van de geluidsaspecten die samenhangen met deze ligging.
Op grond van artikel 3.8, zesde lid en artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om een aanwijzing te geven, indien dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is. In deze beleidsregel is neergelegd de wijze waarop bij het al dan niet toepassen van deze bevoegdheid wordt omgaan met de vraag of in de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt binnen de 20Ke-contour rekenschap wordt gegeven van de geluidsbelasting ter plaatse. Daarmee wordt op voorhand duidelijkheid gecreëerd voor alle partijen die betrokken zijn bij woningbouw binnen de 20Ke-contour.
Bij de verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt gedoeld op de ontwikkelingen voor zover te voorzien op basis van de vigerende Aldersafspraken en het vigerende Luchthavenverkeerbesluit (LVB) op het moment van de afweging.