Organisatie | Hollands Kroon |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsprogramma integrale handhaving 2014 |
Citeertitel | Uitvoeringsprogramma integrale handhaving 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-04-2014 | Nieuw uitvoeringsprogramma | 25-03-2014 | Volgnummer 6 |
Voor u ligt het uitvoeringsprogramma integrale handhaving 2014. Het uitvoeringsprogramma maakt de inwoners en bedrijven van gemeente Hollands Kroon duidelijk wat ze van ons mogen verwachten op het gebied van toezicht en handhaving. Andersom is ook het geval; de inwoners en bedrijven weten wat de gemeente van hen verwacht.
Bij handhaving gaat het om naleving van wettelijke en beleidsregels. Die vormen de basis van toezicht en handhaving. Het aantal handhavingstaken, de omvang, de complexiteit en ontwikkelingen zijn zo groot dat de gemeente gedwongen wordt om keuzes te maken.
Op 19 december 2013 is de Kadernota integrale handhaving 2014-2018 vastgesteld door de raad. In deze kadernota zijn de keuzes voor de komende vier jaren vastgesteld. Het is aan het college om jaarlijks, binnen deze kaders, een uitvoeringsprogramma op te stellen.
Zoals in de ondertitel is te lezen, streven wij naar een hoge mate van verantwoordelijkheid bij inwoners en bedrijven. Dit is in de lijn van de landelijke trend en de strategische visie van Hollands Kroon. De strategische visie is doorgezet in de visie van de Kadernota integrale handhaving 2014-2018. Wij streven naar een regiegemeente. Deze benut de zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven. Dat vinden wij belangrijk en daardoor zal er in dit programma veel aandacht aan worden besteed.
Voor de volledigheid worden hieronder de visie, missie en doelen uit de Kadernota integrale handhaving 2014-2018 herhaald.
Het bereiken en in stand houden van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat voor inwoners en ondernemers waarbij oog is voor:
Integraal toezicht en handhaving zijn erop gericht een zo groot mogelijk nalevingsgedrag op de gestelde doelen te bereiken. Daarbij krijgt preventie door actieve voorlichting de aandacht. Bij overtredingen handhaaft de gemeente op een integrale en transparante wijze met oog voor zowel de algemene als individuele belangen. Toezicht en handhaving richten zich op de bestuurlijk en maatschappelijk meest risicovolle situaties en ontwikkelingen in de samenleving.
De prioriteiten uit de Kadernota integrale handhaving 2014-2018 zijn naast de prioriteiten van het Integrale Veiligheidsbeleid gehouden. De taken van de Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) worden in beide beleidsstukken genoemd. In het Integrale Veiligheidsbeleid heeft de Boa een signaalfunctie naar de wijkagent. Zowel in het Integrale Veiligheidsbeleid als in de Kadernota integrale handhaving 2014-2018 hebben aandachts- en risicoevenementen prioriteit. In het Integrale veiligheidsbeleid heeft de Boa een adviesfunctie voor vergunningverlening. De brandweer heeft een toezichthoudende rol op brandveiligheid; dat is een prioriteit uit de Kadernota integrale handhaving.
De keuzes die de raad op 19 december 2013 heeft gemaakt brengen grote veranderingen. Niet alleen extern bij de inwoners en bedrijven, maar ook intern zal dit veel impact hebben. Daarom is een communicatieplan opgesteld. Alle actoren komen aan bod en worden op gepaste wijze geïnformeerd, na vaststelling van het programma over de veranderingen in handhaving.
De Kadernota integrale handhaving 2014-2018 geeft de kaders om te komen tot een uitvoeringsprogramma. In de nota is opgenomen dat er jaarlijks een uitvoeringsprogramma wordt opgesteld. Op grond van Besluit omgevingsrecht (Bor: artikel 7.2 tot en met 7.7) zijn wij verplicht om jaarlijks een uitvoeringsprogramma op te stellen. Daarnaast zijn wij verplicht om ieder jaar een rapportage te maken over het toegepaste toezicht en handhaving. Deze wordt aan het einde van ieder jaar gepresenteerd aan de raad.
Het opstellen van een uitvoeringsprogramma is dus wettelijk verplicht. Naast het feit dat het verplicht is, is het ook wenselijk om een uitvoeringsprogramma te maken. De kadernota geeft het beleid, maar laat niet concreet zien waar wij op inzetten op het gebied van toezicht en handhaving.
Wij streven naar meer verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid bij de inwoners zelf. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Door de inwoners ruimte en vertrouwen te geven om die verantwoordelijkheid op te pakken, zet de gemeente het proces stapsgewijs in gang. Door duidelijk te maken wat inwoners en bedrijven van ons mogen verwachten en andersom, stimuleren we het nemen van verantwoordelijkheid.
In de milieuwetgeving geldt al langer de wettelijke verplichting voor het hebben van een kadernota en uitvoeringsprogramma. Bij de evaluatie van het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer is vastgesteld dat de kwaliteitseisen de planmatigheid en de transparantie van de handhaving heeft vergroot. Ook is het inzicht in de gewenste en feitelijke handhavingscapaciteit vergroot. De conclusie is dat het interne beheer op een aantal punten is verbeterd. Dat is de reden geweest om kwaliteitseisen te stellen aan de handhaving op het brede terrein van het omgevingsrecht.
Afgaande op de ervaringen binnen de milieuwethandhaving, tilt deze manier van werken de handhaving naar een hoger niveau.
Voor de Kadernota integrale handhaving 2014-2018 is er een risicoanalyse gemaakt (bijlage 1). Hiervoor is gebruik gemaakt van de het risicomodel ‘DBC risico’.
Al onze taken hebben een score gekregen. Dit is een score van 1 tot en met 5. De raad heeft met de vaststelling van de kadernota besloten dat wij zelf op zoek gaan naar overtredingen bij categorieën hoog en zeer hoog. In de categorieën laag en gemiddeld gaan wij niet zelf op zoek naar overtredingen.
Alle handhavingsverzoeken, ongeacht de risicocategorieën, worden in behandeling genomen. En meldingen die vallen binnen de risicocategorieën of wanneer acuut gevaar dreigt. Meldingen die vallen in de categorieën laag en gemiddeld, worden dus niet opgepakt, tenzij er een verzoek om handhaving wordt ingediend.
Verzoeken om handhaving moeten schriftelijk zijn binnengekomen. Onder schriftelijk wordt ook per email verstaan. Hier ligt een juridische reden aan ten grondslag. Een handhavingsverzoek is juridisch gezien een aanvraag waarop binnen acht weken op beslist dient te worden. Aan een aanvraag worden eisen gesteld door de Algemene wet bestuursrecht (Awb) deze worden omschreven in artikel 4:1 tot en met 4:6 van de Awb. Het is daardoor ook niet mogelijk om een anoniem verzoek tot handhaving te doen.
Uiteraard moeten wij wel bevoegd zijn om de klachten, meldingen en verzoeken in behandeling te nemen. Wanneer een van onze handhavingspartners bevoegd is zetten wij de klacht, melding of verzoek door naar de bevoegde instantie.
In de kadernota wordt gesteld dat er elk jaar ruimte is voor maximaal twee thema’s waarbij we actief op inzetten met voorlichting, toezicht en handhaving. Dit jaar zijn dat het project Kompas Noordkop en Drank en Horeca.
De vier gemeenten binnen de Noordkop (Den Helder, Hollands Kroon, Heerhugowaard en Schagen) hebben zich aangesloten bij Kompas, een project rond huisvesting van arbeidsmigranten. Dit betekent dat ook de Noordkop controleert op de huisvesting van EU-arbeidsmigranten. Ook wordt gekeken naar alternatieve huisvestingsvormen.De huisvesting is al jarenlang een probleem. Er is regelmatig sprake van misstanden; te veel mensen die in een pand verblijven, dat vaak ook geen bestemming heeft voor deze vorm van wonen.Kompas is een project dat twee jaren draait, waarvan het eerste jaar in 2013 heeft plaatsgevonden. 2014 Is het laatste jaar dat wij intensief inzetten op huisvesting van arbeidsmigranten.
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Drank en Horecawet van kracht geworden. Dit houdt in dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om toezicht te houden op de naleving van de Drank en Horecawet en om sancties op te leggen. Dit jaar gaan we van start met toezicht en handhaving op het schenken van alcohol aan minderjarigen en het terugdringen van alcohol gerelateerde overlast en verstoring van de openbare orde.
Samen met gemeente Schagen, Texel en Den Helder zijn er drie fte (full time eenheid) aangesteld om te controleren in de vier gemeenten. Deze Boa’s (Buitengewoon opsporingsambtenaar) zullen van 1 april 2014 tot 1 april 2015 toezichthouden in een regionale poule onder de leiding van Den Helder. Voor gemeente Den Helder en Texel is er twee fte beschikbaar en voor Schagen en Hollands Kroon samen één fte.
Op het gebied van samenleving worden er door de GGD controles uitgevoerd bij kinderopvang, gastoudergezinnen en peuterspeelzalen. Deze controles betreffen de veiligheid en gezondheid van de kinderen. In bijlage 2 vindt u de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van gemeente Hollands Kroon.
De taken van de Boa, veelal taken op het gebied van de algemene plaatselijke verordening (APV), scoren niet hoog. Het gros van die taken vallen binnen de categorie laag en gemiddeld (zie bijlage 1). De Boa’s zullen worden ingezet op de volgende punten:
De bouw- en woningtoezichthouders hebben vijf taken. Niet bij elk onderwerp scoort de taak hoog. Het kan zo zijn dat niet elke taak bij een onderwerp wordt uitgevoerd. Dat betekent dat het risico niet hoog genoeg is om erop toe te zien.
Een overzicht van alle onderwerpen en taken vindt u in bijlage 1.
Hieronder een opsomming van de vijf taken:
De RUD heeft zeven taken (zie bijlage 1) die zich richten op het Besluit bodemkwaliteit, Besluit tankstations en het Activiteitenbesluit. In de dienstverleningsovereenkomst is opgenomen dat het beleid van de gemeente leidend is voor het uitvoeringsprogramma van de RUD. Zij volgen met hun uitvoeringsprogramma dat van ons.
Vergunningen die niet binnen de risicocategorieën hoog en zeer hoog vallen, zullen niet meer door de toezichthouders worden bezocht. Grootste verandering vindt plaats bij woningen. Wij gaan ervan uit dat de aanvrager het bouwwerk uitvoert volgens tekening.
Bij het onderwerp slopen wordt alleen toezicht gehouden op het slopen van benzinestations met lpg en op industrie met gevaarlijke stoffen. De RUD (regionale uitvoeringsdienst) houdt bij slopen wel oog voor het Bodembesluit. Zij ontvangen bodemonderzoeken voor de aanvang van nieuwbouw.
Ook vergunning vrije bouwwerken dienen aan regelgeving te voldoen (Bouwverordening en het Bouwbesluit). Voor vergunning vrije bouwwerken heb je geen vergunning nodig. De gemeente hoeft dit niet te toetsen. Het is de verantwoordelijkheid van de bouwer geworden.
Illegale bouwwerken worden niet meer actief opgespoord. Uiteraard wordt bij een handhavingsverzoek wél opgetreden.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet gestelde regelgeving.
Artikel 3. Vormen van sanctioneren
Als blijkt dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet en alle aanverwante regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wet).
In deze beleidsregels is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit hoog altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) oplegt.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” dan legt het college eveneens een boete op.
Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.
De Wet bepaalt dat een bestuurlijke boete niet opgelegd kan worden aan gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij deze peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 3 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging. Omdat beide sancties een ander doel dienen, kunnen deze sancties naast elkaar worden opgelegd.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet voldaan moet worden staan in de Wet en aanverwante regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Aangezien de Wet niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet bepaald dat dit hoofdstuk niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.
Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van overtredingen met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet.
Als er sprake is van dergelijke “overige overtredingen” maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
De Wet noemt enkel een boetemaximum van € 45.000. De gemeente moet dus vaststellen of dit maximum wordt opgelegd, of dat een ander boetebedrag passender is. Artikel 5:46 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het boetebedrag altijd moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin zij aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in deze beleidsregels komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen drie jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.
Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.
Iedere volgende overtreding binnen de periode van drie jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.
* Cautie is het recht tot zwijgen van de houder, nadat door de gemeente een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete is aangekondigd. De houder moet, bij mondeling contact met de gemeente, op dit recht gewezen worden. Het is verstandig om een gespreksverslag te maken, waarin ook wordt opgenomen dat de gemeente cautie heeft verleend.