Organisatie | Gemert-Bakel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Archeologieverordening Gemeente Gemert-Bakel 2010 |
Citeertitel | Archeologieverordening Gemeente Gemert-Bakel 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Archeologie, erfgoed |
Artikel 23., tweede lid van deze regeling bevat een afwijkende inwerkingstredingsdatum voor zover deze regeling betrekking heeft op Rijksmonumenten
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-2010 | 01-07-2016 | nieuwe regeling | 28-01-2010 Gemeenteblad, 2010, 8 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
Gebied of terrein van archeologische waarde: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Gemert-Bakel als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 2) en waar archeologische waarden, door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond, die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd.
Gebied of terrein met hoge archeologische verwachting (dorpskern): gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Gemert-Bakel als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 3 en 4) en waarvan op basis van historische, geologische en/of bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met middelhoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Gemert-Bakel als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 5) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met lage archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Gemert-Bakel als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 6) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Monumentencommissie: de door het college van burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, over de gemeentelijke archeologieverordening en over het gemeentelijke monumentenbeleid.
Archeologisch vooronderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd inventariserend onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarden van een locatie in overeenstemming met de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in de vorm van archeologisch bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek.
Archeologisch bureauonderzoek: vorm van archeologisch onderzoek waarbij de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van archeologische waarden worden bepaald aan de hand van bestaande bronnen over archeologische waarden die voor een bepaald gebied al bekend zijn of worden verwacht.
Opgraving: het vlakdekkend onderzoeken van archeologische vindplaatsen, met als doel de gegevens van de vindplaats te documenteren en daarmee de informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Opgravingen worden verricht door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Plan van aanpak: en door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden.
HOOFDSTUK 2 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSGEBIEDEN
Artikel 4 Aanwijzing archeologische verwachtingsgebieden
Conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart worden de volgende archeologische verwachtingsgebieden aangewezen:
Beschermd archeologisch monument: terrein dat overeenkomstig artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of overeenkomstig de bepalingen van de Archeologieverordening Gemeente Gemert-Bakel is aangewezen als archeologisch monument en op de archeologische beleidskaart als zodanig is opgenomen onder categorie 1.
Gebied of terrein van archeologische waarde: gebied of terrein dat op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 2) en waar archeologische waarden door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd.
Gebied of terrein gelegen in de dorpskern met hoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 3) en waarvan op basis van historische, historisch-geografische, archeologische en bodemkundige bronnen een hoge trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Gebied of terrein met hoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 4) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een hoge trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Gebied met middelhoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 5) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Gebied met lage archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart als zodanig is aangeduid (aldaar: categorie 6) en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage trefkans is op het aantreffen van archeologische waarden.
Artikel 5 Wijzigen kwalificatie van een locatie
Op grond van een melding ingevolge artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en op grond van de resultaten van archeologisch onderzoek kan het college een terrein of locatie alsnog aanwijzen als gemeentelijk archeologisch monument, gebied van archeologische waarde, of gebied met hoge of middelhoge verwachting.
Artikel 6 Vergunning archeologische verwachtingsgebieden
Aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning door middel van een rapportage van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en het Programma van eisen naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen:
HOOFDSTUK 3 GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN
Artikel 10 De aanwijzing tot gemeentelijk archeologisch monument
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk archeologisch monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 13 plaats heeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 16 en 17 bij wijze van voorbescherming van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Vergunning gemeentelijke archeologische monumenten
Aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning door middel van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen:
Artikel 18 Ter inzage legging, zienswijzen, termijnen advies en vergunningverlening
Na de ter inzage legging wordt de vergunningaanvraag aan de monumentencommissie gezonden, vergezeld van de ingekomen zienswijzen. De monumentencommissie brengt binnen acht weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan het college van burgemeester en wethouders en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 10, tweede lid bij haar advies. Eveneens zal waar nodig worden geraadpleegd:
Voor zover blijkt dat de aanvrager van een sloopvergunning als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Monumentenwet 1988, van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.3, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.6, eerste lid, onder c, 3.22 of 3.23 van die wet of een projectbesluit als bedoeld artikel 1.1, eerste lid, onder f, van die wet of van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet tengevolge van de weigering daarvan in het belang van de archeologische monumentenzorg of ten gevolge van voorschriften die in het belang van de archeologische monumentenzorg aan het desbetreffende besluit zijn verbonden, schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe (artikel 42 van de Monumentenwet 1988).
HOOFDSTUK 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 3 en / of artikel 16 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid van de Monumentenwet 1988 twee maanden nadat zij ter kennis is gebracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tenzij deze minister vóór die datum de verordening tot schorsing heeft voorgedragen.