Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gedragscode ambtelijke integriteit |
Citeertitel | Gedragscode ambtelijke integriteit |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-06-2017 | nieuwe regeling | 20-06-2017 Prov. Blad 2017, 2855 | PZH-2017-601179381 |
PARAGRAAF 1 KERNBEGRIPPEN VAN AMBTELIJKE INTEGRITEIT
Provinciale ambtenaren stellen bij hun handelen de kwaliteit van de provinciale dienstverlening centraal. Integriteit is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de provincie, en in het verlengde daarvan de belangen van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Ambtelijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover rekenschap af te leggen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst de ambtelijke integriteit in een breder perspectief:
Het handelen van een ambtenaar is altijd en volledig gericht op het belang van de provincie en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
Ambtenaren zijn vakmensen op hun terrein. Zij beschikken over de juiste kennis en vaardigheden en weten met nieuwe situaties om te gaan. Zij houden hun vak bij en nemen, waar nodig, initiatief.
Het handelen van een ambtenaar wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.
De ambtenaar krijgt en neemt de verantwoordelijkheid die bij zijn functie past en is bereid daarover verantwoording af te leggen aan collega's, leidinggevenden, provinciebestuur en de burger.
Op een ambtenaar moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
Het handelen van een ambtenaar is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
PARAGRAAF 2 GEDRAGSREGELS AMBTELIJKE INTEGRITEIT
2. Aannemen van geschenken en giften
3. Excursies, werkbezoeken, studiereizen, congressen en evenementen
4. Lunches, diners en recepties
5. Verrichten van incidentele diensten voor derden in werktijd (houden vanpresentatie of lezing e.d.)
Ambtenaren kunnen, anders dan bij hoge uitzondering, niet worden ingehuurd om tegelijkertijd als externe voor de provincie werkzaamheden te verrichten.Voormalige provinciale ambtenaren worden niet binnen twee jaar na ontslag ingehuurd voor het verrichten van provinciale werkzaamheden.
PARAGRAAF 3 BESTAANDE WETTELIJKE EN RECHTSPOSITIONELE GEDRAGSREGELS INZAKE INTEGRITEIT
Een groot aantal gedragsregels die van belang zijn in verband met de integriteit van de provinciale ambtenaar is al neergelegd in wettelijke en rechtspositionele voorschriften.
Verder kan worden genoemd de verplichting voor de ambtenaar om aangifte te doen van misdrijven (artikel 162 Wetboek van Strafvordering).
In de Ambtenarenwet zijn diverse zaken ten aanzien van de integriteit geregeld.
In meer algemene zin is geregeld dat de provincie en de ambtenaren verplicht zijn zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen, dat de ambtenaar verplicht is zich te gedragen naar de maatregelen van orde en dat de ambtenaar disciplinair gestraft kan worden als hij opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt.
Daarnaast is in de CAP, onder meer ter uitvoering van de verplichtingen in de Ambtenarenwet, een aantal specifieke gedragsregels opgenomen. Die hebben betrekking op:
• de melding, registratie en openbaarmaking van nevenwerkzaamheden;
• het verbod om bepaalde nevenwerkzaamheden te verrichten;
• de verplichting om inkomsten uit q.q.-nevenfuncties in de provinciale kas te storten;
• het verbod om deel te nemen aan aannemingen of leveringen ten behoeve van de provincie;
• het verbod tot verzoeken of aannemen van steekpenningen of andere vormen van bevoordeling;
• het verbod ten eigen bate of ten bate van derden diensten te laten verrichten door provinciale ambtenaren;
• provinciale eigendommen te gebruiken of gebruik te maken van kennis uit hoofde van zijn functie;
• de verplichting voor de ambtenaar om bij aanstelling de eed of belofte af te leggen;
• de melding en registratie van financiële belangen; en
• het verbod van financiële belangenverstrengeling.
De hierboven genoemde verboden hebben overigens niet steeds een absoluut karakter.
Om voldoen aan de wettelijke verplichting uit de Wet Huis voor Klokkenluiders is in de CAP in de bijlage de regeling opgenomen voor de procedure en bescherming bij melding van vermoedens van een misstand.