Organisatie | Brunssum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende Beleidslijn gemeente Brunssum voor de toepassing van de Wet Bibob |
Citeertitel | Beleidslijn gemeente Brunssum voor de toepassing van de Wet Bibob |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de besluiten van 30 maart 2005, 10 mei 2005, 21 juni 2005 en 21 oktober 2008 waarbij op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob.
Onbekend.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-07-2015 | nieuwe regeling | 09-06-2015 www.brunssum.nl, 24-06-2015 | 581138 |
De Burgemeester en het College van burgemeester en wethouders van Brunssum, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral is gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit;
dat de integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking, een overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel van het plegen van strafbare feiten door betrokkene;
dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;
dat door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze biedt aan zowel de ambtenaren als aan de burgers;
dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder andere:
- grote laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen voor de betreffende ondernemingen;
- grootschalig gebruik van zogenaamd cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor zogenaamde "witwaspraktijken";
- mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen;
dat de Wet Bibob de Burgemeester en het College van burgemeester en wethouders beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
dat op 30 maart 2005, 10 mei 2005, 21 juni 2005 en op 21 oktober 2008 op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob;
dat de onderhavige beleidslijn geldt ter vervanging van deze eerdere beleidsregels op grond van de Wet Bibob;
Beleidslijn gemeente Brunssum voor de toepassing van de Wet Bibob
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen (Bibob-quickscan)
Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen (volledige Bibob-toets)
Een volledige Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen:
de vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, aanhef, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) betreffende het oprichten of het veranderen van de werking van een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
Een volledige Bibob-toets vindt voorts plaats bij de hierna onder a t/m f genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau) en/of het Bureau, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, aanhef, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).
Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Een volledige Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende, in artikel 2.1 en 2.2 van dit beleid genoemde, beschikkingen indien:
Artikel 2.4a Weigeren invullen Bibob-vragenformulier
Een volledige Bibob-toets bij reeds verleende beschikkingen vindt plaats nadat een Bibob-vragenformulier door vergunninghouder of ontheffinghouder is ingevuld. Bij een weigering van een vergunninghouder of ontheffinghouder om desgevraagd het Bibob-vragenformulier in te vullen, zal allereerst aan betrokkene nogmaals schriftelijk worden gevraagd om het formulier in te vullen. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4, lid 1, juncto artikel 3 van de Wet Bibob. De verleende vergunning of ontheffing zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan voert een volledige Bibob-toets uit met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in een gemeentelijke subsidieregeling, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau) en/of het Bureau, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De gemeente voert een volledige Bibob-toets uit ten aanzien van een overeenkomst met betrekking tot een onroerende zaak, gericht op het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau) en/of het Bureau, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Bij de start van onderhandelingen, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een volledige Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.
In voornoemde overeenkomsten wordt verder een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, vernietiging of opschorting van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.
Indien de Bibobprocedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.
De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval het gaat om een vastgoedtransactie met:
Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De gemeente voert ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet een volledige Bibob-toets uit bij overheidsopdrachten, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau) en/of het Bureau, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
De gemeente past de Bibob-toets conform het bovenstaande alleen toe binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform het geldende beleid van de gemeente Brunssum, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen moeten worden aanbesteed.
In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan/de gemeente. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan/de gemeente zijn genoemd.
Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4, lid 1, juncto artikel 30 van de Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning of ontheffing, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.
Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de betrokkene ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.
Als het bestuursorgaan/de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het/zij overgaan tot:
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel het ontbinden van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b, van de Wet Bibob. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager/inschrijver en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand/perceel waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft,
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning/ontheffing te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd (‘notificatiebrief’).
Artikel 4.3 Beslissing na advies
Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel het ontbinden van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b, van de Wet Bibob. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel het ontbinden van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b, van de Wet Bibob. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
Artikel 5.1 Geheimhoudingsplicht
Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, ontheffing, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.
Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij die wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.