Organisatie | Bronckhorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017 |
Citeertitel | Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2017 | Nieuwe regeling | 29-06-2017 Gemeenteblad, 2017, 116026 (6 juli 2017) | Z90447 RD17-00205 |
Behorende bij raadsvoorstel met nummer Z90447\Raad-00205/14
De raad van de gemeente Bronckhorst;
gelezen het voorstel van het college van b en w van dinsdag 23 mei 2017;
gelet op de bespreking in de commissievergadering van donderdag 22 juni 2017;
gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Vast te stellen de Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017:
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwars- doorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;
I. hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan;
II. voor wat betreft hoofdstuk 2: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of padendaaronder begrepen de daarin gelegen brugeen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermenen zijkanten, als mede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Artikel 2.1 Indeling van het gebied van de gemeente
Als gebied binnen de bebouwde kom geldt de begrenzing van de bebouwde kommen zoals is vastgesteld in de Beleidsregels artikel 2.12 Wabo. Tot het moment van inwerking treden van de Beleidsregels artikel 2.12 Wabo geldt als bebouwde kom de begrenzing van het bestemingplan Stedelijk gebied Bronckhorst.
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of —stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage ll van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage Il van het Besluit omgevingsrecht.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
Artikel 2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.3 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodemen onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht. bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 2.5 Anti-cumulatiebepaling
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
Artikel 2.6 Ligging van de voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
Artikel 2.9 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 2.11 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn -
b. in de gevallen genoemd in artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijnen in die waarin de afwijking genoemd in artikel2.5.14 Vergunningverlenening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijnis verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst;
Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid voor:
a. gebouwen behorende tot een complex van gebouwen;
b. gebouwen op handels- en industrieterreinen;
c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen;
d. bijgebouwen, anders dan de in artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde gebouwen;
e. gebouwen ten dienste van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de daarbijbehorende woningen;
f. gedeelten van naar de weg gekeerde gevels;
g. gevallen, waarin de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat.
Artikel 2.12 Ligging achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
Artikel 2.13 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.14 Toegelaten overschrilding van de achtergevelrooilijnis het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
Artikel 2.14 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing
onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist;
andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten:
I. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten;
Artikel 2.15 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.16 Erf bij woningen en woongebouwen
De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuithet verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw.
Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 2.14 Toegelaten overschrijding vande achtergevelrooilijn, en de balkons en veranda's buiten beschouwing blijven.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:
het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
I. een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig;
II. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzenaan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg eneen plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erfvan redelijke afmetingen tot stnd wordt gebracht;
III. bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woon-gebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd.
Artikel 2.18 Ruimte tussen bouwwerken
De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
Artikel 2.20 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.
Artikel 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstandtussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot dehoogte wlke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek afgelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.
Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn onbtreekt geldt ter bepaling van de grootstetoegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichts bij gelegen tegenvoerliggende rooilijn. Indiende tegenoverliggende rooilijn plaatselijk in onderbroken geldt er plaatse van die onderbreking de verstverwijderde van de beide ter weerswijzen van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
Artikel 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenbedraagtde maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereistin het vlak door de achtergevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met:
buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok.
De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse vanhet bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen deachtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten totde dichtsbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.
Artikel 2.23 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken - de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.
Artikel 2.24 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenmag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn en 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn - maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:
a. 45 graden in de bebouwde kom;
Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens - maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.
Artikel 2.26 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.15 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn of toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.
Artikel 2.27 Wijze van meten van hoogte van bouwwerken
De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.28 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte, onder d, en artikel 2.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte, onder h, i, k en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 2.28 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Het bepaalde in artikel 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn, eerste lid, 2.22 Toegelatenhoogte in de achtergevelrooilijn, eerste en derde lid, artikel 2.23 Toegelaten hoogte van zijgevels tegen-over een achtergevelrooilijn, eerste lid, artikel 2.24 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnenen artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenis niet van toepassing op:
Artikel 2.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeldin de artikelen 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn, eerste lid, 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn, eerste en derde lid, 2.23 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn, eerste lid, 2.24 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnenen 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenkan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwenverlenen voor:
het geheel of gedeelteijk veranderen of vergroten van een bouwwerk, anders dan bedoeld artikel 3,onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, en indien:
I. de bestaande belendende gebouwen de maximale bouwhoogte overschrijden en bij het toestaan vande afwijking is gebaat;
II. bij het overschrijden van bestaande uitwendige hoogteafmetingen andere hoogteafmetingen kleinerworden dan de bestaande
dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meerdan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfafscheiding nietminder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, dietot verschillende gebouwen behoren;
Artikel 2.30 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.9 Vergunningverlening in afwijking van het verbod totoverschrijding van de voorgevelrooilijn, 2.15 Vergunningverlening in afwijking van het verbod totoverschrijding van de achtergevelrooilijn en 2.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod totoverschrijding van de toegelaten bouwhoogte, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwenmet overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:
Artikel 2.31 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bstemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoevevan het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder hetgebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte magniet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moetworden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Artikel 2.36 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langeretermijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van hetwelstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indiende termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid vande Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2.37 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
1. De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissieis openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaaktop de website van de gemeente Bronckhorst. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet opverzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeesteren wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid vanbestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordelingals de adviezen.2. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van deaanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verzocht, wordt deze door of namens dewelstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.3. In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoektot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor hetbouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraagwordt behandeld.4. Er is geen spreekrecht.
Artikel 2.38 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 2.33 Samenstelling van de welstandscommissie, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan één of meerdere daartoe aangewezen leden, dit kan ook een daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente zijn. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Artikel 2.40 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg
Hoofdstuk 4 Omgevingsvergunning voor een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen
Hoofdstuk 5 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand, of
Artikel 5.4 Vergunningvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Artikel 5.5 Herplant-/ instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand beyond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Hoofdstuk 6 Omgevingsvergunning voor handelsreclame
§ 6.1 Categorie Landelijk gebied
Artikel 6.1.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.
Het verbod geldt tevens niet voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
De reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;
Artikel 6.1.6 Reclamebord op de gevel
Artikel 6.1.7 Reclamevlag aan gevel
Artikel 6.1.10 Vlaggenmast met reclamevlag
§ 6.2 Categorie Bedrijfsmatige activiteiten
Artikel 6.2.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.
Tevens is er geen vergunning nodig voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;
Artikel 6.2.10 Reclamebord op de gevel
Artikel 6.2.14 Vlaggenmast met reclamevlag
§ 6.3 Categorie Horeca, recreatie, detailhandel en maatschappelijk
Artikel 6.3.1 Verbod reclame te maken
Artikel 6.3.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op namen van degenen die bij het onderwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Artikel 6.3.10 Reclamebord op de gevel
Artikel 6.3.14 Valggenmast met reclamevlag
Artikel 6.4.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.
Er is geen vergunning nodig voor Spandoeken, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de reclame-uiting op het spandoek uitsluitend betreft:
i) fondsverwervende reclame (reclame voor goede doelen door instellingen die bij het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) aangesloten zijn);
ii) reclame-uitingen rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf en waarbij maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;
Tevens is er geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;
Artikel 6.4.14 Vlaggenmast met reclamevlag
Artikel 6.5.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben,
Tevens is er geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;
Artikel 6.6.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.
Artikel 6.6.4 Driehoeks- en sandwichborden
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het plaatsen van driehoeks- en sandwichborden wordt een vergunning uitstluitend verleend indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de driehoeks- en sandwichborden zijn geplaatst aan een lantaarnpaal / verkeersbord die daarvoor is bestemd, zoals aangegeven in bijlage 1. (De lantaarnpaal / verkeersbord is voorzien van een herkenbare aanduiding paars/ rose of geel/ oranje sticker met Bronckhorst logo) op de desbetreffende locatie);
Tevens is er geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;
Er is geen vergunning nodig voor voor abri's (wachthuisjes) ten behoeve van hetopenbaar vervoer voorzover wordt voldaan aan de voorwaarden:
a. de reclameuiting is door of namens de eigenaar van de abri aangebracht;
b. de reclameuiting geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevat.
§ 6.7 Categorie Overige activiteiten
Artikel 6.7.2 Algemene vrijstelling
Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.
Er is tevens geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:
de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;
Beleid en besluiten die zijn gebaseerd op grond van de Artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstig beleid of besluiten kent, gelden als beleid of besluit genomen krachtens deze verordening.
Beleid en besluiten die zijn gebaseerd op grond van de Artikelen uit de
Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstig beleid of besluiten kent, gelden als beleid of besluit genomen krachtens deze verordening.
Op een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend voor het inwerking treden van deze verordening en waarop op dit tijdstip niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.