Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hollands Kroon

Kruimelbeleid versie 15 maart 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHollands Kroon
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingKruimelbeleid versie 15 maart 2016
CiteertitelKruimelbeleid, gemeente Hollands Kroon
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  2. Artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-03-201630-06-2016Gewijzigd beleid

15-03-2016

Gemeenteblad

Volgnummer 9

Tekst van de regeling

Intitulé

Kruimelbeleid versie 15 maart 2016

 

 

1. Inleiding

1.1Aanleiding:Waaromkruimelbeleid?”

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de grondslag voor de gemeente Hollands Kroon om in bepaalde gevallen, in afwijking van het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen. Zonder beleid moet van geval tot geval een afweging worden.

 

Dit beleid heeft betrekking op aanvragen die volgens onderstaand schema in aanmerking komen voor toetsing aan het kruimelbeleid.

 

1.2Doel

Het doel van dit beleid is om meer duidelijkheid te geven over de toepassing van het kruimelbeleid bij ruimtelijke ontwikkelingen en de uniformiteit bij deze toepassing te waarborgen.

De beleidsregels gaan in op de zogenaamde kruimelgevallen, waarvoor burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2 Wabo omgevingsvergunning kunnen verlenen. Deze beleidsregels geven een verder werking van de in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gegeven mogelijkheden, met name door het stellen van criteria. Het volledige artikel is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

 

1.3Beleid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit beleid vast te stellen.

Aanvullend geldt dat:

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders volgens de beleidsregels moeten handelen;

     

  • 2.

    Het voldoen aan de beleidsregels garandeert niet dat een omgevingsvergunning wordt verleend, omdat:

     

    • a)

      in bijzondere omstandigheden, als de gevolgen voor een belanghebbende onevenredig zijn in vergelijking met het doel van de beleidsregel, burgemeester en wethouders hiervan mogen afwijken (zie artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Deze afwijking van de beleidsregels is slechts bij uitzondering mogelijk en moet goed gemotiveerd worden;

       

    • b)

      artikel 4:48 van de Awb het mogelijk maakt dat deze beleidsregels zelf wordt voorzien in een afwijkingsmogelijkheid, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘hardheidsclausule’, op grond waarvan in specifieke gevallen van het beleid kan worden afgeweken. In de hierna opgenomen beleidsregels is een dergelijke hardheidsclausule toegevoegd.

       

       

1.4 Inhoud planologisch afwijkingenbeleid

Deze beleidsnota bestaat uit twee hoofdstukken. Hoofdstuk 1 vormt de inleiding. In hoofdstuk 2 zijn de voorwaarden geformuleerd waaraan de aanvraag omgevingsvergunning dient te voldoen. Deze voorwaarden zijn opgedeeld in algemene en specifieke regels. In onderdeel I zijn de algemene regels geformuleerd. In onderdeel II zijn voor iedere afzonderlijke afwijkingsbevoegdheid specifieke regels geformuleerd. In onderdeel III zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen. Onderdeel IV biedt een toelichting op de regels.

2. Beleidsregels

  • Onderdeel I: Algemene regels

  • A.
    • Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

      • 1.

        de aanvraag is uitvoerbaar volgens wet- en regelgeving;

         

      • 2.

        de aanvraag past binnen het gemeentelijke beleid en mag de uitvoering van beleid/een bestemmingsplan dat in voorbereiding is niet bemoeilijken;

         

      • 3.

        er ontstaat geen precedent waardoor -gedwongen- medewerking in andere gevallen leidt tot een ongewenste ruimtelijke ontwikkeling of milieuhygiënische situatie;

         

      • 4.

        het bouwplan gaat niet ten koste van parkeergelegenheid op het perceel, tenzij voldoende vervangende parkeergelegenheid voor (vracht)auto’s wordt aangelegd, een en ander volgens het gestelde bij de bouwverordening;

         

      • 5.

        de aanvraag doet geen onevenredige afbreuk aan of levert geen onevenredige hinder/ beperkingen (bijv. bezonning) op voor aangrenzende of nabije functies en bestemmingen;

         

      • 6.

        de aanvrager sluit met de gemeente een planschadeverhaalsovereenkomst en een anterieure overeenkomst indien een exploitatieovereenkomst door de gemeente voor het verhalen van gemaakte kosten noodzakelijk worden gevonden.

         

    • B.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan medewerking nadere regels verbinden met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

       

    • C.

      Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere situaties besluiten om in afwijking van de hierna volgende specifieke regels een omgevingsvergunning te verlenen, als de aanvraag niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

       

  •  

     

    Onderdeel II: Specifieke regels

  • Aanvullend op de algemene regels geldt dat in gevallen waarbij sprake is van logies van werknemers in woningen of logies van werknemers bij het agrarisch bedrijf in principe alleen wordt meegewerkt als ook voldaan wordt aan de specifieke regels.

     

    Bor: Bijlage II, Artikel 4 – onderdeel 9

     

    Het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van het bij de bouwwerken aansluitende terrein, mits voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesgelegenheid voor werknemers.

  • Afwijking is mogelijk voor:

    • 1.

      Logies in woningen voor maximaal 5 personen, voor zover:

      • a.

        er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, bij voorkeur op het eigen terrein;

         

      • b.

        er geen concentratie van logiesfuncties in de omgeving ontstaat. De onderlinge afstand tussen bebouwing waarin logies aan tijdelijke werknemers wordt geboden is niet minder dan 32 meter;

         

      • c.

        de accommodatie (brand)veilig is.

         

    • 2.

      Logies voor maximaal 40 tijdelijke werknemers in bebouwing, niet zijnde kassen, bij een agrarisch bedrijf voor zover:

      • a.

        de logiesaccommodatie een nevenfunctie betreft van de agrarische bedrijfsactiviteiten;

         

      • b.

        toezicht geborgd is;

         

      • c.

        de logiesfunctie geen afbreuk veroorzaakt aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven;

         

      • d.

        de accommodatie (brand)veilig is.

  •  

    Procedure

    Op aanvragen is de reguliere procedure van toepassing.

  •  

    Hardheidsclausule

    Voor wat betreft de toepassing van deze regeling zijn burgemeester en wethouders bevoegd om af te wijken van deze regeling, wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

     

    Van een bijzondere omstandigheid kan sprake zijn indien:

     

    Er geen redelijke alternatieven bestaan om in het verlenen van medewerking te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en geen (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd.

     

    Van onevenredigheid kan sprake zijn indien:

     

    De aanvraag niet binnen het geldend beleid past maar als gevolg van het verzoek een beleidswijziging wordt doorgevoerd.

  •  

    In werkingtreding

    Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking in het digitale gemeenteblad.

  •  

    Titel

    Het beleid kan worden aangehaald met de citeertitel: "Kruimelbeleid, gemeente Hollands Kroon".

  •  

    Onderdeel III: Begrippen en wijze vanmeten

  • Begrippen

    Achtererfgebied

    Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

     

    Bedrijfswoning

    Een woning in of bij een gebouw, of op een terrein. Bedoeld voor één of meer personen, voor wie de huisvesting, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

     

    Bouwwerken geen gebouwenzijnde

    Bouwwerk of gedeelte daarvan, waar mensen niet in kunnen komen.

     

    Bed &breakfast

    Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

     

    Bouwwerk

    Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden, of te wel iets wat gemaakt is en wat op of in de grond staat.

     

    Bestaand

    Het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouw- of omgevingsvergunning dan wel vergunningsvrij was;

     

    Bijbehorende bouwwerken

    Een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

     

    Bouwen

    Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

     

    Bouwvlak

    Een vlak op de bestemmingsplankaart waar gebouwen mogen worden gebouwd.

     

    Detailhandel

    Het bedrijfsmatig e koop aanbieden van goederen aan consumenten en bedrijven.

     

    Detailhandel grootschalig

    Meer dan 1500 m2 vloeroppervlakte voor het bedrijfsmatig te koop aan bieden van goederen aan consumenten en bedrijven.

     

    Detailhandel in volumineuzegoederen

    Detailhandel die vanwege de omvang van de artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling. Dit betreffen bijvoorbeeld de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.

     

    Eigenterrein

    Terrein behorend dan wel direct aansluitend bij de inrichting niet zijnde openbaar toegankelijk gebied.

     

    Erf

    Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

     

    Gebouw

    Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

     

    Hoofdgebouw

    Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de realisatie van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en gelet op die bestemming het belangrijkst is.

     

    Horeca

    Alle eet- en drinkgelegenheden en hotels

     

    Het woord is een lettergreepwoord, gevormd uit de woorden hotel, restaurant en café.

     

    Huishouding

    Van een huishouding is sprake wanneer een persoon dan wel personen in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en tussen de verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat.

     

    Kamerverhuur

    Een bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

     

    Logies

    Een bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

     

    Logiesaccommodatie

    Een gebouw of gedeelte van een gebouw, die door zijn constructie en inrichting is bestemd voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden aan mensen die hun hoofdverblijf elders hebben.

     

    Openbaar toegankelijkgebied

    Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

     

    Peil

     

    • 1.

      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

     

    • 2.

      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;

       

    • 3.

      indien in of op het water wordt gebouwd het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil).

     

    Pension

    Een voor een ieder toegankelijk gebouw voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden gedurende kortere of langere periode, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf ter plaatse of elders heeft.

     

    Recreatieveovernachtingsmogelijkheid

    Een kampeermiddel, gebouw of voertuig dat wordt gebruikt, opgericht en/of verhuurd voor recreatieve overnachtingen/logies.

     

    Voorerfgebied

    Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

     

    Voorgevel

    De naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

     

    Voorgevellijn

    Een denkbeeldige lijn die langs de voorgevel (voorkant) van een woning of een gebouw ligt aan de openbare weg. Als een gebouw meer dan één gevel heeft die aan een openbare weg ligt, dan zijn al die gevels voorgevel.

     

    Wonen

    Bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouding.

     

    Woning

    Een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit meerdere ruimten die bedoeld zijn voor de bewoning door één huishouden wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan 5 personen per wooneenheid. De verschijningsvorm kan zijn vrijstaand, twee-onder-een-kap, en rijwoningen.

  • Wijze van meten

  • Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

     

    a.De goothoogte van een bijbehorendbouwwerk:

    Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

     

    b.De bouwhoogte van een bijbehorendbouwwerk:

    Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

     

    c.de oppervlakte van een bijbehorendbouwwerk:

    Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bijbehorend bouwwerk.

     

    De goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak; de bouwhoogte wordt bepaald door de hoogte van de hoge zijde van het dak.

     

    Indien bijbehorende bouwwerken van een platte afdekking worden voorzien, geldt de maximale goothoogte als maximale hoogte.

  • Onderdeel IV: Toelichting

  • Juridische positie

    Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een activiteit die strijdig is met het bestemmingsplan. In de eerste plaats door toepassing te geven aan regels in een bestemmingsplan die afwijkingen toelaten. In de tweede plaats kan de omgevingsvergunning worden verleend in de gevallen die zijn aangewezen bij Algemene Maatregel van Bestuur; de zogenaamde buitenplanse afwijking. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald (artikel 2.10 lid 2) dat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen dat in strijd is met het planologische regime gezien moet worden als een verzoek om het toepassen van het bepaalde in artikel 2.12 Wabo. In artikel 2.12, eerste lid onder a, van de Wabo worden de gevallen opgesomd waarin vergunning kan worden verleend die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Genoemd worden de afwijkingsregels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan en de gevallen aangewezen bij AMvB. In dit Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft artikel 2.7 de grondslag voor de categorieën van gevallen waarvoor ingevolge artikel 4 van bijlage II in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verstrekt. Dit wordt wel de lijst van planologische kruimelgevallen genoemd. Hierop heeft onderhavig beleid betrekking. De bevoegdheid om de vergunning in die gevallen te verstrekken wordt met deze beleidsnota ingekaderd en transparant gemaakt. Na de bekendmaking van het vastgestelde ‘planologisch afwijkingenbeleid’ als opgenomen in artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht krijgt het de status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 juncto artikel 4:81 en verder van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de onderbouwing van besluiten om een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik kunnen burgemeester en wethouders verwijzen naar deze beleidsnota. Daarmee is de afwijking voldoende gemotiveerd. De toepassing van artikel 2.12 van de Wabo blijft een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Ingevolge artikel 4:84 Awb handelt het bestuursorgaan in overeenstemming met de beleidsnota, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Van bijzondere omstandigheden is (pas) sprake, indien daarmee bij de totstandkoming van de beleidsnota geen rekening is gehouden en die daarom niet in de beleidsnota zijn verdisconteerd. Artikel 4:84 van de Awb staat er niet aan in de weg dat een de beleidsregels zelf wordt voorzien in een afwijkingsmogelijkheid, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘hardheidsclausule’, op grond waarvan in specifieke gevallen van het beleid kan worden afgeweken. In de beleidsregel is een dergelijke hardheidsclausule toegevoegd.

  • Aanvragen

    Aanvragen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld verschillende bijbehorende bouwwerken of op verschillende onderdelen en kunnen in één omgevingsvergunning tegelijk of gecombineerd worden toegepast. Aanvragen moeten voldoen aan het geen in het Bor en de daarbij behorende bijlage II is bepaald. Of vervolgens medewerking wordt verleend, is afhankelijk van de vraag of voldaan wordt aan onderhavige beleidsnota. De beleidsnota biedt niet in alle gevallen uitsluitsel. In die gevallen wordt een ad hoc afweging gemaakt.

  • Toelichting op de algemene regels

    A1 Getoetst zal worden of bijvoorbeeld de Wet geluidhinder, Wet bodemverontreiniging, Wet milieubeheer of de Flora- en faunawet, Monumentenwet 1988 van toepassing is en zo ja, of voldaan wordt aan die wet dan wel bijvoorbeeld een ontheffing kan worden verleend.

     

    A2 De aanvraag moet passen binnen bestaand beleid. Het is voorts niet gewenst mee te werken aan een verzoek dat betrekking heeft op een gebied waarvoor beleid in ontwikkeling is en wellicht de uitvoering van het beleid zal bemoeilijken.

     

    A3 Ook al lijkt een aanvraag om afwijking in het concrete geval redelijk, toch zal altijd verder worden gekeken dan het betreffende perceel. Dit voorkomt dat een ruimtelijke ontwikkeling wordt ingezet die in een groter verband als ongewenst moet worden beschouwd.

     

    A4 Het vergroten of veranderen van een functie kan leiden tot de verplichting om meer parkeergelegenheid op het eigen terrein aan te leggen (volgens de normen van de Crow). Daarbij gaat het niet alleen om het aantal maar ook om de bruikbaarheid. In het geval van bedrijven speelt ook de afwikkeling van het bevoorradingsverkeer en het parkeren door dat verkeer een rol bij de afweging.

     

    A5 Het is in bestaand bebouwd gebied acceptabel dat door een aanvraag bijv. de privacy van omwonenden wordt geraakt (normaal maatschappelijk risico). Onevenredige aantasting is evenwel aanleiding om niet mee te werken. De concrete situatie zal worden beoordeeld.

     

    A6 Bij burgemeester en wethouders kan, binnen de voorwaarden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), een verzoek om planschade worden ingediend indien een omgevingsvergunning wordt verleend voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Deze bepaling in de Beleidsnota voorziet in het doorleggen van het risico dat bijvoorbeeld aan een omwonende een tegemoetkoming in de planschade moet worden betaald naar de aanvrager. Die krijgt een voordien te ondertekenen planschadeverhaalsovereenkomst aangeboden. De overeenkomst die wordt opgesteld is afgeleid van de overeenkomst die bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt gehanteerd. In het Bor is thans ook vastgelegd dat het bepaalde in artikel 6.12, lid 2 Wro van toepassing is zodat het vaststellen van een exploitatieplan aan de orde kan zijn. In het Bro is dit uitgewerkt. Een exploitatieplan is niet nodig als vooraf een overeenkomst is gesloten met de aanvrager over het verhalen van gemeentelijke kosten. Daarvoor kan eveneens de opzet worden gebruikt zoals die voor het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt gehanteerd.

     

    • B

      Een concrete situatie kan aanleiding zijn om regels te verbinden aan de afwijking die een goede ruimtelijke ordening moet waarborgen. Bij het toelaten van horecagelegenheden in de centrumgebieden kan bijvoorbeeld uit ruimtelijk oogpunt het vastleggen van openingstijden aan de orde zijn. Of de aanvrager moet bijvoorbeeld door middel van bebording verwijzen naar een niet direct duidelijke ligging van een parkeergelegenheid.

    • C

      Artikel 4 van bijlage II van het Bor bestrijkt een grote verscheidenheid aan denkbare situaties waarin om een afwijking van het bestemmingsplan kan worden verzocht. Met dit beleid is beoogd voor de meest voor de hand liggende situaties een afwijkingsmogelijkheid te bieden in aanvulling op de mogelijkheden die vergunningsvrij en volgens het bestemmingsplan al worden geboden. Beleid is echter nooit allesomvattend. Vandaar dat deze hardheidsclausule erin voorziet dat voor specifieke bijzondere gevallen alsnog kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Wanneer van een bijzondere omstandigheden sprake is, is niet in algemene termen te beschrijven maar zal in de concrete situatie beoordeeld moeten worden.

       

      Uiteraard gelden bij toepassing van de hardheidsclausule verzwaarde motiveringseisen, waarbij onderbouwd zal moeten worden waarom er sprake is van een bijzondere situatie.

  • Toelichting op de specifieke regels

    9 afwijkend gebruik eventueel in samenhang metbouwactiviteiten

    Toelichting afwijkingsbevoegdheid logies tijdelijke werknemers:

     

    Convenant huisvestingarbeidsmigranten

    Door ondertekening van het ‘Convenant huisvesting arbeidsmigranten regio Noordkop, periode 2014 – 2019’ hebben de gemeente Hollands Kroon en diverse andere partijen zich geconformeerd aan de afspraken die in dit document zijn vastgelegd aangaande het ontwikkelen en exploiteren van logiesverblijven voor tijdelijke werknemers. Belangrijke partijen in dit document zijn LTO, uitzendbureaus, woningbouwverenigingen en huisvestingsorganisaties. In dit kader ziet de gemeente Hollands Kroon in het verzoek voor de ontwikkeling van een logiesaccommodatie graag terug op welke wijze invulling wordt gegeven aan de afspraken uit het convenant.

     

    Maatwerk

    De op basis van deze beleidsnota gegeven mogelijkheden sluiten aan op de beleidsregels zoals deze zijn geformuleerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. In deze regeling is niet voorzien in de ontwikkeling van grootschalige huisvestingslocaties. Op dit punt wil het college maatwerk bieden en treedt op dit punt graag in overleg met ontwikkelaars om in gezamenlijkheid tot een goede planvorming te komen. In deze regeling wordt tevens niet voorzien in de mogelijkheid om tijdelijke werknemers te huisvesten op recreatieterreinen of bedrijventerreinen. Conform het regionale beleid is de mogelijkheid van huisvesting van werknemers op campings of bungalowparken ongewenst en wordt dit niet toegestaan. Campings en bungalowparken zijn opgezet en bestemd voor toerisme en recreatie. De huisvesting van tijdelijke werknemers op campings en bungalowparken maakt de camping of het bungalowpark onaantrekkelijk voor toeristen. Dit geldt ook voor de zogenoemde mini-campings of boerencampings in het kader van kleinschalig kamperen bij de boer. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat er vermenging plaatsvindt tussen dergelijke recreatieve functies en het binnen de agrarische functie huisvesten van werknemers ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.

     

    Huisvesting van werknemers op bedrijventerreinen wordt in beginsel niet toegestaan. Deze zijn hier niet voor bedoeld en bestemd. Bewoning beperkt vaak de bedrijfsvoering van de bedrijven. Verder is er op bedrijventerreinen over het algemeen geen goed woon- en verblijfsklimaat. Er zijn echter uitzonderingen denkbaar. Uitgangspunt is dat op basis van concrete verzoeken beoordeeld wordt of medewerking kan worden verleend. Hiervoor wordt vervolgens een aparte planologische procedure doorlopen.

     

    Parkeren

    Voorkomen moet worden dat het parkeren ten behoeve van de logiesaccommodatie leidt tot een te kort aan parkeerplaatsen voor de omgeving. Om deze reden dient parkeren op het eigen terrein plaats te vinden. Per twee logiesplaatsen dient daarom minimaal één parkeerruimte op eigen terrein te worden gerealiseerd.

     

    Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort zal in onderling overleg worden bekeken of er andere mogelijkheden zijn.

     

    Concentratie enleefbaarheid

    Om de leefbaarheid van de woonomgeving te waarborgen moet worden voorkomen dat binnen woonwijken op een kleine afstand van elkaar twee of meer woningen of andere bebouwing in gebruik wordt genomen als logiesaccommodatie. Om een goede gebruiksdifferentiatie op dit punt te waarborgen is om deze reden de afstand van 30 meter tussen logiesaccommodaties onderling opgenomen.

     

    Toezicht

    In verband met het toezicht op de logiesfunctie dient binnen het bouwblok van het bedrijf waar logies wordt aangeboden een bedrijfswoning aanwezig te zijn. Deze woning mag niet in gebruik zijn voor logies aan tijdelijke medewerkers of ander gebruik dat afwijkt van de woonfunctie.

     

    (Brand)veiligheid

    De logiesaccommodatie wordt getoetst aan het bouwbesluit. Op basis van het bouwbesluit worden eisen gesteld aan bijvoorbeeld de brandveiligheid van de accommodatie en de oppervlakte die iedere gebruiker van de logiesaccommodatie tot zijn beschikking heeft.

     

    Met betrekking tot de (brand)veiligheid wordt de aanvraag ook getoetst door de Veiligheidsregio Noord- Holland Noord. Zij zullen naast het bouwtechnische aspect ook kijken naar de zogenaamde ‘aanrijtijden’ van de brandweer. Deze ‘aanrijtijden’ hebben betrekking op de tijd die de brandweer nodig heeft om bij een calamiteit de bebouwing te bereiken. Indien niet aan de geldende aanrijtijden kan worden voldoen zullen aanvullende eisen worden gesteld aan de (brand)veiligheid. Het plaatsen van een sprinklerinstallatie is hiervan een voorbeeld.

     

    De Veiligheidsregio zal ook kijken of de accommodatie ligt in een omgeving waar bedrijven of ander installaties zijn gevestigd die gevaar kunnen opleveren voor de gebruikers van de logiesaccommodatie ofwel de ‘externe veiligheid’.

     

    Bijlage 1. Wettekst Bijlage II artikel 4 Bor

     

    Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

     

    • 1.

      een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende

      eisen:

      • a.

        niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

      • b.

        de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

         

    • 2.

      een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • a.

        niet hoger dan 5 m, en

         

      • b.

        de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

         

    • 3.

      een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • a.

        niet hoger dan 10 m, en

         

      • b.

        de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

         

    • 4.

      een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw dan wel de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard;

       

    • 5.

      een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

       

    • 6.

      een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet1998;

       

    • 7.

      een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;

       

    • 8.

      het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;

       

    • 9.

      het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers;

       

    • 10.

      het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

       

    • 11.

      de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

       

    • 12.

      de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

       

    • 13.

      de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

       

    • 14.

      de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was;

       

    • 15.

      ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.